16
Wij zijn het er ook van harte mee eens dat het betreffende project gericht dient te zijn
op de armste doelgroepen en gedragen moet worden door (organisaties uit) de doelgroepen
zelf.
Ik wil ook nog even verwijzen naar de criteria die vermeld zijn in de zojuist door mij
aangehaalde brochure, want hetgeen in de samenvatting van de geformuleerde beleidsvoor
nemens staat op de bladzijden 21, 22 en 23 van de Notitie Ontwikkelingssamenwerking is
aanvullend. Ik noem de criteria met name omdat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking
eraan hecht dat de steunverlening aan projecten in de Derde Wereld voldoet aan. bepaalde
kwaliteitseisen. In overleg met diverse particuliere instanties is een aantal richtlijnen opge
steld, waarvan ik vind dat die mede gehanteerd kunnen worden bij de keuze van het pro
ject. Onder anderen wordt in de brochure gesproken over de voorkeur die wordt gegeven
aan projecten waarbij de nadruk wordt gelegd op zaken als werkgelegenheid en zelfwerk
zaamheid van de doelgroep. Ook wordt de nadruk gelegd op het betrekken bij het project
van de achterliggende oorzaken van de noodsituatie, met name om een structurele oplossing
te bewerkstelligen.
Als laatste punt wil ik noemen - de notitie gaat daar naar mijn idee maar ten dele op in -
het criterium dat het te ondersteunen project overdraagbaar en continueerbaar moet zijn. De
Notitie Ontwikkelingssamenwerking spreekt met name over de continuïteit voor wat betreft
de eventueel benodigde menskracht. Maar ik denk dat de continuïteit inzake de exploitatie
ook zeer belangrijk is en dat die ook getoetst wordt. Wanneer met het project begonnen
wordt moet de exploitatie daarvan zodanig zijn opgezet dat de continuïteit bewerkstelligd
kan worden.
Op bladzijde 22 van de Notitie Ontwikkelingssamenwerking wordt onder het tweede punt
2.3.2. iets gezegd over financiële acties onder de inwoners van de gemeente en over het ga
rant staan van de gemeente van de ten behoeve van een project aan de betreffende medefi
nancieringsorganisaties toegezegde financiële bijdrage. Hoewel de opstelling die de gemeente
hier kiest wat kwetsbaar is, kan die aan de andere kant als voorbeeld dienen - in die zin
dat de gemeente ter zake min of meer geen strakke, zakelijke eisen stelt - voor andere groe
pen en instellingen en misschien ook bedrijven. Vaak wordt bij de toekenning van subsidies
of gelden een eis van wederkerigheid gesteld. Er zijn bijvoorbeeld gemeenten die zeggen:
wij stellen een bepaald bedrag beschikbaar, maar wij vinden dat de particuliere organisaties
dat bedrag ook moeten opbrengen. Het is ook wel zo dat, wanneer het particulier initiatief
een bepaald bedrag op tafel legt, de gemeente dat verdubbelt. Maar in de voorliggende noti
tie staat de gemeente zonder meer garant voor een bepaald bedrag, ook wanneer dat niet
geheel door het particulier initiatief wordt opgebracht. Die opstelling is toe te juichen. Een
en ander heeft mede het voordeel dat de kans minder groot wordt dat de oorzaak van de
ontwikkelingsproblematiek uit het oog wordt verloren.
Op bladzijde 22 van de notitie stelt het college onder punt 2.4. dat het gewenst is dat
het aantal voorlichtings- en bewustwordingsactiviteiten in de gemeente wordt uitgebreid.
Daarbij is aan een aantal thema's te denken. In de notitie wordt gesproken van een groeps
gerichte benadering, omdat in de praktijk gebleken is dat die het meest effectief is. Ik kan
mij voorstellen dat dan ook de rol die het bedrijfsleven in de Derde Wereld zou kunnen gaan
vervullen ter discussie wordt gesteld.
Verder wordt onder punt 2.4. gesteld dat er een uitzonderingssituatie wordt gecreëerd
met betrekking tot het instellen van een fonds waar het gaat om de afhandeling van subsi
dieverzoeken in het kader van het Programma Sociaal-cultureel Werk. Ik juich dat toe voor
dit terrein, maar ik vind wel dat dat een uitzondering moet blijven. Er is geen enkel ander
beleidsterrein waar men erin slaagt om binnen de door ons afgesproken regeling een apart
fonds toegewezen te krijgen.
Dan, mevrouw De Haan heeft dat al even aangehaald, de beleidsterreinen die hierbij
worden betrokken. In de notitie wordt ingegaan op de rol binnen het sociaal-cultureel werk,
dus het beleidsterrein van het welzijn. Er wordt ook gesproken over het onderwijs. De ge
meente kan stimuleren dat er bepaalde activiteiten met betrekking tot het onderwijs ontwik
keld worden. Ik heb zojuist al genoemd dat zou kunnen worden onderzocht wat de rol van
het bedrijfsleven/het particulier initiatief zou kunnen zijn in dezen. Ik duid hierbij op de
status van de provincie Friesland als agrarische provincie. Wij hebben binnen onze gemeen
tegrenzen bedrijven die veel contacten hebben in de Derde Wereld. Ik vind het belangrijk
dat ook die groepering, er wordt hier steeds gesproken over andere groeperingen, haar in
breng zou kunnen leveren, vooral waar het gaat om de structurele verbetering van de posi
tie van een regio in de Derde Wereld. Een en ander heeft namelijk ook alles te maken met de
economische aspecten.
Ik wil ook nog wijzen op de eventuele subsidies die de gemeente kan krijgen van het Mi
nisterie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking, wanneer de projecten aan
bepaalde randvoorwaarden voldoen.
Resumerend, mijnheer de voorzitter, wij vinden dit een goede notitie die een aanzet kan
zijn tot een beleid - misschien ook een samenhangend beleid - vanuit de gemeente Leeuwar
den. Ik hoop dat over en weer ieder die op dit terrein werkzaam is hier enthousiast door zal
raken. Wij willen de solidariteit die op dit terrein nodig is benadrukken.
17
De heer Buurman: De wereldwijde opdracht van God om tot Zijn lof de aarde te ontwik
kelen en te beheren, gezien tegen de achtergrond van de grote geestelijke en materiële nood
in grote delen van de wereld, behoort de uiteindelijke drijfveer te zijn voor ontwikkelings
samenwerking. Hiermee geef ik aan op zich positief te staan ten opzichte van ontwikkelings
samenwerking. Uitwerking is een tweede. Materiële en culturele nood gaan vaak samen met
geestelijke nood. Daarom is het van belang dat het ontwikkelingswerk aansluit bij de ver
kondiging van het Evangelie. Ook in ontwikkelingssamenwerking leeft de mens niet bij brood
alleen.
Het traditionele Westerse ontwikkelingsmodel is weinig succesvol gebleken. Aan de ei
gengeaardheid van de landen uit de Derde Wereld werd te weinig aandacht geschonken.
Grootscheepse materiële giften uit het Westen stimuleren een arme bevolking niet om de han
den uit de mouwen te steken. "Het kan niet ontkend worden" - ik citeer prof. dr. P. Nijkamp
in zijn boek Naar een maatschappij zonder toekomst - "dat een ontwikkeling gebaseerd op
"self-reliance" - zelfvertrouwen - duidelijk voordelen heeft boven die gebaseerd op een au
tomatische toepassing van Westerse industrialisatie. Door uit te gaan van de eigen identiteit
van de gehele bevolking zal een veel grotere participatie in het ontwikkelingsproces bereikt
kunnen worden, ook door de arme groepen. Het streven naar ontwikkeling op eigen kracht
valt uiteraard toe te juichen." Er is een Chinees spreekwoord dat zegt: "Geeft men iemand
een vis, dan zal hij zich eenmaal voeden. Leert men hem vissen, dan zal hij zich zijn leven
lang voeden." Er schijnt een soortgelijk Afrikaans spreekwoord te bestaan dat luidt: "Als
iemand honger heeft, moet men hem geen voedsel geven, maar een schoffel." Prof. dr. J.
Douma zegt in zijn pas verschenen boek Vrede in de maatschappij, hiervan onder meer: "De
ontwikkelingslanden willen meetellen en alleen van ontwikkelingssamenwerking weten. Zelfs
de aanduiding ontwikkelingshulp ligt al gevoelig. Men wil op eigen kracht varen, in zelfver
trouwen zoals dat tegenwoordig heet. Ontwikkelingslanden laten zich niet herscheppen naar
Westers model, maar willen hun eigen sociaal en economisch patroon formuleren en uitwer
ken. Dat kan alleen maar onze waardering hebben, omdat neo-kolonialisme geen goede zaak
is. Maar het brengt wel mee dat rijke landen doorgaans geen geld ter beschikking stellen
wanneer zij zo'n sociaal-economisch patroon negatief beoordelen." Nijkamp voegt aan ontwik
kelingssamenwerking in dit verband toe in zijn door mij aangehaald werk: "Wij achten het
evenwel een groot gevaar dat een zelfvertrouwings-strategie sterk kan appelleren aan een
nationalistisch gevoel. Uit reactie zou dat zelfvertrouwen kunnen leiden tot een grote aver
sie tegen het Westen; een situatie die zich in toenemende mate blijkt voor te doen." Woorden
die mijns inziens het overdenken waard zijn.
Het onderhavige beleid is in hoofdzaak niet gebaseerd op charitatieve overwegingen. In
ontwikkelingshulp zijn nog vaak elementen van liefdadigheid te onderkennenaldus het col
lege. Het wil mij voorkomen dat hier wat neerbuigend wordt gesproken. De charitas, de
christelijke liefde tot de naaste, staat niet zo laag. "Wat neerbuigend" zei ik zo in de zin
van: ja, zo ging dat vroeger. Vroeger sprak men over barmhartigheid. Wij hebben ons ook
in deze geëmancipeerd. Wij spreken nu over een recht op een menswaardig bestaan. Op dit
laatste zal ik niet diep ingaan. Ik wil wel zeggen dat het een zaak van christelijke barmhar
tigheid blijft hulpbehoevenden de helpende hand te bieden. Het is niet alleen een zaak voor
de rijken. Vele eenvoudigen met matige inkomens brengen ongedwongen veel bijeen.
In het collegeprogramma is onder meer het volgende vastgelegd: "Mondiale bewustwor
ding, vredesopvoeding moeten als gerichte aktiviteiten worden opgenomen in zowel het on
derwijs als het werk van vormingsinstituten;" Is dat een taak van de gemeentelijke over
heid?
Vredesopvoeding wordt in een ander verband uitgewerkt, aldus de Notitie Ontwikke
lingssamenwerking, maar wordt wel opgenomen in de samenvatting van de geformuleerde be
leidsvoornemens. Vredesopvoeding als de natuurlijke tegenhanger van oorlogsopvoeding.
Wat moet het anders betekenen? Is er iemand aan te wijzen die met zijn volle verstand met
oorlogsopvoeding bezig is? De benaming vredesopvoeding is zonder meer suggestief. De
vertaling van sommigen bewijst dat. Vredesopvoeding is opvoeding tot ontwapening. Het pa
cifisme in optima forma. Indoctrinatie ten voeten uit. Wij staan er allesbehalve strijdvaardig
bij en wij kijken er naar.
De Nationale Commissie Voorlichting en Bewustwording Ontwikkelingssamenwerking
(NCO) is volgens het college bereid en in staat om de voornoemde gemeentelijke activiteiten
te ondersteunen en te begeleiden. Het zal het college niet ontgaan zijn dat de NCO in op
spraak is gekomen. Wat op nationaal niveau gaande is kan zijn uitwerking op gemeentelijk
niveau niet missen. Het begin was zo mooi. De ontwikkelingssamenwerking zou steeds meer
een nationale zaak worden. Vandaar dat een nationale commissie werd ingesteld met de echt
genoot van de toenmalige Kroonprinses als voorzitter. Nationaler kon het al niet! In de com
missie ging echter een stroming overheersen die het Nederlandse volk niet alleen bewust
wilde maken van de problemen van de Derde Wereld, maar ook van de in haar ogen enig
juiste oplossing, namelijk maatschappijhervorming naar marxistisch model. Actiegroepen die
vanuit die gedachte werkzaam waren kregen geld voor het aanstellen van een beroepskracht.
Een lid van het Koninklijk Huis als voorzitter bleek niet te handhaven. Hij kwam namelijk te-