34 De motie is mede-ondertekend door Jan Willem Duijvendak. (De Voorzitter: De motie is vol doende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) Motie II wil de huidige toestand, vertaald in het nieuwe stelsel, beter regelen, mede ge let op de intentie van het college naar aanleiding van de Reactienota. Het college zegt echter dat een garantie dienaangaande niet kan worden gegeven. Wij kunnen ons voorstellen dat niet in alle gevallen 100% garantie kan worden gegeven, maar de intentie vinden wij toch veel te zwak. Motie II heeft niet de bedoeling wantrouwen uit te spreken in wethouders of over het functioneren van wethouders en al helemaal niet om wethouders tegen elkaar - zoals de burgemeester verondersteld heeft - uit te spelen. Wij hebben motie II ingediend om juist de openheid van het bestuur en van de beleidsvoorbereiding te vergroten. In dat zelfde licht moet ook motie III worden gezien, die als volgt luidt. Motie III. „De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17 februari 1986, behandelende het vaststellen van het rapport Commissies: nu en dan, inzake de evaluatie van het commissiestelsel (bijlage nr. 72), besluit dat raadsleden de vergaderingen van het college van b. en w. als toehoorder kunnen bijwonen." De motie is mede-ondertekend door Jan Willem Duijvendak. (De Voorzitter: De motie is vol doende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) Regelmatig merken wij als fractie die niet in het college is vertegenwoordigd dat fracties die daarin wel zijn vertegen woordigd uit de eerste hand, via de wethouders, informatie krijgen. Fracties die niet in het college zijn vertegenwoordigd krijgen die informatie niet of pas veel later. Wij vinden dat vanuit democratisch oogpunt maar zeker ook vanuit een oogpunt van openheid een slechte zaak. Vandaar dat wij motie III hebben ingediend. Met het vaststellen van het rapport Commissies: nu en dan, dreigt onzes inziens de kwaliteit van het bestuur en daarmee ook het primaat van de raad achteruit te gaan. Het is nog geheel onduidelijk hoe de samengevoegde commissies gaan functioneren. Er dreigt - dat is al van meerdere kanten betoogd - overbelasting bij de commissies met een zeer omvangrijk beleidsterrein. Ik noem met name de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisves ting, de Commissie voor Openbare Werken en Milieu en de Commissie voor Welzijnsaangele- genheden. Niet alleen wordt het beleidsterrein vergroot, er komen ook veel meer stukken op de fracties af die allemaal zullen moeten worden gelezen althans worden beoordeeld. De voorbereidingstijd wordt zwaarder. Daarom pleiten wij er ook voor om meer leden per fractie in die supercommissies - ik noem ze zo maar even gemakshalve - te benoemen. Het college gaat in het rapport niet op dat punt in. Er wordt gezegd dat daarover, zoals dat altijd ge beurt, bij de installatie van de nieuwe raad overleg kan worden gevoerd. Goed, ik wil dan nu alvast gezegd hebben dat wij vinden dat met name voor de grotere commissies meerdere leden per fractie toegelaten zouden moeten worden. De overbelasting die dreigt voor de nieuwe raadsadviescommissies - andere raadsleden zijn daar ook op inge gaan - zal volgens de burgemeester in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden be streden kunnen worden door je als commissielid te beperken tot hoofdlijnen. Dat is een mooi streven, waar wij het op zich ook volledig mee eens zijn. Maar inspraak leidt ertoe dat bur gers voor hun belangen opkomen. Het gaat dan vaak niet over hoofdlijnen, maar meestal over detailkwesties die voor de burger van wezenlijk belang zijn. Het is dan ook zeer te recht dat die detailkwesties naar voren worden gebracht. Nu kun je wel afspreken dat je in de commissievergadering gaat praten over hoofdlijnen, maar dat houdt dan tevens in dat het commissielid op de detailpunten die via de inspraak ingebracht worden niet zou moeten rea geren. Dat kan nooit de bedoeling zijn van de uitbreiding van het inspraakrecht. Wij zouden dan namelijk hetgeen wij aan de ene kant geven aan de andere kant terugnemen. Een com missievergadering heeft behalve een adviesfunctie toch ook een belangrijke functie wat be treft de informatie-uitwisseling over een bepaald punt. De overbelasting dreigt met name voor de kleinere fracties. Het college stelt - daar zijn wij het op zich mee eens - dat alle fracties in alle raadsadviescommissies vertegenwoordigd moeten zijn. Dat is mooi, maar he laas fysiek onmogelijk. Het is voor de kleinste fracties nu al onmogelijk om alle raadsadvies commissies te bezoeken, ook al omdat de commissies vaak op dezelfde tijd vergaderen. Wij hebben daarom in mei 1985 een voorstel ingediend om de mogelijkheid te scheppen dat raadsleden in commissies kunnen worden vervangen door niet-raadsleden. B. en w. zijn in het rapport op dit voorstel ingegaan. Zij komen tot de conclusie dat zij tegen het voorstel zijn. De behoefte zal minder worden, doordat er minder commissies komen. In absolute zin is dat misschien wel waar, maar in de praktijk komen er voor de kleinere fracties alleen maar meer commissies. Tot nu toe is het zo dat kleine fracties maar in beperkte mate in de raads adviescommissies zijn vertegenwoordigd, wat ook geldt voor de minder kleine fracties als de onze. Nu worden de taken van de adviescommissies, waar de kleine fracties niet in zitten, overgeheveld naar de raadsadviescommissies. Daar komen er meer van, zodat er voor de kleine fracties eerder meer dan minder commissies komen. Dat argument van het college gaat dus niet op. 35 Er zou wat dit punt betreft ook strijd zijn met de representatieve democratie. Er zou een te grote invloed van kleinere fracties ontstaan, waardoor de verkiezingsuitslag gecorri geerd zou worden. Wij vinden dit argument niet geldig. In de eerste plaats besluit een com missie nergens toe. Dat gebeurt alleen in enkele zeer beperkte gevallen - ik doel dan op een commissie met beheerstaken -, maar daar zou je dan een speciale regeling voor kunnen tref fen. De commissies adviseren. Ik heb al eerder gezegd dat de commissies vooral van belang zijn voor een vroegtijdige informatie-uitwisseling. Van een corrigeren van een verkiezings uitslag kan dan ook geen sprake zijn, want alleen de raad neemt besluiten. En de raad is samengesteld op basis van de verkiezingsuitslag. B. en w. stellen aan de ene kant dat alle fracties in alle raadsadviescommissies vertegen woordigd moeten zijn, maar maken dat aan de andere kant „fysiek onmogelijk". Daarmee wordt dit op zich prachtige democratisch streven onmiddellijk onderuit gehaald, terwijl wel van iedere fractie en ieder raadslid wordt verwacht dat zij een gefundeerd oordeel vellen over elk punt dat op de raadsagenda verschijnt. Het argument van eed en belofte lijkt ons geen punt. In andere zowel grotere als kleine re gemeenten is dit punt ook behandeld en als oplosbaar beschouwd. Ook dat kan dus geen argument zijn om ons voorstel af te wijzen. Ik dien dan ook de volgende motie in, die iets afwijkt van het voorstel dat wij in mei 1985 hebben ingediend. Dat voorstel ging uit van een proef van twee jaar in deze beleids planperiode en met de huidige raadssamenstelling. De getallen zijn niet meer in de motie ge noemd, omdat wij immers niet weten hoe de raad er na de verkiezingen uit zal zien. Motie IV. „De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17 februari 1986, behandelende het vaststellen van het rapport Commissies: nu en dan, inzake de evaluatie van het commissiestelsel (bijlage nr. 72), gelezen het voorstel van de PAL-fractie d.d. 7 mei 1985, overwegende dat - na de voorgestelde reorganisatie van het commissiestelsel de ta ken van de raadsadviescommissies belangrijk zwaarder worden; - iedere fractie recht krijgt op tenminste één plaats in elke raads- adviescommissie - het met name voor de kleinere fracties praktisch onmogelijk wordt alle commissievergaderingen voor te bereiden en bij te wonen; - anderzijds er wel van ieder raadslid of fractie verwacht wordt dat er voor ieder voorstel dat de raad bereikt goed gefundeerde standpunten worden ingenomen onder meer op basis van optimale informatie-uitwisseling in de commissies, besluit I gedurende een periode van twee jaar bij wijze van proef de mo gelijkheid te scheppen voor fracties ook niet-raadsleden aan de raad te kunnen voorstellen ter benoeming als lid van een raads- adviescommissie en hierbij de volgende uitgangspunten te laten gelden atot lid van een raadsadviescommissie kunnenop voordracht van een fractie, ook personen worden benoemd die niet te vens raadslid zijn; b. per fractie wordt een nader te bepalen maximum gesteld aan het aantal commissieleden dat geen raadslid is; ctot lid van een raadsadviescommissie kunnen alleen personen worden benoemd wier namen voorkomen op de geldig ver klaarde lijst van kandidaten voor de laatst gehouden verkie zingen voor de gemeenteraad; d. deze regeling heeft geen verplichtend karakter. II. het college van b. en w. op te dragen dit besluit op korte ter mijn nader uit te werken in een voorstel aan de raad." De motie is mede-ondertekend door Jan Willem Duijvendak. (De Voorzitter: De motie is vol doende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) Ik wil er nog op wijzen dat, al zou het een keer voorkomen dat door ziekte of andere omstandigheden een raadsadviescommissie niet representatief is voor de samenstelling van de gemeenteraad - dat komt in het huidige stelsel ook voor; als bijvoorbeeld drie leden van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, tevens lid zijnde van de PvdA-raadsfractieniet op een commissievergadering komen dan liggen de verhoudingen daar ook totaal anders -, dat geen enkel probleem is. Het advies - dat hebben wij ook in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden besproken - wordt dan gewoon gewogen voor de raad. Daarmee wordt te vens de invloed die niet-raadsleden op de besluitvorming zouden hebben enorm beperkt of zelfs uitgebannen. Wij leggen dan ook vooral de nadruk op de informatie-uitwisseling, twee richtingsverkeer dus.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 18