40
en wat ons betreft te ruim. Ook het aangekondigde vervolg op de Emancipatienota 1980, in
de vorm van een hoofdstuk over onderwijs en emancipatie, geeft deze zelfde onzekerheid
omdat niet duidelijk wordt wanneer concrete voorstellen te verwachten zijn. Wat er na dat
betreffende hoofdstuk gaat komen is nog onzekerder. Bekend is alleen dat dat hoofdstuk zal
gaan over ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.
Onze fractie heeft behoefte aan meer duidelijkheid om te voorkomen dat wij over twee,
drie of vijf jaar opnieuw moeten constateren dat wij weinig opgeschoten zijn. Emancipatie'
verdient een hogere prioriteit en die zal onzes inziens moeten blijken uit een duidelijk werk
plan voor de komende jaren. Dat leidt ertoe dat wij het college het volgende willen vragen.
In de eerste plaats willen wij graag dat het hoofdstuk onderwijs en emancipatie nog in deze
raadsperiode wordt afgerond. In de tweede plaats willen wij dat binnen twee jaar daarna aan
de raad een integrale emancipatienota wordt voorgelegd. Dat wil zeggen een nota waarbij alle
terreinen van het gemeentelijk beleid - dus niet alleen ruimtelijke ordening en volkshuisves
ting, maar ook politie, volksgezondheid, enz. - worden bekeken op hun emancipatie-aspec
ten. Wij denken daarbij niet aan een omvangrijke nota met uitgebreide analyses, maar aan
een nota waarin per beleidsterrein een korte analyse wordt gegeven gevolgd door een aantal
concrete aanbevelingen en voornemens en de wijze waarop het college die denkt in te voe
ren. Er zijn inmiddels nota's van andere gemeenten en provinciale nota's, die daarbij uitste
kend tot voorbeeld kunnen strekken.
Er zal dus een soort plan van aanpak moeten komen, waarin ook is aangegeven welke
vrouwkracht en welke werkwijze nodig zijn om een en ander binnen tweeënhalfjaar te kunnen
realiseren. Daarbij is het van belang even te kijken naar wat staat op bladzijde 41 van de
evaluatienota. De suggestie die daar namelijk vanuit gaat is dat het huidige aantal uren
ambtelijke ondersteuning - dat zijn er nu 40 - een vast gegeven is. Onze fractie is van me
ning dat wij daar niet op voorhand vanuit moeten gaan. De huidige medewerksters zijn in
tussen niet alleen met beleidsvoorbereiding, maar voor een deel ook met beleidsuitvoering
belast. Het risico zit erin dat het laatste een steeds zwaarder accent gaat krijgen, waarbij ik
onder anderen denk aan de ombudsfunctie, het extern overleg, de interne voorlichtingen
aan bijdragen in het kader van het emancipatie gevoeliger maken van het apparaat.
Wij zijn bang dat die beleidsuitvoering ten koste gaat van de beleidsvoorbereiding. Zo
lang er geen integrale nota ligt is dat een hachelijke zaak, omdat je het risico loopt steeds
minder tijd over te houden voor de beleidsvoorbereiding. Onzes inziens betekent dat het vol
gende. In de eerste plaats moet er een voortdurende afbakening plaatsvinden in wat welen
niet hoort tot de taken van de emancipatie-ambtenaren. In de tweede plaats zal er waar no
dig uitbreiding van ambtelijke ondersteuning moeten plaatsvinden, hetzij tijdelijk hetzij
structureel. Bij het laatste zou je bijvoorbeeld kunnen denken aan het gebruiken van midde
len in het kader van herbezetting of uit de resturenpot.
Dan wil ik nog een opmerking maken over het functioneren va.i de Commissie voor Eman
cipatie-aangelegenheden als commissie van advies en bijstand en niet als raadsadviescommis-
sie zoals mevrouw Willemsma opmerkte. Onze fractie vindt het functioneren van deze commis
sie nogal onbevredigend. Enerzijds omdat de commissie alleen adviseert aan b. en w. en nooit
aan de raad, anderzijds vanwege het onvoldoende tot zijn recht komen van de inbreng van
het veld in de commissie. Het lijkt ons beter een scheiding aan te brengen tussen de be
stuurlijke advisering en de inbreng van het veld in de totstandkoming van het emancipatie
beleid. Dat betekent dat wij er voor willen pleiten, wanneer de evaluatie van het commissie
stelsel aan de orde is, een raadsadviescommissie voor emancipatie-aangelegenheden in te
stellen, met daarnaast een gestructureerd overleg met het emancipatieveld. Over de manier
waarop dat laatste vorm moet krijgen hebben wij op dit moment nog geen voorstellen. Ik heb
in de evaluatienota gelezen dat b. en w. daar ook over nadenken en van plan zijn om voor
stellen ter zake voor te leggen aan de commissie.
Mijn conclusie is, helaas, dat er te weinig is geèeurd en dat de voorstellen op zich on
voldoende vertrouwen geven in een actiever en vooral ook effectiever beleid. Vandaar dat
wij pleiten voor een planmatiger aanpak op basis van een hogere prioriteit voor emancipatie.
Ik wil tot slot nog reageren op het betoog van mevrouw Willemsma. Eerlijk gezegd heb ik
met stijgende verbazing naar haar verhaal zitten luisteren. Zij begon met te zeggen dat de
CDA-fractie positief staat ten opzichte van het emancipatiebeleid. Maar het hele verhaal dat
zij daarna heeft gehouden leidt er eigenlijk toe dat ik moet concluderen dat de CDA-fractie
allerminst positief staat ten opzichte van het emancipatiebeleid. Ik vraag mij eerlijk gezegd
af hoe de CDA-fractie een en ander rijmt met datgene wat in het collegeprogramma staat, dat
toch een gemeenschappelijk programma is van PvdA en CDA. In dit programma wordt heel
duidelijk uitgesproken dat emancipatie een hoge prioriteit heeft en dat wij daar ook heel
hard aan willen werken. Ik wil op dit moment niet verder ingaan op alle waarde-oordelen en
normeringen die mevrouw Willemsma heeft uitgesproken. Ik wil alleen zeggen dat ik het daar
volstrekt mee oneens ben en dat een en ander haaks staat op de doelstellingen zoals die in
de evaluatienota staan geformuleerd en die ook in de Emancipatienota 1980 staan waar het
CDA ook mee heeft ingestemd.
41
De heer Duijvendak: De PAL-fractie is blij dat de notitie met betrekking tot de evaluatie
van het emancipatiebeleid 1980-1985 thans op tafel ligt. Wij kunnen concluderen dat er ten
minste één onderdeel van het collegeprogramma wel uitgebreid geëvalueerd is. Ik hoop ech
ter voor het college dat de meeste andere beleidsterreinen beter zijn uitgevoerd dan, zoals
wij kunnen constateren, het emancipatiebeleid. Wat moeten wij constateren? Wel, wij moeten
constateren - dat doen wij niet met vreugde - dat er weinig van een integraal emancipatiebe
leid terecht is gekomen. Zelfs de Emancipatienota 1980 is slechts magertjes uitgevoerd en
niet tijdig geactualiseerd, laat staan aangescherpt. Alleen voor het aanvullende hoofdstuk
over de werkgelegenheid maken wij graag een uitzondering in ons overwegende negatieve
oordeel, zeker nu er ook f. 150.000,— wordt uitgetrokken voor een vrouwenwerkplan. Maar
dat is dan ook de enige uitzondering waar wij wat enthousiaster over zijn.
Voor het overige zijn wij teleurgesteld over het tempo waarin de voorstellen zijn ontwik
keld, over de mate waarin b. en w. meerderheidsadviezen van de emancipatiecommissie naast
zich'neer hebben gelegd en überhaupt over de emancipatiegevoeligheid van het college en
van vooral de rechtse partijen in de raad. Een voortvarend emancipatiebeleid had niet alleen
veel meer terreinen moeten bestrijken, maar had ook tot stand moeten komen in goed en
voortdurend overleg met vrouwenorganisaties en de vrouwenbeweging in onze stad.
Het falen van vijf jaar emancipatiebeleid komt eigenlijk wel zeer helder naar voren uit de
raadsbrief, waarin immers gesteld wordt dat een externe inspraakronde niet opportuun
wordt geacht. Eigenlijk zijn wij het daar helemaal mee eens, want er is immers de afgelopen
vijf jaar ook geen extern beleid gemaakt. Na vijf jaar emancipatiebeleid hoeven wij de mening
van betrokkenen niet te horen, want waarover zouden zij eigenlijk moeten praten? Het is
niet juist dat er in de raadsbrief staat dat een externe inspraakronde achterwege is gelaten,
omdat er in de evaluatienota vooral aandacht zou worden geschonken aan knelpunten in de
beleidsontwikkeling. Er wordt immers aandacht besteed aan alle inhoudelijke zaken van de
afgelopen vijf jaar. Maar daar zit voor de wereld buiten deze raad niets of, beter gezegd, in
ieder geval heel weinig bij. Zo treurig is de situatie.
Maar goed, wat zijn dan die knelpunten en hoe kunnen wij ervoor zorgen dat er in de
komende raadsperiode wel een voortvarend emancipatiebeleid kan worden gevoerd. De mees
te door ons aangedragen knelpunten zijn gelukkig door b. en w. in de notitie verwerkt, voor
een ander deel gaat het om politieke knelpunten die hier aan de orde gesteld moeten worden.
De manier waarop facetbeleid in deze gemeente vorm wordt gegeven is nog niet voldoen
de ontwikkeld. Na eindeloos duwen vanuit de emancipatiecommissie zijn er dan nu op het
terrein van de emancipatie enkele projectgroepen ingesteld. Dat is zeker een stap vooruit.
Maar nog steeds vinden wij het onjuist dat "facet"-ambtenaren in de hiërarchie binnen een
functionele afdeling worden geplaatst. Op die manier kunnen zij niet voldoende contact on
derhouden met andere afdelingen. Mevrouw Vlietstra heeft terecht geconstateerd dat op die
andere afdelingen vaak de deskundigheid op emancipatiegebied ontbreekt.
Een andere opmerking is meer van politiek organisatorisch karakter. De scheiding van
de financiële en daarmee ook de beleidsinhoudelijke kant bij de Commissie voor Welzijnsaan-
gelegenheden en de beleidsontwikkeling bij de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden
en dezelfde scheiding over twee wethouders, die ook nog van verschillende politieke kleur
zijn, werkt voor ons frustrerend voor de ontwikkeling van het emancipatiebeleid. Over de
verdeling van de subsidies - deze zaak ressorteert onder wethouder Heere - zijn veel inhou
delijke discussies gevoerd en worden er ter zake prioriteiten gesteld. Bovendien zijn er in
dat kader contacten met de vrouwenbeweging die juist ontbreken bij het functioneren van de
emancipatiecommissie. Daarnaast is het zo dat de Commissie voor Emancipatie-aangelegenhe
den voor een deel door andere mensen bemensd wordt dan die welke in de Commissie voor
Welzijnsaangelegenheden zitten.
Vandaar het voorstel van PAL - wij zijn wel voor handhaving van beide commissies; wat
ons betreft in de vorm van raadsadviescommissies - om de Commissie voor Emancipatie-aange
legenheden ook te laten adviseren over de emancipatie-activiteiten in het kader van het Pro
gramma Sociaal-cultureel Werk. Ik wil verwijzen naar de Commissie voor de Werkgelegenheid
die ook adviseert over projecten voor mensen zonder werk. Daar vindt dus ook een dubbele
advisering plaats. Wij vinden dat dat in het geval van subsidie-aanvragen op het gebied van
emancipatie ook moet gebeuren. De voorwaarde daarbij is wel dat er één wethouder komt die
zowel emancipatie als welzijn in zijn of haar portefeuille heeft. Het moet evenwel niet iemand
zijn die op de rem zit bij de financiën - dus bij de verdeling van subsidies -, maar iemand
die wel voelt voor emancipatie-ontwikkelingsbeleid doch niet zoveel mogelijkheden heeftDe
politieke kleur van de wethouder is dus van groot belang. Discussies over de hoogte van de
subsidie voor het Lesbisch Archief kunnen wij hopelijk dan de komende vier jaar met elkaar
vermijden.
Een volgend punt van mijn betoog gaat over de politiek-inhoudelijke problemen/de oor
zaken van een marginaal emancipatiebeleid. Ik constateer dat er een veel te magere emanci
patieparagraaf in het collegeprogramma is opgenomen. Wij zullen dat de komende vier jaar
beter moeten doen. Het grootste struikelblok is natuurlijk toch de politieke samenstelling
van dit college. Als ik het voorzichtig formuleer, dan zou je kunnen zeggen dat het duide-