26 moeten voldoende garanties in het definitieve akkoord staan. De positie van het personeel mag er in ieder geval niet op achteruit gaan. Uit de raadsbrief meen ik te mogen opmaken dat die garanties inderdaad gegeven kunnen worden. Het kostenplaatje is in ieder geval niet ongunstig voor Leeuwarden, hoewel het mis schien wat gunstiger had gekund. Het tienjarig huurcontract is ook mooi meegenomen. De heer Visser: Bestuurlijk gezien heeft de schoolbegeleiding in onze gemeente een min of meer bewogen leven achter zich. Na de afwijzing eind 1983 door een meerderheid in de raad van de integratie van de SAD met het GCO, leek een ogenblikkelijke toestand gehand haafd te kunnen worden. Intussen hadden herwaarderingsmaatregelen hun schaduwen voor uit geworpen in samenhang met de derving van rijkssubsidie. Het beeld van de omvang van deze vorm van dienstverlening aan het onderwijs werd verder vertroebeld door het wetsont werp inzake regeling van de onderwijsverzorging, de WOV. Gelet op de voorgestelde mini mumnorm van 20.000 leerlingen per begeleidingsdienst, zou de Leeuwarder dienst niet voor erkenning als zelfstandige dienst in aanmerking komen. Dit beeld wordt in belangrijke mate versterkt door een bepaling dat de gemeenten geen begeleidingsdienst in stand mogen hou den ten laste van de eigen middelen. Tegen het wetsontwerp blijken legio bezwaren te zijn ingebracht. Los van mogelijke amendering van de bepaling inzake financiering van een eigen dienst en - daar wil ik graag het accent op leggen - uit oogpunt van handhaving van de on derwijsbegeleiding in onze gemeente komt het onze fractie voor dat de onderhandelingen met het GCO terecht zijn heropend. Een vergelijking met vroegere onderhandelingen leert dat de thans gestelde voorwaar den in het onderhandelingsproces een grote mate van overeenkomst hebben vertoond. Wij stellen vast dat in een betrekkelijk korte termijn een resultaat is verkregen dat wel niet voor de volle 100% beantwoordt aan de gestelde voorwaarden, doch dat naar onze mening een aanvaardbare basis is voor een verdere uitwerking van integratie. In een onderhandelings proces hebben wij ook begrip voor standpunten van een gesprekspartner die in casu in de slotfase vrijwel niet tot verdere toezeggingen heeft kunnen komen, behalve de toezegging ten aanzien van de positie van een coördinator. Aanvullend vestigen wij nog de aandacht op de behandeling van het voorstel in het Ge organiseerd Overleg. Omdat in het collegevoorstel de toezegging is gedaan dat de verdere uitwerking van het akkoord te zijner tijd aan de raad wordt voorgelegd nemen wij aan dat b. en w., voor zover mogelijk, aandacht zullen schenken aan de wensen geuit in de Commissie voor het Georganiseerd Overleg. Mijnheer de voorzitter, u hebt intussen al begrepen dat de CDA-fractie akkoord gaat met de resultaten van de onderhandelingen op hoofdlijnen, met aantekening dat nu de hele fractie uw voorstel steunt. Ik wil nog een aanvullende vraag stellen. In een van de vergaderingen van de be stuurscommissie voor de SAD is aangedrongen op een nader overleg met de schoolbesturen op grond van het feit dat er, op het moment dat de integratie een feit zal zijn, bestuurlijk gezien sprake is van een heel andere situatie. In dat verband is dus aangedrongen op nader overleg met de participerende schoolbesturen. Ik zou graag van de wethouder horen wat dit overleg aan resultaat heeft opgeleverd. De heer De Beer: In de op een na laatste vergadering van de Commissie voor het On derwijs is een aantal punten genoemd waarover meer duidelijkheid moest komen. In de daar op volgende vergadering met het bestuur van het GCO is geprobeerd hier nog iets aan te doen. De resultaten zoals weergegeven in de raadsbrief zijn voor onze fractie voldoende. Wij gaan akkoord met de hoofdlijnen en wachten belangstellend op de definitieve voorstellen. De heer De Vries (weth.De heer Visser heeft nog eens kort de hoofdlijnen aangege ven van de ontwikkeling waarin wij ons ten aanzien van de onderwijsbegeleiding bevinden. Wij staan op het punt dat er een wettelijke regeling gaat komen en weten dat het rijk mini maal 20.000 leerlingen per verzorgingsdienst vraagt. Conclusie: in Leeuwarden zal geen plaats meer zijn voor een eigenstandig functioneren van de schoolbegeleiding. Deze vraag stelling hebben wij al in een eerdere fase heel nadrukkelijk bij de beleidsambtenaren van het Ministerie van Onderwijs op tafel gelegd. Deze mededeling had ons al eerder bereikt. Er is heel nadrukkelijk gezegd dat in Friesland plaats zal zijn voor slechts één onderwijsbegelei dingsdienst. De gemeenten die tot dusverre hier niet aan meedoen en witte vlekken zijn wil men vanuit het ministerie van harte stimuleren om deze stap te doen, teneinde in onze pro vincie te komen tot een zo maximaal en optimaal mogelijk functionerende schoolbegeleidings dienst. Ik wil de voorgeschiedenis van november 1983 niet nog eens herhalen. Wij stonden toen op een snijpunt van wegen. Wij kregen van de raad de opdracht na te gaan of er nog moge lijkheden waren voor een eigen subsidietitel. Welnu, die mogelijkheid zat er niet in. Toen daarover heen kwam het punt dat de heer Visser noemde - opnieuw een taakstelling ten aan zien van de herwaardering van een kwart miljoen dat werd overgeheveld naar de schoolbe geleidingsdienst - stond ons nog maar één ding te doen namelijk te proberen alsnog te ko 27 men tot overleg tussen GCO en SAD. Dit overleg, dat vanuit het college door wethouder Heere is gevoerd, heeft in een uitstekende verstandhouding plaatsgevonden. Wij begrijpen dat de raad zich in de resultaten van de onderhandelingen kan vinden. Natuurlijk is er nog wel een aantal oneffenheden en punten waarop wij waarschijnlijk wel iets hoger hadden wil len scoren. Maar onderhandelen betekent in de praktijk ook geven en nemen, hier win je wat en daar verlies je wat. Op een gegeven moment zul je een compromis moeten sluiten om el kander te vinden. Welnu, dat is ook ten aanzien van het onderhandelingsresultaat met het GCO het geval. Het college meent - de raad heeft hem daarin gevolgd - dat de onderhandelingsresulta ten die er op dit moment liggen voldoende aanknopingspunten geven om te proberen voor één augustus a.s. deze hele zaak geknipt en genaaid te krijgen. Deze datum wordt heel ex pliciet genoemd, omdat wij dan nog aanspraak kunnen maken op een volledige subsidietitel over 1986. Het is de raad bekend hoe wij er financieel voor staan. De subsidie zal een wel kome aanvulling zijn op de aantallen tegenvallers die wij elders in onze financiering, ook op het terrein van het onderwijs, kennen. De heer Meerdink heeft gevraagd wat de positie is van de stuurgroep en of die wel vol doende grip krijgt op de situatie. Het bestuur van het GCO draagt primair de verantwoor delijkheid voor het totale beleid van de onderwijsbegeleiding in Leeuwarden. Maar daarbij is het zo dat de stuurgroep Leeuwarden, in afwijking van stuurgroepen elders, gedurende een overgangsfase van vijf jaar een belangrijk stuk invloed krijgt op de taak en de uitvoering van de onderwijsbegeleiding in onze gemeente. Wij gaan er vanuit dat het huidige niveau van de onderwijsbegeleiding in onze gemeente kan worden gecontinueerd, ook financieel ge zien. Wij hebben ten aanzien van de overgang van onze medewerkers de toezegging gedaan dat het personeelsbeleid van de gemeente Leeuwarden bepalend en richtinggevend zal zijn voor hun status. Deze garantie zullen wij binnen de mogelijkheden ten aanzien van het totale personeelsbeleid voor 100% nakomen. De positie van de directeur is een persoonsgebonden zaak geworden in afwijking van datgene wat wij graag anders hadden willen zien. Dit is een van de onderhandelingsresulta ten waarin wij eigenlijk niet aan onze trekken zijn gekomen wat betreft onze aanvankelijke opstelling. Wel is er voor in de plaats gekomen een duidelijke omschrijving van de perso- neelsgebonden situatie, van de situatie die ontstaat na het vertrek van de directeur en van de inhoudelijke taak van de coördinator. De heer Meerdink heeft ook nog gezegd dat in de definitieve afronding nagegaan moet worden op welke punten de evaluatie over vijf jaar zal plaatsvinden. Ik weet niet of dat wel zo verstandig is. De situatie over vijf jaar kan wel eens zo anders zijn dan de realiteit van dit moment dat het gewenst is om de uitgangspunten van de evaluatiebehoefte van nu op nieuw te bekijken. Het lijkt mij veel verstandiger om na verloop van vier jaar in goed over leg ook met de stuurgroep te komen tot het nadrukkelijk bepalen van de punten aan de hand waarvan op dat moment het evaluatieproces kan worden opgesteld. De heer Visser heeft nog gevraagd om een mededeling hoe deze zaak bij de schoolbestu ren is overgekomen. Wij hebben een dag of tien geleden met alle schoolbesturen in Leeuwar den om de tafel gezeten en hen volledig ingelicht omtrent de situatie rondom de onderhande lingen tussen de gemeente en het GCO. Wij rekenen er op dat alle schoolbesturen de hele begeleiding zullen controleren op basis van de afspraken die er op dit moment liggen. In die vergadering is geen enkel schoolbestuur met een verklaring gekomen dat die verwachting niet gegrond is. De heer De Beer heeft namens zijn fractie gezegd, net zoals de heren Visser en Meer dink dat hebben gedaan, dat hij zich in principe in de onderhandelingsresultaten kan vin den. De heer Meerdink: Ik ben het met de wethouder eens dat er in vijf jaar heel wat kan ge beuren maar dat wil niet zeggen dat je nu alvast niet kunt aangeven op wat voor punten - wat mij betreft zo concreet mogelijk - je na vijf jaar wilt evalueren. Als punten wil ik noe men: hoe heeft de autonome positie van de stuurgroep Leeuwarden gefunctioneerd, hoe is het om een adjunct-directeur binnen de directie of een coördinator in een dergelijke positie te hebben, enz. Dit zijn heel concrete punten die volgens mij in een definitief akkoord kun nen worden aangegeven. Ik ben het met de wethouder eens dat de uitkomst op een bepaald moment wel eens heel anders kan zijn dan je nu zou verwachten, maar dat wil niet zeggen dat je vier jaar moet wachten om de evaluatiepunten te gaan bedenken. De heer Visser: Ik ben ingenomen met de mededeling van de wethouder dat de schoolbe sturen zich bereid getoond hebben om de bestaande situatie te continueren. Er ontstaat na tuurlijk een andere situatie. Nu is er een overeenkomst met de gemeente Leeuwarden. Op het moment van integratie zal per school een begeleidingsovereenkomst met het GCO moeten worden afgesloten. Het zou kunnen zijn dat men andere voorwaarden gaat stellen. Vandaar de vraag die ik gesteld heb.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 14