14
zones. De wethouder heeft tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling zelfs gezegd dat er
wat meer schot in de uitvoering daarvan moest komen en datik meen40 jaar wat dat be
treft toch wel wat lang is. Dit is nog een argument om nog een keer in de Commissie
voor Openbare Werken over de stelpost civieltechnische werken te praten.
Ik zal een paar concrete vragen stellen en wil daarop ook graag concrete antwoorden.
Wanneer krijgen wij een notitie over de invoering van de 30 km-zones? Daarbij moet ook aan
dacht worden besteed aan de mogelijkheden van subsidie van het rijk. Wanneer krijgen wij
de kostenplaatjes ter zake? Wij hoeven dan niet alleen op mondelinge toezeggingen af te
gaanmaar kunnen ook als raad beleidsmatig meedenken over de vraag hoe wij tot een rede
lijk snelle invoering van de 30 km-zones kunnen komen. Waarom wachten wij niet met de nu
aan de orde zijnde voorstellen totdat die discussie is geweest? Welke waarde hecht de wet
houder aan het door mij reeds genoemde verkeersonderzoek?
De heer Ten Hoeve: Ik zal eerst een reactie geven naar aanleiding van agendapunt 15
Beschikbaar stellen voorbereidingskrediet ten behoeve van aanleg gedeelte noordtangent. In
het verkeersstructuurplan, dat in 1978 is vastgesteld, is de noordtangent ook opgenomen.
Een groot deel van onze fractie heeft toen al bezwaren geuit tegen het opnemen van de noord
tangent in de plannen. De bezwaren richtten zich tegen landschappelijke zaken dienaangaan
de. Wij vonden uit bepaalde overwegingen dat het verkeer zich toch in hoofdzaak aan de
zuidkant van de stad zou moeten afwikkelen. Daarom wordt nu ook de zuidtangent aangelegd.
Wij weten nog niet wat daarvan aanstonds het effect zal zijn. Er speelden ook financiële mo
tieven. Bovendien waren er motieven die ervoor pleitten om niet meer van de schaarse ruimte
die wij hebben te gebruiken voor wegen.
De bezwaren die destijds bestonden tegen de noordtangent bestaan nog steeds. Daar
komt nu nog wat bij. Kort geleden - de heer Niemeijer heeft het er ook over gehad - hebben
wij besloten tot een verkeersonderzoek, waarbij tellingen zullen worden verricht. Het voor
stel dienaangaande is ons gepresenteerd met als motief dat wij op basis van dat onderzoek
verdere plannen zouden kunnen gaan maken. Wij vinden dat eerst de resultaten van dat
onderzoek bekend moeten zijn. Op basis van de tellingen kunnen wij bekijken wat wij verder,
ook beleidsmatig, zullen doen. Het is daarom voorbarig om nu al te komen met de vraag om
een krediet en om nu al te gaan meten zonder dat wij weten of wij daar werkelijk aan de
gang gaan. Nogmaals, een groot deel van onze fractie zal dit tegen dit voorstel stemmen.
Agendapunt 16 gaat over de reconstructie van het kruispunt Dammelaan-Luchtenrek-
Rengerslaan. Een aantal elementen die de heer Niemeijer heeft genoemd spreekt mij wel aan.
Ik wil graag eerst het antwoord van de wethouder wat dat betreft horen.
Mevrouw De JongWat agendapunt 15 betrefthet beschikbaar stellen van een voorbe
reidingskrediet ten behoeve van de aanleg van een gedeelte van de noordtangenthet volgen
de. Ik heb steeds tegen de aanleg van de noordtangent gestemd. Ik hoef niet alle argumen
ten dienaangaande te noemen. Het merendeel daarvan is ook al door de heer Ten Hoeve naar
voren gebracht. Wat dat betreft ondersteun ik zijn betoog. Ik zal dus tegen agendapunt 15
stemmen
Agendapunt 16 betreft de reconstructie van het kruispunt Dammelaan-Luchtenrek-
Rengerslaan. Het heeft ook mij hogelijk verbaasd dat er een krediet van 2,3 miljoen gulden
wordt gevraagd, terwijl wij nota bene nog niet eens de resultaten weten van het verkeers
onderzoek. Ik ben van mening dat wij eerst die resultaten moeten afwachten, voordat een
dergelijke investering wordt gedaan. Wij hebben de investering voor het verkeersonderzoek
toch gedaan om te kijken welke uitgaven noodzakelijk zouden zijnjuist vanwege de weinige
ruimte op de stelpost civieltechnische werken? Ik vind dat er nu sprake is van een omgekeer
de redenering en zal dan ook tegen dit voorstel stemmen.
De heer Timmermans (weth.): Ik zal eerst ingaan op agendapunt 15 met betrekking tot
het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet ten behoeve van de aanleg van een
gedeelte van de noordtangent. Een paar weken geleden heeft de raad voor wat betreft dit
onderdeel unaniem uitgesproken dat hij het beleidsplan onderschrijft. In het toen door de
raad vastgestelde beleidsplan staat dat in de komende beleidsperiode de plannen voor het
westelijke gedeelte van de noordtangent nader zullen worden uitgewerkt. Met andere woorden,
de raad heeft in feite aangegeven dat er gestart kan worden met de werkzaamheden ten be
hoeve van de aanleg van het westelijke gedeelte van de noordtangent. Het verbaast mij dan
ook dat een paar weken later plotseling grote principiële bezwaren tegen de voorgenomen
start van die werkzaamheden naar voren komen.
Wij moeten een duidelijk onderscheid maken - dat is nauwelijks tot uitdrukking gekomen
in de beschouwingen - tussen het westelijke en oostelijke deel van de noordtangent. De sug
gestie wordt gewekt dat, als wordt begonnen met de aanleg van het westelijke deel van de
noordtangent, dan automatisch het oostelijke deel daarvan moet worden aangelegd. Ik be
strijd die suggestie, want dat is helemaal niet het geval. Ik heb in de Commissie voor Open
15
bare Werken nadrukkelijk toegelicht dat het westelijke deel van de noordtangent een duide
lijk andere oplossing beoogt te bieden dan het oostelijk deel daarvan. Voor wat het westelijke
deel van de noordtangent betreft is het zo dat het verkeer uit het noordwesten van de pro
vincie dat niet in Leeuwarden zelf hoeft te zijnwanneer het naar de zuidkant of de west
kant van de stad wil, toch door de stad moet. Voor wat betreft het oostelijke deel van de
noordtangent is het zo dat het doorgaande verkeer dat niet in Leeuwarden behoeft te zijn
altijd gebruik kan maken van het dan gerealiseerde gedeelte van de westtangent, de zuid
tangent en de Anne Vondelingweg. Met andere woorden, er is een principieel verschil tussen
de oogmerken van het westelijke en het oostelijke deel van de noordtangent.
Ik wil een paar praktische argumenten noemen waarom dit raadsvoorstel is gedaan. Ik
heb al eerder gezegd dat het hier gaat om grootschalige werken. Het is nu eenmaal zo dat
de voorbereiding van dit soort werken lange tijd vergt en het lijkt zinvol om daar niet al te
laat mee te beginnen. Bovendien passen deze activiteiten goed in het uitvoeringsschema van
de landmeters van de dienst Openbare Werken. Een paar praktische argumenten dus, maar
daarom niet minder valide.
Wat dit agendapunt betreft tot slot nog het volgende. Het is niet zo dat er met het be
schikbaar stellen van het voorbereidingskrediet voor de aanleg van dit gedeelte van de
noordtangent besluitvorming plaatsvindt ten aanzien van de feitelijke aanleg van dit gedeelte.
Het college is van mening dat die besluitvorming pas kan plaatsvinden - verschillende woord
voerders hebben daar ook op gewezen - nadat er duidelijkheid is over en inzicht bestaat in
de resultaten van het nieuwe verkeersonderzoek waartoe wij recentelijk hebben besloten.
In dat kader wordt pas definitief besloten of dit gedeelte van de noordtangent wel of niet
zal worden aangelegd.
Ik kom dan nu bij agendapunt 16 met betrekking tot de reconstructie van het kruispunt
Dammelaan-Luchtenrek-RengerslaanMet name de heer Niemeijer en mevrouw De Jong zijn
op dit punt ingegaan. Ik heb in de Commissie voor Openbare Werken en tijdens de behande
ling van het beleidsplan een toelichting gegeven hoe het college denkt over de aanwending
van de stelpost civieltechnische werken. Wanneer wij in het verleden spraken over de reali
satie van infrastructurele werken dan gingen wij er automatisch vanuit dat er gebruik ge
maakt kon worden van rijkssubsidies of provinciale subsidies. De heer Niemeijer heeft daar
al een voorbeeld van gegeven en een bedrag genoemd van 1,3 miljoen voor het thans aan de
orde zijnde kruispunt. Men moet zich voorstellen dat het bedrag van 1,3 miljoen gulden
feitelijk gebaseerd was op de veronderstelling dat het rijk 50% subsidie zou verstrekken. Het
ging dus niet om een gedeeltelijke maar om een, zoals wij vanavond ook voorstellen, integrale
aanleg. Maar destijds werd er vanuit gegaan dat er 50% rijkssubsidie zou komen.
Feit is evenwel dat wij moeten constateren dat de reguliere rijkssubsidies en provinciale
subsidies voor de aanleg van dit soort werken ten gevolge van de bezuinigingen op nul zijn
gekomen. Het is dus wat zinloos om met elkaar te zitten wachten totdat er misschien ooit weer
reguliere subsidies komen van het rijk dan wel van de provincie. Een en ander is voor het
college aanleiding geweest om te zeggen dat wij weer terug moeten naar het basisprincipe
zoals dat oorspronkelijk werd toegepast ten aanzien van de stelpost civieltechnische werken,
namelijk 100% subsidie - dat was gebruikelijk - in de gemeentelijke kosten van dit soort
werken.
Vervolgens moet de vraag worden gesteld hoe wij dat principe toepassen, want wij zitten
nu namelijk in een soort overgangsfase. Er was in het verleden altijd een prioriteitsstelling
aan de hand van rijkssubsidies, die bepaalden welke werken wij in een bepaald jaar zouden
uitvoeren. Nu die rijkssubsidies wegvallen, moeten wij onze eigen prioriteiten vaststellen.
Wij hebben gezegd dat wij in dit kader een bepaalde lijn moeten hanteren, want, als wij het
hebben over infrastructurele werken, dan praten wij over tientallen miljoenen guldens. Er
is ook al eens een bedrag van 60 miljoen gulden genoemd. Ik denk dat dat een heel redelijke
schatting is van het bedrag dat is gemoeid met de uitvoering van een groot deel van de
noodzakelijke werkzaamheden. Het kan niet ontkend worden dat er over een aantal onderde
len nog gediscussieerd moet worden. Maar feit is dat een zodanig groot bedrag nimmer door
de eigen gemeentelijke begroting kan worden opgebracht. Dat betekent dus dat je zal moeten
kiezen
Wij willen als lijn voor de toekomst hanteren dat de stelpost civieltechnische werken in
eerste instantie wordt aangewend voor die activiteiten waarvoor je nooit reguliere subsidie
dan wel in een bijzonder kader subsidie van het rijk kunt krijgen. Het gaat daarbij om acti
viteiten als baggeren, terreinopmetingen en het verbeteren van kleine bruggen die uitslui
tend van lokaal belang zijn. Bovendien willen wij een deel van deze stelpost reserveren voor
de realisatie van werken waarvoor wij van het rijk in welk kader dan ook alsnog een subsidie-
bijdrage krijgen. Dit is de lijn die wij voor de toekomst hebben gekozen. Voor de heel grote
projecten, die wij nooit zelfstandig zullen kunnen financieren, zullen wij, op basis van de
verkeersprognoses die binnenkort worden bijgesteld en het plan dat daar het gevolg van is,
een totaal-programma moeten maken en aanbieden aan het rijk en de provincie met het ver
zoek om subsidie, omdat wij anders deze projecten gewoon niet kunnen realiseren. In de toe-