zegt dat dat toch niet klopt. Ik neem aan dat wij na vier jaar wel weer een evaluatie van het
commissiestelsel zullen plegen, hoewel wij er natuurlijk voor moeten waken dat wij niet iede
re keer weer een andere koers gaan varen. Ik vind dat wij de koers die nu is uitgezet moe
ten vasthouden.
De heer Sijbesma heeft al opgemerkt dat deze herziening van het commissiestelsel het
werken in de commissies zal verzwaren en dat dat meer tijd zal kosten. Ik ben het ook met
de heer Sijbesma eens dat er zelfdiscipline van de raadsleden en commissieleden gevraagd
moet worden, zodat doublures in datgene wat naar voren wordt gebracht kunnen worden
vermeden. Als men in een openbare commissievergadering zijn standpunten uitvoerig heeft
belicht en naar voren heeft gebracht, dan moet men de discipline op kunnen brengen om de
zaken in de raad in een compactere vorm naar voren te brengen.
In het rapport Commissies: nu en dan, wordt op bladzijde 30 naar voren gebracht dat
het college externe overlegcommissies wil installeren. Ik wil op twee van die in te stellen
commissies ingaan.
Voorgesteld wordt een externe Overlegcommissie bejaardenproblematiek in te stellen. Wij
zijn het daar helemaal mee eens. Ik heb tijdens de laatste algemene beschouwingen met wet
houder Heere gesproken over het feit dat het natuurlijk niet zo moet zijn dat in de toekomst
het bejaardenbeleid alleen maar gaat over het verzorgingskarakter, want het gaat natuurlijk
om veel meer zaken. Wethouder Heere heeft toen toegezegd dat het college in algemene zin
aandacht aan het bejaardenbeleid zal besteden. Ik wil er op aandringen dat in de Overleg
commissie bejaardenproblematiek niet alleen het verzorgende karakter wordt besproken
maar ook de problemen die natuurlijk in de komende jaren op ons af komen. Mijn fractie wil
de deze gedachte nu even naar voren brengen.
Het college wil verder een externe Overlegcommissie werkgelegenheid instellen. Er zal
wat dat betreft overleg worden gevoerd met een aantal instanties over de werkgelegenheid.
De instelling van een dergelijke commissie verheugt mijn fractie bijzonder. Wij hebben name
lijk een aantal jaren geleden in de raad - wij hadden toen een andere voorzitter - deze ge
dachte ook al eens naar voren gebracht, maar die werd afgewezen met als argument dat wij
voldoende contacten hebben. Het blijkt nu dat de praktijk gewoon anders is en dat wij wel
licht niet voldoende contacten hebben, althans het college denkt dat daar verbetering in ge
bracht kan worden.
Het college reageert in de raadsbrief ook op het destijds ingediende initiatiefvoorstel
van PAL. Mijn fractie kan zich helemaal scharen achter de gedachte van het college. In het
rapport is ook uitvoerig toegelicht waarom het college denkt dat datgene wat PAL voorstelt
niet moet gebeuren. De VVD-fractie vindt dat een juiste zienswijze en wil die ondersteunen.
In de raadsbrief wordt ook nog ingegaan op de procedure van voorbereiding van raads-
behandeling van de gemeentebegroting en het gemeentelijk beleidsplan. Wij kunnen ons
daarin vinden. Wij hebben het afgelopen jaar al gezien dat een zekere stroomlijning en meer
praktisch werken naar voren zijn gekomen. Als het college op die manier doorgaat dan is dat
alleen maar in het belang van het nemen van goede beslissingen door de raad.
De heer Van der Wal: Onze fractie is bepaald niet onverdeeld gelukkig met de conclusies
van het rapport Commissies: nu en dan. Hoewel wij in het rapport steeds weer het begrip
„versterken primaat van de raad" tegenkomen, ontkomen wij niet aan de indruk dat de voor
gestelde herstructurering van het commissiestelsel in de eerste plaats voortkomt uit financi
ële, bestuurs-technische en efficiëntie argumenten. Veel commissies worden zonder meer af
geschaft zonder dat het functioneren van de afgelopen vier jaar aan een beoordeling is on
derworpen. Afschaffing gebeurt veelal op argumenten uit het bestuursapparaat zelf en niet
op argumenten uit de commissies. Een evaluatie van het huidige commissiestelsel ontbreekt
volledig in het rapport. Wij vinden dat een groot gemis.
De vraag ligt voor hoe Leeuwarden de komende vier jaar wordt bestuurd. Het gaat er
dan niet alleen om hoe je het commissiestelsel inricht, maar vooral ook hoe je de bewoners bij
het beleid en beheer betrekt. In het rapport Commissies: nu en dan, wordt hieraan op pagi
na 17 een beschouwing gewijd en wordt, terecht overigens, herhaald wat er in het college
programma voor deze beleidsperiode over staat: „Tevens zal worden nagegaan in hoeverre
door middel van experimenten beslissingen en activiteiten die te maken hebben met "beleid
en beheer" in handen gesteld kunnen worden van democratisch werkende groepen en instel
lingen onder voorwaarden vooraf en controle achteraf..." Op dezelfde pagina wordt even
eerder gezegd: een verdergaande delegatie van beslissingsbevoegdheid zou het be-
stuursprimaat van de Raad uithollen." Met andere woorden, op één pagina ontkrachten b. en
w. de participatie-gedachte die toch vrij duidelijk in het collegeprogramma is overeengeko
men. Van experimenten is de afgelopen vier jaar bij mijn weten niets gekomen. Wij hadden
verwacht dat de bestuurlijk ambtelijke werkgroep in de context van deze rapportage met
voorstellen zou komen. Niets is daar tot nu toe van gebleken. Een en ander heeft althans
onze fractie niet bereikt. De vraag is dus waar die voorstellen zijn, want wij vinden dat
punt een wezenlijk onderdeel van de hele rapportage en eigenlijk een reden om de besluit
vorming over dit raadsvoorstel uit te stellen.
Het college stelt terecht dat participatie meer is dan een inspraakrecht dat, daar zijn wij
33
gelukkig mee, overigens wordt uitgebreid. Hoewel de openbaarheid van de commissieverga
deringen sterk wordt vergroot kan dit niet onmiddellijk van de openheid van de beleidsvoor
bereiding worden gezegd. Op zich zijn wij een groot voorstander van grotere openbaarheid;
wij vinden dat een prima zaak. Wij vinden ook dat er alleen achter gesloten deuren verga
derd kan worden op basis van eenduidige regels. Wij zijn het dan ook niet eens met de regel
die in het rapport Commissies: nu en dan, op bladzijde 10, onder punt lc, is geformuleerd:
„De vergaderingen van de commissies zijn openbaar met dien verstande dat met gesloten
deuren wordt vergaderd: wanneer Burgemeester en Wethouders hebben bepaald dat een
zaak in een besloten vergadering dient te worden behandeld op grond van de overweging
dat openbaarheid niet in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering. Dit
belang wordt in ieder geval geacht afwezig te zijn, indien een eerste gedachtenontwikkeling
over een zaak door openbaarheid zou kunnen worden belemmerd;" Wij vinden deze formule
ring veel te vaag. In de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden hebben wij gevraagd
wat daar nu precies onder verstaan moet worden. Op die vraag kwam eigenlijk geen ant
woord. Er kon niet duidelijk worden gemaakt wat deze vage formulering inhoudt. Gelet op
de andere voorwaarden die ten aanzien van besloten vergaderen genoemd zijn, zijn wij van
mening dat deze formulering dan ook moet verdwijnen. Ik wil hierover de volgende motie in
dienen.
Motie I
„De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17
februari 1986,
behandelende het vaststellen van het rapport Commissies: nu en
dan, inzake de evaluatie van het commissiestelsel (bijlage nr. 72),
overwegende dat:
- het een goede zaak is dat raadsadviescommissies voortaan als re
gel in het openbaar zullen vergaderen;
- het achter gesloten deuren vergaderen tot een minimum moet wor
den beperkt;
- een voorstel hiertoe getoetst moet kunnen worden aan eenduidige
regels hieromtrent;
- in dit verband het gestelde op pagina 10 van het rapport, onder
punt lc, aan de eis van eenduidigheid niet voldoet,
besluit het gestelde op pagina 10 van het rapport, onder punt lc,
NIET vast te stellen als reden voor een commissievergadering ach
ter gesloten deuren en derhalve dit punt te schrappen."
De motie is mede-ondertekend door Jan Willem Duijvendak. (De Voorzitter: De motie is vol
doende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.)
De in het rapport op pagina 27 genoemde doelstellingen, die beknopt zijn weergegeven,
kunnen onze waardering wegdragen, met name het punt dat de gemeenteraad eerder betrok
ken moet worden bij de beleidsvoorbereiding. Wij vinden het punt van het betrekken van
burgers bij het bestuur ook belangrijk, maar daarover heb ik al iets gezegd bij mijn opmer
kingen over de participatie.
Ik wil nu wat verder ingaan op het punt dat de gemeenteraad eerder moet worden be
trokken in het proces van beleidsvoorbereiding. Een prima uitgangspunt. Het voorstel van
het college is de taak van de commissies voor advies en bijstand aan b. en w. over te dragen
aan de openbare raadsadviescommissies. De commissies voor advies aan b. en w. geven, in
het huidige stelsel, advies aan het college voordat dat een besluit, zeker in formele zin,
over een bepaald punt neemt. Dat is tot nu toe de werkwijze. Wij moeten echter maar al te
vaak constateren dat het college reeds een besluit heeft genomen voordat de commissie voor
advies aan b. en w. eraan te pas komt. Wij vinden dat een en ander in de toekomst bij de
raadsadviescommissies beter en eenduidiger geregeld behoort te zijn. Vandaar de volgende
motie.
Motie II.
„De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17
februari 1986,
behandelende de vaststelling van het rapport Commissies: nu en
dan, inzake evaluatie van het commissiestelsel (bijlage nr. 72),
overwegende dat
- een van de doeleinden van het commissiestelsel is het (eerder)
betrekken van de gemeenteraad in het proces van beleidsvoorbe
reiding (bladzijde 27, onder e.);
- de adviesfunctie aan het college van b. en w. zal worden overge
nomen door de raadsadviescommissies,
besluit dat als regel punten voor besluitvorming eerst voor advies
aan de betreffende raadsadviescommissie(s) zullen worden voorge
legd voordat het college van b. en w. daar (formeel) een besluit
over neemt.