Punt 2 (bijlage nr. 426).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Vaststellen Programma Sociaal-cultureel Werk 1986,
De heer Schade: Mijnheer de voorzitter, ik wil namens onze fractie eerst een aantal al
gemene opmerkingen maken bij dit agendapunt.
Het verheugt onze fractie dat, zoals is toegezegd bij de behandeling van de Algemene
Subsidieverordening (ASV), de datum van één maart zo soepel is toegepast. Wij steunen van
harte uw zoeken naar mogelijkheden om de ASV te wijzigen wat betreft het verschuiven van
de indieningsdatum van één maart naar één september voor het structurele gedeelte van de
subsidies alsmede voor de afkoopsommen van de buurtactiviteiten en peuterspeelzalen.
Wij hebben wel een beetje moeite met hetgeen staat op bladzijde 1-9 van het Programma
Sociaal-cultureel Werk 1986, namelijk: "Daarbij wijzen wij erop dat er (nu eenmaal) tijd no
dig is om tot een zorgvuldige afweging te komen, zowel bij de intersectorale planning in het
Beleidsplan als bij de sectorale planning in het Programma. Zeker waar het gaat om de toe
kenning van subsidies,..." Onze fractie heeft niet zozeer moeite met het feit dat de afwe
ging tijd kost, maar meer met het feit langs welke lijnen de afweging bij het college plaats
vindt om te komen tot het programma zoals dat nu voor ons ligt. Wij willen graag dat bij het
opstellen van het programma ook de lijnen waarlangs het college tot het concept is gekomen
worden vermeld, eventueel met vermelding van de prioriteiten. Onze fractie heeft toch wel
wat moeite met de afweging binnen de sectoren van het sociaal-cultureel programma. Wij
hebben het gevoel dat er in de huidige situatie een pondspondsgewijze verdeling plaats
vindt: geen accres, wel periodieke verhogingen, enz. Wij willen graag dat het college, ten
behoeve van de behandeling in onze fractie, aangeeft langs welke lijnen de intersectorale en
sectorale afwegingen hebben plaatsgevonden. Dit waren de algemene opmerkingen. Ik kom
nu bij een aantal specifieke punten.
Het Comité Vrouwen in de Bijstand. Een en ander staat vermeld in het programma op de
bladzijden 11-193/194, in de nadere standpuntbepaling op bladzijde 90 en in de raadsbrief op
bladzijde 3. Het zal, gezien ons pleidooi in de commissie, duidelijk zijn dat wij akkoord gaan
met de subsidiëring van de wekelijkse koffie-/vergaderochtenden. Wij vinden het echter on
acceptabel dat het college de eigen bijdrage van f. 1,per dag per deelneemster handhaaft.
Wij zijn het eens met het standpunt van het college met betrekking tot de eigen bijdragere
geling, zoals dat verwoord staat op de bladzijden II-2 en 11-3 van het programma. Toch wil
len wij, in tegenstelling tot het college, wat de eigen bijdrage betreft een uitzondering ma
ken voor het Comité Vrouwen in de Bijstand. In de raadsbrief schrijft het college bereid te
zijn om in overleg met de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden de vastgestelde normering
voor de eigen bijdragen nog eens nader te bezien. Vooruitlopend hierop verzoeken wij het
college in dit incidentele geval af te wijken van de algemene eigen bijdrageregeling en het
Comité Vrouwen in de Bijstand een ontheffing te verlenen voor de eigen bijdrage van f. 1,~.
Wellicht kan hier artikel 6 van de ASV met een ruime interpretatie gehanteerd worden. Maar
ik denk dat het college, als het ons standpunt deelt, inventief genoeg is om binnen de mo
gelijkheden deze ontheffing te verlenen.
Het Gastouderproject. Bladzijden 11-195/196 van het programma, bladzijde 96 van de na
dere standpuntbepaling en bladzijde 3 van de raadsbrief. In het kader van de werkverrui-
mende maatregel kan het Gastouderproject een betaalde coördinatrice voor 24 uur per week
aantrekken. In de raadsbrief staat "dat het zeer waarschijnlijk is, dat dit project in 1986 zal
kunnen beschikken over een betaalde coördinator. Het is echter reeds vanaf november
zeker dat de coördinatrice kan worden aangetrokken. Wij zijn het eens met het college dat
dit gegeven consequenties heeft voor de huisvesting. In de huidige situatie maakt het pro
ject twee ochtenden per week gebruik van de huisvesting van de Stichting Sociaal-Kultureel
Werk Leeuwarden (SSKWL). Wij zijn het van harte eens met de toezegging van het college om
met het project te zoeken naar oplossingen voor dit huisvestingsprobleem. Wij hebben hierbij
wel een vraag. Wat houdt deze toezegging in, mede in het licht gezien van de laatste zin on
der punt 4 op bladzijde 3 van de raadsbrief waarin staat dat het college het standpunt
handhaaft ten aanzien van de subsidiëring van het project. Dat standpunt houdt in de afwij
zing van de huisvestingslasten. Wordt de toezegging niet een beetje afgezwakt door dit
standpunt? Is deze laatste zin wel nodig als wij toch gaan zoeken naar oplossingen gelet op
de nieuwe situatie?
In de nadere standpuntbepaling wordt opgemerkt dat er 19 koppelingen tussen vraag-
en gastouders tot stand zijn gebracht. In verband met een juiste verslaggeving wil ik er op
wijzen dat uit bij ons binnengekomen stukken van het Gastouderproject blijkt dat er 34 kop
pelingen tot stand zijn gebracht; een stijging van bijna 100%. Ik vind dit gegeven, in het
licht van het belang van deze voorziening, toch wel de moeite van het vermelden waard.
Het COC. Bladzijde 100 van de nadere standpuntbepaling en de bladzijden 3 en 4 van de
raadsbrief. Wij zijn het eens met datgene wat er in de raadsbrief staat vermeld over de
huisvestingssubsidie, namelijk dat die slechts gold voor 1984 en 1985. Een en ander impli
ceert dat de subsidie-aanvraag de komende jaren telkenmale opnieuw getoetst moet worden
3
qua omvang en aard. Het college wijst de gevraagde activiteitensubsidie van het COC, groot
f. 2.350,— af, op de onjuiste grond dat de f. 18.000,subsidie ook voor 1986 geldt. In de
commissie hebben wij ons bezwaar daartegen duidelijk gemaakt. Een en ander heeft erin ge
resulteerd dat in de raadsbrief wordt opgemerkt dat het college niet bereid is een aanvul
lende activiteitensubsidie te verstrekken ten behoeve van het COC. Is er een eventueel aan
vullende mogelijkheid voor activiteitensubsidie in het lopende jaar, wanneer uit het nadere
overleg tussen het college en het bestuur van het COC mocht blijken dat de volgens het col
lege te verwachten ruimte in de begroting er niet is?
Stichting Danswerkplaats Leeuwarden. Bladzijde 11-144 van het programma en bladzijde
84 van de nadere standpuntbepaling. Onze fractie is van mening dat de door de Stichting
Danswerkplaats Leeuwarden aangeboden activiteiten op het terrein van de dans- en bewe
gingsexpressie nu zo langzamerhand gerealiseerd dienen te worden. Wij onderschrijven het
commentaar van het college met betrekking tot het afwijzen van de subsidie-aanvraag niet.
Sterker nog, voor ons is het commentaar, waarin wordt verwezen naar eerdere raadsuit-
spraken, eerder aanleiding om te zeggen dat er nu iets dient te worden gerealiseerd.
In de raadsbrief van 7 december 1984 inzake de subsidie-aanvraag 1984 zegt het college
dat het het eens is met de Stichting Danswerkplaats, ik citeer: "Wij zijn met de Stichting "Dans
werkplaats" van mening, dat de door deze Stichting uitgevoerde en nog uit te voeren activi
teiten aangemerkt dienen te worden als kunstzinnige vorming." Bij de behandeling van dit
punt in de raad van 19 december 1984 zegt de wethouder: "Ik heb daar een paar dagen ge
leden nog overleg over gevoerd met het bestuur van het KreativiteitscentrumDat bestuur
heeft mij toegezegd het uiterste te zullen doen om die onderbrenging, zoals wij die zien,
daar te effectueren." De wethouder zegt ook nog dat hij de opmerking bestrijdt dat wij te
gemakkelijk zeggen dat bedoelde onderbrenging wel zou kunnen. Uit deze citaten en naar
aanleiding van de behandeling in de raad van 19 augustus 1985 van de bezwaarschriften
wordt het voor ons en naar ons gevoelen ook voor de raad overduidelijk dat deze activiteiten
als kunstzinnige vorming kunnen worden aangemerkt. Alle afwijzingen van de subsidie-aan
vragen van de Stichting Danswerkplaats steunen op de grondgedachte - ik citeer het pro
gramma - dat het van gemeentewege te subsidiëren aanbod op dit terrein dient te worden
ondergebracht bij het Kreativiteitscentrum en/of het Gemeentelijk Muziekinstituut. Wij on
derschrijven overigens deze algemene argumentatie, hoewel die niet te star moet worden toe
gepast. Bovendien vinden wij dat het Kreativiteitscentrum in deze geen monopoliepositie mag
hebben. Overigens heeft de wethouder bij een eerdere behandeling ontkend dat dat het ge
val zou zijn.
Alles overziende is onze fractie van mening dat de Stichting Danswerkplaats Leeuwarden
haar activiteiten moet kunnen realiseren. Het Kreativiteitscentrum dient volgens onze fractie
zijn aanbod zo aan te bieden dat de activiteiten van de Stichting Danswerkplaats daar on
dergebracht kunnen worden. Daar eerdere pogingen het beoogde doel niet hebben bereikt,
komen wij met de volgende motie om te bereiken dat dit soort activiteiten in 1986 wel kan
worden uitgevoerd.
Motie I
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op
dinsdag, 10 december 1985,
behandelende de subsidie-aanvraag van de Stichting Danswerk
plaats Leeuwarden in het kader van het Programma Sociaal-cultu
reel Werk 1986,
overwegende dat:
- de activiteiten van de stichting als kunstzinnige vorming kunnen
worden aangemerkt;
- deze kunstzinnige vorm van dans- en bewegingsexpressie uitge
voerd dient te worden;
- dit soort activiteiten in eerste aanzet dient te worden onderge-
bracht bij het door de gemeente gesubsidieerde Kreativiteitscen
trum
draagt het college op ervoor zorg te dragen dat dit specifieke aan
bod van dans- en bewegingsexpressie alsnog bij het Kreativiteits
centrum kan worden ondergebracht."
De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenoot, de heer J.F. Janssen. (De Voorzitter:
De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.)
De Stichting Jongeren Ontmoetingscentrum Leeuwarden (JOL), de hout werkplaats,
ladzijde 132 van de nadere standpuntbepaling. In deze nadere standpuntbepaling wordt de
^ubsidie-aanvraag voor de kosten van de houtwerkmeester afgewezen. Onze fractie is het
aar niet mee eens. In maart jl. is de houtwerkplaats bij het JOL gestart. Vanaf dat moment
eeft de houtwerkplaats enige maanden materiaal voor het JOL gemaakt, zoals banken en ta-
es- In juni is begonnen, zoals ook de bedoeling was bij de opzet van de houtwerkplaats,
met het leggen van externe contacten en het werven van klanten. Een handicap daarbij was