104 ten heel goed in de gaten houden dat wij hier in twee volstrekt verschillende circuits te recht zijn gekomen, die weliswaar in de lokale sfeer raakvlakken hebben. Over die raak vlakken praat je in het driehoeksoverleg, te meer omdat beiden aanspraak hebben op de in zet van een deel van het politiekorps. En - dat maakt de zaak nog wat gecompliceerder - de burgemeester moet daarbij zitten als beheerder ook van het justitiële gedeelte van het poli tiekorps, als ik het zo even globaal mag aanduiden. Dat is het plaatje. Het is dus niet zo dat daar eens even gezegd wordt: wel, mijnheer de officier van justitie, nou moet je eens wat aan heling gaan doen en dan eens wat meer aan diefstal. Wij kunnen in het overleg natuur lijk wel praten over de verstoring van de samenleving, over de kleine criminaliteit en de vandalismebestrijding die heel dicht tegen de burger aankomt en ten aanzien waarvan je ook vanuit de lokale sfeer nog wel een inbreng kunt leveren. Ik heb met de hoofdofficier van justitie de afspraak gemaakt dat hij een keer tijdens een besloten zitting van de Commissie Openbare Orde het gesprek zal aangaan hoe nou precies de relatielijnen liggen en over een aantal zaken die in deze raad hebben gespeeld. Ik denk dat wij dan het gesprek kunnen voortzetten. Aangifte van diefstal moet wel. Het is niet juist dat processen-verbaal in de prullemand worden gegooid. Ook wanneer er geen strafvervolging volgt, omdat om de een of andere re den in het overleg tussen het Openbaar Ministerie en de politie besloten is tot seponering - dat is een zaak waar ik mij, nogmaals gezegd, buiten bevind - blijven de processen-ver baal bewaard. Het zijn zaken - ik praat nou buiten mijn eigen competentie, maar ik geef een en ander informatief door - die geregistreerd blijven, die gevoegd worden bij zaken die wel worden vervolgd en die vaak ook bij de opsporing nog wel een rol spelen, omdat, wanneer het ene feit ontdekt wordt, het niet zelden zo is dat eens even gekeken wordt of een aantal soortgelijke feiten ooit geregistreerd is. Er kan dan ook nog wel een keer een gevoegde zaak uit te voorschijn komen. Het is mij duidelijk geworden dat de heer Buurman een voorstander is van het aanpak ken, hoewel niet in letterlijke zin bedoeld, van de hondeuitwerpselen. Ik blijf van mening dat dat in de praktijk zeer moeilijk is te realiseren, omdat in ieder geval de loslopende hon den zich aan de controle onttrekken. Er gebeurt door de milieucontroleurs wel het een en ander aan, maar dit blijft een heel moeilijke zaak zolang wij honden in onze samenleving heb ben, ook in een stedelijk milieu. Wij proberen zoveel mogelijk de mensen er op te attenderen dat zij zich met hun honden in de goot althans in wat minder in het oog lopende plekken moeten begeven. Helaas volgt niet iedereen dat verzoek op. Als wij daar achteraan gaan ja gen, dan denk ik dat de scoringskans nog uitermate gering zal zijn, dat het effect niet in overeenstemming is met de moeite die je doet en het een en ander wel eens tot gevolg zou kunnen hebben - dat heb ik in eerste instantie ook gezegd - dat men er dan de voorkeur aan geeft de honden maar los te laten lopen en dat is nog veel erger. Wethouder Kessler heeft het woord. De heer Kessler (weth.): Ik zal op de gemaakte opmerkingen ingaan, hoewel niet op alle want dan wordt het een herhaling van zetten. De heer Meijerhof stelt dat optimistisch ramen voor de PvdA-fractie akkoord is, maar dat dat wel betekent dat er zo snel mogelijk informatie beschikbaar moet komen of bepaalde ramingen ook inderdaad uitkomen. Ik ben dat volledig met hem eens. Wat dat betreft hech ten wij denk ik dezelfde prioriteit aan de rekeningen en het sneller klaar zijn daarvan. De heer Meijerhof stelt vervolgens dat het middelenbeheer zorgelijk is en dat zijn inten tie juist was om te benadrukken dat wij tot prioriteitsstelling moeten overgaan. Ook dat ben ik met hem eens en dat was in feite ook de strekking van mijn betoog. Ik heb willen aange ven dat wij waarschijnlijk ook binnen de hele sector van het middelenbeheer in sterk toene mende mate tot prioriteitsstelling zullen moeten overgaan. Wethouder Miedema zal iets zeggen over de vraag in hoeverre er een reële mogelijkheid is om binnen de prioriteitsstelling een overlegplatform te creëren in het kader van de vergroting van de effectiviteit van de instel lingen. De heer Sijbesma is geschrokken van het feit dat wij binnen het kader van het perso neelsbeleid geen aandacht, althans geen systematische beleidsmatige aandacht, besteden aan het ziekteverzuim. Ik wil nog een keer uitleggen wat ik bedoeld heb. Ik heb bedoeld dat wij hierover op centraal niveau geen beleidsnota's schrijven en niet tot een centrale aanpak van het ziekteverzuim komen. Natuurlijk wordt er binnen elk dienstonderdeel wel op gelet - dat is ook de verantwoordelijkheid van elk diensthoofd - waar het ziekteverzuim meer dan nor maal is en wat daaraan kan worden gedaan. Maar een algemene beleidslijn op dit gebied heb ben wij niet. Ik heb ook al gezegd dat de reden waarom wij hier niet mee bezig zijn simpel weg is dat wij genoeg andere dingen hebben te doen. De heer Sijbesma geeft aan dat iets dergelijks in het bedrijfsleven vaak wel gebeurt; dat is inderdaad waar en die situaties ken ik ook. Het is wel goed dat wij ons realiseren dat het in het bedrijfsleven vaak om situaties gaat waarin het ziekteverzuim echt schrikbarend hoog is. Dat er dan heel specifieke projec ten voor worden opgezet kan ik mij alleszins voorstellen. Maar die situatie is in ieder geval bij onze gemeente nog niet zover. 105 Ik zou wat bagatelliserend gedaan hebben over het tempo van het jeugdwerkplan. Nou daar ben ik mij niet van bewust. De heer Sijbesma stelde ook dat wellicht leidinggevende ambtenaren van het Gewestelijk Arbeidsbureau (GAB) tegen zouden streven. Ik wil die sug gestie op dit moment ogenblikkelijk wegnemen, omdat wij juist van het GAB uiterst enthousi aste medewerking hebben gekregen. Het GAB heeft zelfs het bedrag van vier ton aangevuld met twee ton. Desalniettemin ontstaan er in het overleg met het arbeidsbureau natuurlijk al tijd problemen, niet zozeer in de zin van of iets wel of niet moet, maar meer over interpreta tiekwesties. Ik doel dan op de vraag op welke doelgroep je je moet richten en tegen welke problemen je aanloopt. Ik heb willen benadrukken dat dergelijk overleg tijd kost. Overigens is het zo dat op dit moment het eerste deel van het jeugdwerkplan gereed is. Momenteel wer ken er 17 jongeren bij de gemeente, namelijk 9 meisjes en 8 jongens. Dan het betoog van de heer Pruiksma. Wat betreft zijn opmerkingen over de rioolretri butie, de rekeningoverschotten en de risicoreserve het volgende. In 1982 heeft de raad al een besluit genomen over de rioolretributie. Deze belasting zou een structureel dekkings middel zijn. De rekeningoverschotten en de risicoreserve zullen wij incidenteel aanwenden voor het tekort op incidentele basis dat in het dekkingsplan 1986-1990 ontstaat. Volgens mij kan er dus niet echt een koppeling worden gelegd tussen aan de ene kant de rioolretributie, een structureel dekkingsmiddel, en aan de andere kant de rekeningoverschotten en de risi coreserve, incidentele dekkingsmiddelen. De heer Pruiksma heeft gevraagd wat die rekeningoverschotten dan zijn. Ik wil het ant woord daarop nog wel een keer geven: dat weten wij nog niet. De rekening 1983 komt eraan, de rekening 1984 is in bewerking. Zoals gezegd in de richting van de heer Meijerhof vinden wij ook dat de rekeningen sneller klaar moeten zijn. Wij zullen ons best daarvoor doen. Het lijkt mij een beetje te ver gaan om nu nog uitgebreid in te gaan op het rente-egali satiefonds. Wat mij betreft spreken wij daar nog een keer over in de Commissie voor de Fi nanciën De actieve geldpolitiek. Het is een hele tijd zo geweest dat de Bank voor Nederlandse Gemeenten (BNG) andere waardenormen had dan commerciële banken. Op dit moment stelt de BNG zich heel commercieel op en probeert net zo commercieel te opereren als de gewone han delsbanken. Ik wil even een willekeurig voorbeeld geven waar dat uit blijkt. Op het moment dat je geld dat bij een handelsbank staat uitgezet wilt overboeken naar een andere instantie, dan kost dat een aantal dagen. De rente die daarover berekend wordt pikt de handelsbank in. Een BNG doet dat bijvoorbeeld niet. Dat bewijst dat de BNG op dit moment toch op een andere manier bezig is te opereren dan een aantal jaren geleden. De heer Pruiksma gaat in op het principieel benaderen van de limietkwestie. Ik vind het een kwestie van politiek kiezen. Overigens kan ik mij er in vinden om dit punt nog eens een keer wat uitvoeriger in de Commissie voor de Financiën te bespreken. Maar wat mij betreft blijft het uiteindelijk een kwestie van kiezen. Ik zal op één opmerking van de heer Bijkersma ingaan, namelijk het punt van de riool retributie. Wij hadden in principe twee manieren kunnen ontwikkelen om het hele fenomeen van de rioolretributie in te voeren. Wij hadden eerst als college kunnen zeggen wat ons voorlopig standpunt was en vervolgens een uitgebreide inspraakcampagne kunnen organise ren. Wij vinden dat, als je het bedrijfsleven daarvoor uitkiest, dan ook alle andere belang hebbenden daarvoor in aanmerking komen. Na die inspraakcampagne hadden wij ter zake een definitieve beslissing kunnen nemen. Wij hebben voor de gebruikelijke procedure gekozen, namelijk als college een voorstel ontwikkelen dat - dat is ook gebeurd - wordt besproken in een openbare vergadering van de Commissie voor de Financiën. In zo'n openbare commissie vergadering hebben alle belanghebbenden de gelegenheid om hun punten naar voren te brengen, die de raadsleden in hun adviezen kunnen laten meewegen. In het geval van de ri oolretributie is dat ook heel nadrukkelijk gebeurd. Er waren tijdens de betreffende commis sievergadering delegaties van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en van de Coöperatie ve Condensfabriek Friesland (CCF) aanwezig, die hun punten uitgebreid naar voren hebben gebracht. Ik ben het principieel niet eens met de heer Bijkersma als hij stelt dat je in het belang van de werkgelegenheid alleen met het bedrijfsleven een gesprek zou moeten gaan voeren over de rioolretributie en niet tevens met bijvoorbeeld woningbouwcorporaties, kleingebrui- kers en consumentenbond. Ik vind dat je het niet kan maken om bij het invoeren van een dergelijke toch zwaarwegende belasting één belangengroep eruit te pikken en te zeggen dat wij met de anderen geen rekening houden of dat die maar op een andere manier moeten pro beren aan hun trekken te komen. Het werkgelegenheidsbelang gaat mij ook erg aan het hart, maar ik vind dat je in dit soort zaken uiteindelijk heel zuiver moet zijn. De heer Duijvendak heeft het gehad over de uitholling ,van de politiek en gezegd dat mijn antwoord wat langs de inzet van zijn betoog voorbijschoot. Dat was eerlijk gezegd ook mijn bedoeling. Ik vond zijn analyse niet erg steekhoudend. De heer Duijvendak stelde dat de uitholling van de politiek in Leeuwarden tot stand zou komen vanwege de stijl van bestu ren die wij hanteren en ook vanwege de geringe gevoeligheid voor nieuwe activiteiten. Als dat zo zou zijn zou het een typisch Leeuwarder probleem zijn, om maar eens de woorden van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 53