8 In het weekend kreeg ik echter het beleidsplan 1986-1990 onder ogen. Ik geef onmiddel lijk toe dat dat beleidsplan pas in december aan de orde komt, maar ach dat stuk is er en dan lees je daar eens wat in. Op bladzijde 11-11 van dit beleidsplan wordt onder 210.03 Par keren onder meer opgemerkt: "Wij achten een geleidelijke invoering van deze verhoging no dig om te voorkomen dat de parkeerdruk van de binnenstad wordt verschoven naar de schil- gebieden; een ontwikkeling die wij bij een abrupte tariefsverhoging voor niet onmogelijk houden." Als ik dan de voorliggende raadsbrief lees dan staat er: "Wij stellen U thans voor een verhoging van het tarief van f. 1,tot f. 1,50 ingaande 1 januari 1986." Een abrupte verhoging van twee kwartjes. Vervolgens staat er: "Door deze verhoging wordt naar onze mening vooralsnog de samenhang met de parkeertarieven' in de buitenste rand van de bin nenstad" - ik neem aan dat het college daar de schilgebieden mee bedoelt - "niet verstoord." Ik begrijp het nu allemaal niet meer, te meer daar wij naar aanleiding van de voorliggende raadsbrief besluiten over te gaan tot een verhoging van f. 1,naar f. 1,50, terwijl in het beleidsplan 1986-1990 staat dat het tarief in 1986 op f. 1,25 gesteld zou kunnen worden en met ingang van 1988 op f. 1,50. Die suggestie is ook aan de wethouder in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening gedaan en werd, ik moet zeggen met verve, van de hand gewezen. De wethouder had de hele commissie, op één lid na, achter zich. Ik kan een en ander nu niet meer rijmen. Ik wil nog een keer haarfijn uitgelegd hebben wat wij nu besluiten en wat het college nu precies wil. Mevrouw Jongedijk-WellesWij zijn bij de herwaarderingsoperatie 1985-1989 akkoord ge gaan met de nu voorliggende bezuiniging op de parkeergelden. Omdat het hier gaat om de uitwerking van een eerder door de raad genomen beslissing, is deze raadsbrief alleen in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening behandeld. Op zich is dat correct. In de ter inzage gelegde stukken is echter ook een aantal punten naar voren gebracht die geen betrekking hebben op de ruimtelijke ordening, maar die wel degelijk van invloed kunnen zijn op de tarieven en de spreiding van het parkeren. Met name de intensivering van de controle en de daarmee samenhangende terugloop van het zogenaamde zwart parkeren zijn punten die de nodige aandacht verdienen. De door de Dienst Stadsontwikkeling verrich te steekproef, waaruit blijkt dat 35% tot 45% van de parkeerders niet of te weinig betaalt, biedt wellicht enige aanknopingspunten. Het lijkt mij niet zinvol nu uitvoerig in te gaan op de overwegingen en aanbevelingen in voornoemde stukken, omdat deze nu niet ter discussie staan. Wel willen wij er bij de wethouder op aandringen door middel van bijvoorbeeld een kor te notitie te bekijken wat de mogelijkheden en moeilijkheden zijn van de ter inzage gelegde suggesties en overwegingen. Dit punt kan te zijner tijd eventueel in samenhang met de fis calisering van de parkeerboetes in de meest geëigende commissies worden besproken. Wij vinden dat erg belangrijk, omdat een aantal van mijn fractiegenoten het gevoel heeft dat met de nu voorgestelde verhoging een kritische grens is bereikt. Wij gaan akkoord met de voorgestelde verhoging, maar vinden wel dat dit punt, wanneer een en ander leidt tot ontoelaatbare druk op de naastgelegen woongebieden, opnieuw be sproken moet kunnen worden. De heer Sterk: Het voorliggende voorstel is een uitvloeisel van afspraken die in het verleden in deze raad zijn gemaakt. Ik wil even de punten ad 1 tot en met ad 4 van de raadsbrief doorlopen. Ad 1. De trendmatige verhogingen zouden gerealiseerd worden bij een niet al te strenge winter. Door de vorstperiode is er in de eerste twee periodes van 1985 f. 53.000,— minder opgebracht dan over dezelfde periode van 1984. Laten wij dus maar hopen op een zachte winter. Ad 2. De verhoging van tarieven van de dagparkeerterreinen van f. 1,tot f. 1,50 is vrij fors te noemen. De wethouder heeft in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening op een desbetreffende vraag geantwoord dat het krijgen van goedkeuring op dit tarief geen problemen zal opleveren. Ik neem aan dat het toen gegeven antwoord ook nu nog geldt. Valt er op dit moment ook iets te zeggen over de stand van zaken met betrekking tot de aanpak van de vervuilde grond op het Hoeksterend? Hoeveel parkeerplaatsen blijven er tij dens de uitvoering beschikbaar? Ad 3. Wij hebben kennis genomen van de bijstelling van het parkeertarief ten behoeve van het parkeerterrein Achter de Beurs. Het gebied Reindersbuurt/Eebuurt/Arendstuin wordt nu in het parkeerregime opgenomen. Wij gaan er vanuit dat er overleg zal plaatsvin den met en voorlichting zal worden gegeven aan de aanwonenden, opdat zij zich ter zake het te voeren beleid met betrekking tot de komende uitvoering op de hoogte kunnen stellen. Ad 4. Het hieronder gestelde spreekt voor zich. De tarieven zijn namelijk reeds per één januari 1985 verhoogd. Mijnheer de voorzitter, tijdens ons fractieberaad bleek een van de leden niet gelukkig te zijn met de in de raadsbrief gedane voorstellen, met name wat betreft de verhoging van de tarieven. Daarbij werd aangevoerd dat de opbrengst van de parkeerboetes in de toekomst misschien perspectief zou kunnen bieden. De overige fractieleden stemmen in met het voor stel van het college. 9 De heer Timmermans (weth.): Ik wil een reactie geven op de opmerkingen/vragen van de verschillende sprekers. De heer Dubbelboer heeft gezegd dat zijn fractie in hoofdlijnen akkoord is met het voorstel. Dat geldt overigens ook, als ik goed heb geluisterd, voor de andere woordvoerders. De heer Dubbelboer maakt vervolgens een opmerking over de hoogte van de verhogingen van de parkeertarieven, namelijk van f. 1,naar f. 1,50. Hij consta teert dat er wat dat betreft nogal wat strijdigheid bestaat met het beleidsplan 1986-1990 zo als dat in concept bij de raadsleden aanwezig is. Ik denk niet dat wij badinerend moeten doen over de verhoging. Het college meent dat het hier gaat om een prijsverhoging die, in relatie tot vergelijkbare stedelijke gebieden in de omgeving, niet onredelijk is. Wezenlijk voor de verhogingen is natuurlijk de vraag in hoeverre de systematiek van ons parkeerreguleringsstelsel daarmee in essentie wordt aangetast. Brengt een dergelijke verhoging het risico met zich mee dat er naar binnen toe - dus het centrum van de stad - sprake zal zijn van een verstoring van het systeem dat wij daar hebben opgebouwd? Of zal er ten gevolge van de verhoging van de tarieven van de dagparkeerterreinen van f. 1,tot f, 1,50 een onredelijke overlast, een overloop of een verlegging van de problematiek naar de schilwoongebieden plaatsvinden? Wij hebben sterk de indruk dat met deze verhoging de sa menhang ten aanzien van de andere met parkeermeters bezette delen van de binnenstad niet zal worden verstoord. Bovendien hebben wij niet de indruk dat er een duidelijke toename zal zijn van de overlast van het parkeren in de schilwoongebieden. Maar mocht er evenwel dui delijk sprake zijn van een onredelijke toename van die overlast, dan zullen wij ons opnieuw ter zake moeten beraden. Dan het punt dat er in het beleidsplan 1986-1990 wordt gesproken van een geleidelijke verhoging. Die opmerking ligt in de lijn van het herwaarderingsvoorstel zoals dat in het verleden door de raad is aangenomen. Het college heeft toch gemeend daarop terug te moe ten komen en wel om twee redenen. In de eerste plaats is een geleidelijke invoering van een verhoging, als het om dubbeltjes gaat, buitengewoon kostbaar. Het betekent dat je ieder jaar alle apparatuur moet ombouwen ten behoeve van een geringe stijging van de inkomsten. Je kunt je afvragen of dat een verstandige zaak is, zeker gelet op de zojuist genoemde om vang van de toename. In de tweede plaats - ik denk toch dat dat iets is wat de doorslag heeft gegeven bij het vaststellen van het voorstel zoals dat hier ligt - hebben wij te maken met het feit dat wij sinds dit jaar in feite als gemeente opdraaien voor de totale exploitatiete korten van de parkeergarage. Het is duidelijk dat onze parkeergarage in de huidige situatie nog niet echt concurrerend is ten opzichte van de gebieden in de directe omgeving. Dat is de reden geweest waarom wij hebben voorgesteld om niet te kiezen voor een heel kleine ver hoging. Wij hebben namelijk de indruk dat daarmee de exploitatietekorten van onze parkeer garage onevenredig hoog zullen blijven. Mevrouw Jongedijk is in eerste instantie ook akkoord gegaan met het principe van het voorliggende voorstel. Zij verwijst evenwel naar andere gegevens en met name naar het rap port Proefproject parkeerverordening Utrecht. Uit een daar gehouden onderzoek blijkt nu al dat er een grote gelijkenis is met de Leeuwarder situatie. Het is een terechte constatering dat er een grote samenhang is tussen onder meer de naleving van de parkeerverordening, de intensiteit van het niveau van controle en met name ook het opsporings- en seponerings- beleid van het Openbaar Ministerie. Ik ben ervan overtuigd dat een gericht beleid in dat opzicht invloed kan uitoefenen op de opbrengst in het kader van ons retributiestelsel met betrekking tot het parkeren. Waarom hebben wij niet nu reeds de zaak gekwantificeerd, al thans meegenomen in het herwaarderingsvoorstel? De reden daarvan is denk ik vrij duide lijk. Er bestaat nog steeds onvoldoende inzicht hoe een dergelijke geïntensiveerde controle en het opsporings- en seponeringsbeleid feitelijk financieel zullen uitwerken. Bovendien is het zo dat het zojuist door mij genoemde rapport nog niet is vastgesteld. De conclusie is dat wij gemeend hebben vooralsnog die aspecten niet in dit voorstel mee te moeten nemen. Mevrouw Jongedijk heeft de suggestie gedaan om hieraan door middel van een korte no titie aandacht te besteden. Het lijkt mij zinvol - bekeken zal moeten worden of een en ander doormiddel van een notitie of op een andere wijze moet gebeuren - deze problematiek, al thans deze vorm van aanpak van het parkeren, mee te nemen bij een nader voorstel dat in de raad aan de orde zal komen ten aanzien van de fiscalisering van de parkeerboetes. De heer Sterk heeft een aantal opmerkingen gemaakt waarvan de belangrijkste eigenlijk is dat ook hij twijfelt aan de voorgestelde verhoging. Maar ik begrijp dat hij daar achteraf welbegrip voor heeft. Ik heb al even aangegeven dat het hier gaat om een systematiek. Ons parkeerreguleringssysteem is in de eerste plaats een stedebouwkundig-planologisch systeem. Ik wil dat als volgt formuleren. Op de Nieuwestad wil eigenlijk iedereen de gehele dag par keren, omdat dat nu eenmaal het meest voor de hand ligt en het daar de meest plezierige plek is. Wij hebben in dat verband gekozen voor een systeem waarbij men op hoogwaardige plaatsen kort kan parkeren met de hoogste bijdrage. Maar hoe verder je vanaf deze plek parkeert, des te langer je kunt parkeren en des te minder je daarvoor hoeft te betalen. Het college meent echter op twee punten van deze systematiek af te moeten wijken, omdat wij de indruk hebben dat daar behoefte aan is. In de eerste plaats de situatie bij Achter de Beurs. De geweldige parkeerdruk die op dit

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 5