14 Punt 25 (bijlage nr. 337). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Notitie Ontwikkelingssamenwerking. Mevrouw De Haan-Laagland: Ik kan namens onze fractie zeggen dat wij blij zijn dat wij de Notitie Ontwikkelingssamenwerking thans in de raad kunnen vaststellen. De notitie kan wat ons betreft uitstekend dienen als basis voor het gemeentelijk beleid, al is die niet hele maal volledig. Vooral de relatie met andere beleidssectoren komt wat ons betreft niet zo dui delijk uit de verf. Deze notitie is uitvoerig bediscussieerd in de Commissie voor Welzijnsaan- gelegenheden. De raadsbrief is op grond van die discussie aangepast. Op zich zelf is dat een goede zaak, want ik kan daarom nu vrij kort zijn. In de notitie wordt duidelijk erkend dat de problematiek van de Derde Wereld iedereen aangaat en dat er op lokaal niveau mogelijkheden zijn om enerzijds mondiale vormings- en bewustwordingsactiviteiten te stimuleren en anderzijds steun te verlenen aan een project in de Derde Wereld. Die mogelijkheden om beleid te voeren moeten - daar spreekt de gemeente zich nu duidelijk voor uit - uitgewerkt en uitgevoerd worden. Voor ons is het van het grootste belang dat de op dit terrein werkende organisaties - gelukkig zijn die er in Leeu warden -, gezien hun deskundigheid ter zake, daarbij worden ingeschakeld. Ook op dit punt doet de notitie voorstellen waar wij het mee eens zijn. Voor wat betreft de financiële consequenties van het beleid gaan wij voorlopig akkoord met het voorstel om voor 1985 f. 10.000,en in het kader van nieuw beleid een stijging van het budget toe te staan, zodat in 1988 er een bedrag van f. 40.000,in de begroting is op genomen. Wij kunnen op dit moment slecht overzien wat de activiteiten en de steun voor een project zullen gaan kosten. Indien nodig komen wij daar tijdens de begrotingszitting nog op terug. Wat wij missen in de notitie is het feit dat er aan de positie van vrouwen geen extra aandacht is besteed. Het is niet zo vanzelfsprekend als wethouder Heere in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden dacht dat projecten in de Derde Wereld ten goede komen aan mannen en vrouwen. De praktijk heeft geleerd dat wij onze traditionele Westerse rolpatronen tussen mannen en vrouwen overbrengen op andere culturen. Vrouwen bij de kinderen en mannen aan het werk buitenshuis. Het is bijvoorbeeld in sommige landen gewoon dat vrou wen actief werkzaam zijn in de voedselvoorziening. Als wij daar dan machines en tractoren heenbrengen en alleen de mannen leren hoe zij daar mee om moeten gaandan betekent dat een verslechtering van de positie van vrouwen. Het is helaas nog hard nodig om er bedacht op te zijn dat mannen meer kunnen profiteren van ontwikkelingshulp dan vrouwen. Wij vin den dat onrechtvaardig. Maar bovendien is dit aspect van belang in het kader van de voor- lichtings- en bewustwordingsactiviteiten die in de notitie aan de orde zijn. Ik wijs bijvoor beeld op pagina 21 van de notitie waar, onder 1.2. Uitgangspunten voor beleid zijn onder meer, staat dat de ontwikkelingssamenwerking en de verhouding met de Derde Wereld meer systematisch onder de aandacht van de Leeuwarder bevolking gebracht dienen te worden. Daarin moet met name ook duidelijk de positie van mannen en die van vrouwen meer tot hun recht komen. Ik vind het verheugend dat ook andere fracties in de raad een eigen notitie met betrek king tot ontwikkelingssamenwerking hebben geproduceerd. Ik hoop dat de komende activi teiten op dit terrein ook op een zo breed draagvlak mogen steunen. De heer IJestra: In de inleiding van de Notitie Ontwikkelingssamenwerking is getracht het verschil aan te geven tussen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking. Het lijkt mij juist dat dat verschil eerst eens duidelijk wordt aangegeven, te meer omdat dat niet zo groot lijkt. Wij kunnen ons erin vinden dat het college in het kader van deze notitie het be grip ontwikkelingssamenwerking als uitgangspunt heeft genomen om duidelijk aan te geven dat het gelijkwaardigheid van de arme en de rijke landen vooropstelt. De Derde Wereldpro blematiek is een zaak die ons allen aangaat. Derhalve dient daaraan op lokaal niveau aan dacht te worden besteed. In de notitie wordt duidelijk aangegeven welke rol de gemeente ter zake speelt en welke adviserende, coördinerende en stimulerende taak zij wat dat betreft kan vervullen. Op blad zijde 17 van de notitie geven b. en w. aan: "Wij achten het daarom gewenst dat een vorm van "mondiale vorming" structureel in het onderwijs(beleid) wordt ingebouwd." Het college zal dienaangaande de mogelijkheden nagaan. Ons standpunt over het vredesonderwijs is be kend. Mijn fractiegenoot, de heer De Beer, heeft bij de behandeling van het preadvies inza ke de Nota van het Leeuwarder Vredesoverleg uiteengezet hoe onze visie is ten aanzien van het te voeren beleid met betrekking tot het vredesonderwijs. Onze fractie is benieuwd hoe de samenstelling zal zijn van de externe overlegcommissie. Kan de wethouder daar iets meer inzicht in geven? Onze fractie is van mening dat kundig heid van een dergelijke commissie een eerste vereiste is. Wij moeten namelijk versnippering voorkomen bij het verlenen van hulp. Om structureel bij te dragen aan de bestrijding van de armoede, moet er sprake zijn van continuïteit in de ontwikkelingsrelatie. Een langdurige 15 relatie met een ontwikkelingsland is dan ook een vereiste. Wij zijn van mening dat continuï teit in een ontwikkelingsrelatie een groot inzicht vereist in de sociaal-economische structuur van een land of streek. Een en ander vereist dus deskundigheid van de externe overlegcom missie, omdat die over beleidsontwikkelingen en -uitvoering inzake ontwikkelingssamenwer king regelmatig van gedachten gaat wisselen met de in de Derde Wereldproblematiek geïnte resseerde groepen. Op bladzijde 22 van de notitie staat onder punt 2.3.2., eerste aandachtsstreepje: "het te ondersteunen project dient bij voorkeur te zijn gesitueerd in Peru;" Kan de wethouder nog eens nader toelichten waarom dat zo concreet is gesteld? Over de financiering van het te voeren beleid nog het volgende. Hoe vindt de toetsing- plaats van de noodzaak het bedrag jaarlijks met f. 10.000,te verhogen, zodat in 1988 een bedrag van f. 40.000,ten behoeve van de ontwikkelingssamenwerking in de gemeentebe groting zal zijn opgenomen? De heer Boelens: Mevrouw De Haan heeft al gememoreerd dat er verschillende fracties zijn geweest die een nota hebben geschreven over de bewustwordingsproblematiek ontwikke lingslanden in de gemeente Leeuwarden. Je kunt je afvragen waarom dat nodig is, omdat ook in het collegeprogramma staat - in de raadsbrief wordt daar ook naar verwezen - dat b. en w. met een dergelijk voorstel zullen komen. Ik wil even de motieven noemen die voor het CDA een rol hebben gespeeld om met een dergelijke notitie te komen. De titel van die notitie luidt overigens: "Vanuit de solidariteit..." Het eerste motief betreft de solidariteit. Het CDA wil zich ervoor inzetten om de helaas nog steeds toenemende kloof tussen arme en rijke mensen, volken en gebieden te verkleinen en ziet het als een opdracht om de zwakken in de wereldsamenleving uitzicht te geven op een toekomst. Daarbij wordt gedoeld op de dikwijls zo uitzichtloze situatie van de arme be volking in de Derde Wereld. Een tweede motief is dat een wereld met zulke grote welvaartsverschillen geen veilige wereld kan zijn. In de gemeentelijke Notitie Ontwikkelingssamenwerking licht het college al toe dat het vredes- en veiligheidsbeleid afzonderlijk behandeld zal worden. Een derde motief is de vraag van de welvaartsverdeling in de wereld, want die raakt namelijk de verantwoordelijkheid van onze gehele samenleving. De bewustwording van deze wereldproblemen zal vergroot moeten worden. Uit een oogpunt dat wij steeds meer geraken tot een multiculturele samenleving achten wij het juist dat onze samenleving in ruime mate kennis kan nemen van zowel de cultuur als de economische problematiek van andere landen en volkeren. Een ander motief is dat de positie van vrouwen in Nederland en die van vrouwen in ont wikkelingslanden aanleiding kan zijn tot activiteiten op dit terrein. Dit punt is wat onderbe licht in de notitie die b. en w. hebben uitgebracht. Onderaan de mededelingenlijst voor deze raadsvergadering staat dat er een brochure Gemeenten en ontwikkelingssamenwerking ter inzage is gelegd. De wethouder heeft in de commissie al gesteld dat met het schrijven van deze notitie - dat kun je ook uit genoemde brochure halen - het wiel niet nog een keer uitgevonden hoeft te worden. Wij zijn het eens met de opmerking die is gemaakt in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden dat de noti ties van de verschillende partijen eigenlijk aanvullend ten opzichte van elkaar zijn. Je kunt hoogstens in het verhaal ergens een accent verleggen. In de brochure Gemeenten en ontwikkelingssamenwerking wordt opgemerkt dat de Ver enigde Naties zich hebben voorgenomen dat in het tweede ontwikkelingsdecennium een be hoorlijke vooruitgang zal moeten worden gemaakt met betrekking tot de bestrijding van de armoede in de wereld. Ik kom dan bij het punt van de gemeentelijke betrokkenheid in dezen. Het plan van de Verenigde Naties gaat er vanuit - die discussie heeft zich ook afgespeeld in de Kamer en speelt ook bij het ministerie - dat alle mensen van de wereld aan die bestrijding zouden moeten meewerken. Alle regeringen zouden daarvoor in hun eigen land op elk niveau de openbare meningsvorming moeten activeren. Ik wil dan nu een aantal kanttekeningen plaatsen bij de samenvatting van de geformu leerde beleidsvoornemens zoals vermeld staat op de bladzijden 21, 22 en 23 van de Notitie Ontwikkelingssamenwerking. Bladzijde 22, punt 2.3.2. Het gaat hier om de keuze van het project. Het college stelt dat het te ondersteunen project bij voorkeur dient te zijn gesitueerd in Peru. In de brochu re Gemeenten en ontwikkelingssamenwerking heb ik iets gelezen over de beoordeling en toetsing van de projecten in het kader van de subsidiëring door het ministerie. Men vindt het van belang dat de projecten aansluiten bij activiteiten die plaatselijk of regionaal plaats vinden en dat een en ander ook leeft bij de bevolking. Ik heb begrepen dat Peru in de noti tie is genoemd, omdat er wat dat betreft een project in Friesland is. Ik ben het overigens eens met de opmerking in de raadsbrief datwanneer er andere initiatieven zijn vanuit de samenleving of vanuit groepen die zich al langer met deze materie bezighouden, de project keuze opengelaten wordt. Een andere voorwaarde waar wij het mee eens zijn is dat er voldoende mogelijkheden dienen te zijn ten aanzien van de informatie-uitwisseling inzake het project.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 8