18
De heer Schade heeft met betrekking tot het Grafisch Atelier gevraagd wat er nu kan
vervallen in de betreffende tekst in de Nadere Standpuntbepaling. In de Nadere Standpunt
bepaling, bladzijde 30, kan het gedeelte vervallen dat begint met „In de Nota Kunstbeleid
hebben wij op pagina 10.. en eindigt met „...een primaire verantwoordelijkheid is voor de
kunstenaar." Dit gedeelte is in feite vervangen door de toezeggingen die wij in de raads-
brief hebben gedaan.
Blijft over het andere punt dat de heer Schade heeft gesignaleerd namelijk het meer ef
fectief gebruiken van de aanwezige middelen. Ook ten aanzien daarvan heeft het college in
de raadsbrief en in de Nadere Standpuntbepaling nadrukkelijk aangegeven van plan te zijn
grote druk uit te oefenen op de besturen van de twee hier aan de orde zijnde instituten. Wij
zullen dat zeker op korte termijn doen en ik hoop op heel korte termijn het resultaat daar
van aan de raad te kunnen melden.
Dan nu Echo. De klanken versterven zo langzamerhand wat, hoewel er in de raad toch
weer even aandacht aan is besteed. Ik ga niet in op de vraag of het terecht is dat Echo zich
zelf heeft opgeheven, want dat lijkt mij een taak voor een dergelijk autonoom instituut zelf.
Wij zijn tot voor kort in gesprek geweest met Echo over onderbrenging in de Westerkerk dan
wel aanhaking bij c.q. onderbrenging in De Harmonie. Het was een heel serieus opgezet ge
sprek/overleg, waarbij ook wethouder Timmermans was betrokken en ambtelijke medewerkers
en het bestuur van De Harmonie hun medewerking hebben verleend. Dat gesprek was in
volle gang. Op een gegeven moment moest ik in de krant lezen dat in ieder geval het dage
lijks bestuur het niet meer zag zitten en ermee ophield. Later heb ik opnieuw uit de krant
kunnen vernemen dat die activiteit van het dagelijks bestuur heeft geleid tot het geheel li
quideren van de Stichting Echo. Ik zie een bericht daarover in mijn richting nog steeds met
veel belangstelling tegemoet. Ik neem aan dat mij dat nog wel zal bereiken. In ieder geval
heeft er overleg plaatsgehad over twee mogelijkheden.
In de eerste plaats onderbrenging in de Westerkerk. Daarvoor hadden wij in financieel
opzicht steun nodig van provincie en rijk, omdat aan de orde was een investering van onge
veer 4,5 miljoen gulden. Het is bekend dat wij maar één miljoen ter beschikking hebben, dat
is nogal wat minder. Bovendien was door het bestuur van Echo op een presenteerblaadje,
zoals de heer Duijvendak dat zo beeldend uitdrukte, een exploitatievoorstel gedaan dat sloot
op een exploitatietekort van ongeveer vier ton, terwijl iedereen wist, ook het bestuur van
Echo, dat wij slechts konden beschikken over 265.000,Nou kan men achteraf wel zeggen
dat deze raad het verkeerd heeft gedaan en dat die nooit zo had mogen bezuinigen. Maar dit
college gaat er altijd vanuit dat deze raad, ook als PAL tegen is, voorstellen aanneemt die
juist zijn. En als dat eenmaal zo is gebeurd dan voelen wij ons geroepen die voorstellen loy
aal uit te voeren. Met andere woorden, die opdracht kon op die wijze niet worden ingevuld;
dat hebben wij dan ook gezegd. Nochtans hebben wij een poging gedaan bij rijk en provincie
om alsnog hogere subsidies te krijgen. Maar dit soort dingen is niet binnen een week afge
handeld, want daar moet aan gewerkt worden en dat kost enige tijd. Het bestuur van Echo
had daar kennelijk niet voldoende tijd meer voor over.
De tweede mogelijkheid die wij onder de loep hebben genomen was aanhaking bij/onder
brenging in De Harmonie en dan tegelijkertijd deze accommodatie uitbreiden en verbeteren
met behulp van de aanwezige en eventueel nog uit te breiden middelen. Het ging daarbij om
een bedrag van ongeveer miljoen gulden. Het bestuur van De Harmonie was daar overi
gens graag voor in, met name betrekking tot de vraag - dat zeg ik in de richting van de
heer Schade - of de mogelijkheid van uitbreiding/aanvulling van dat bestuur eventueel aan
de orde zou kunnen komen. Men is daar heel positief op ingegaan. Ook over die mogelijkheid
was de discussie nog in volle gang en zou waarschijnlijk ook wel tot resultaat hebben geleid,
ware het niet dat.maar dan val ik in herhaling.
Ik betreur het dat de zaak is gelopen zoals die is gelopen. Maar om nu te stellen dat wij
opzettelijk, want die benadering heeft de heer Duijvendak toch gekozen, de zaak hebben
getraineerd en eigenlijk nooit heel serieus hebben gewild dat dit soort initiatieven van de
grond kwam, wordt door de feiten gelogenstraft. Ik beweer dan ook nog maar eens, in wiens
richting dan ook, dat het in ieder geval nooit onze bedoeling is geweest om het zo te doen.
Maar hoe nu verder? Of anders gezegd: is er nog leven na de dood? In de stukken heeft
men kunnen lezen dat het college verklaart de middelen die nu ter beschikking zijn voor dit
onderdeel van de sector, dus de niet-traditionele kunstbeoefening, te willen blijven reser
veren. Dat zal er dan wel op neerkomen dat er geen integrale eenmalige grootschalige voor
ziening zal komen, maar dat afzonderlijke, waardevolle en ook geld kostende initiatieven zul
len worden opgepakt, zoals dat overigens ook al is gebeurd op een aantal onderdelen. Ik
herinner aan de popbunker, het Filmhuis, enz. Daar zullen wij mee doorgaan. Als er nog
andere initiatieven komen dan wel door ons gestimuleerd kunnen worden, dan zullen wij ze
ker niet nalaten om daar positief op in te haken. Daar is het geld voor bedoeld en dat zal
daar ook voor gebruikt worden.
De heer Schade heeft een vraag gesteld waarvan ik niet weet of ik die goed begrepen
heb. Ik zal even zeggen hoe ik die voorlopig heb begrepen. Is het ook verstandig om het
egalisatiefonds bij de vraag van: Harmoniebestuur wat wil je nu als „wapen" te gebruiken
als onderhandelingsmiddel. Als de heer Schade zijn vraag anders bedoeld heeft dan hoor ik
19
dat straks wel van hem. Maar als hij de vraag bedoeld heeft zoals ik nu heb geformuleerd,
dan ben ik het daar niet mee eens, want dat lijkt mij geen goede methodiek.
De opmerking van de heer Schade dat het college voorstellen van zijn fractie kan ver
wachten met betrekking tot de verhoging van de storting in het fonds voor beeldende kunst
klinkt mij uiteraard als muziek in de oren. Ik wacht die voorstellen met erg veel belangstel
ling af.
Dan het voorstel van de percentageregeling. Hier en daar wordt gesproken over de 1%-
regeling. Wij hebben met opzet geen bedrag genoemd, maar gesproken over een percentage
regeling. De concrete inhoud daarvan, zowel naar omvang als naar aard van gebruik en
procedures, zullen wij de raad binnenkort ter goedkeuring voorleggen.
Er is nog gezegd dat het rapport Klein en Krap moet worden betrokken bij de kwestie
ten aanzien van de ateliervoorzieningen. Wij hebben in die richting al een suggestie gedaan,
namelijk door het gebied Schoolstraat te noemen. De heer Duijvendak sluit daarbij aan, al
thans wat het gebied betreftdoor te vragen of dat ook in de sfeer van de woonschepen
kan. Ik ben eigenlijk wel in voor de suggestie van de heer Duijvendak, want dat is best een
leuke gedachte. Maar of dat mag weet ik niet; misschien wil wethouder Miedema dat nog eens
uit de doeken doen. Het lijkt mij best een leuke gedachte dat je in een groot ruim van een
schip waarin je woont ook een ateliervoorziening aanbrengt. Erg veel dieper heb ik hier niet
over nagedacht.
De heer Schade heeft gezegd - de heer IJestra is daar ook op ingegaan - dat wij bij het
inschakelen van kunstenaars ten aanzien van onder andere het ontwikkelen van plannen
voor de woonomgeving niet alleen moeten denken aan kunstenaars in het kader van de Beel
dende Kunstenaarsregeling (BÉR)Ik vind dat een heel belangrijk punt en ook juist. Uit de
stukken blijkt volgens mij ook niet dat wij die bedoeling hebben. Wij schrijven zelfs dat wij
geen onderscheid maken bij het toekennen van opdrachten of het ter beschikking stellen van
fondsen tussen de ene of de andere categorie. Wij kijken naar de kwaliteit van dat wat gele
verd wordt en de wensen die wij hebben ten aanzien van het object waar het in dit geval om
gaat. Uit de afgelopen praktijk is ook wel gebleken dat dat zo is.
Ik breng in dit verband ook nog even de brief van mevrouw Fokma aan de orde. Ik wil
eerst opmerken dat ik waardering heb voor de manier waarop mevrouw Fokma haar woordje
doet in de commissie en de wijze waarop zij haar bedoelingen op papier zet met betrekking
tot het bevorderen van de belangen van de kunstenaars op de vrije markt. Als zij een en
ander dan relateert aan de hoeveelheid woorden die wij in het stuk besteden ten opzichte
van de ene en de andere categorie, dan moet ik er toch op wijzen dat dat geen goede verge
lijking is. Wij schrijven met name zoveel over de BKR, omdat dat een regeling is die onder
verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur valt en waar de laatste tijd nogal wat om te
doen is geweest. Daarom gaan wij er ook uitvoerig op in. Het gaat niet om een kwaliteitsoor
deel over het werk van de vrije kunstenaar, maar het is het ingaan op een concrete taak die
de gemeente nu eenmaal heeft.
De heer IJestra heeft gevraagd naar de aankopen uit het fonds en of Het Princessehof
ook de vrije markt opgaat. Dat is het geval. Wij kiezen bij het aankopen van beeldende
kunst vooral die stukken die passen in onze moderne verzameling. Als er op een gegeven
moment een stuk vrijkomt dan kopen wij dat aan op grond van de merites die dat stuk heeft.
Of het stuk nu op de vrije markt of elders te koop is zal ons dan een zorg zijn. Wij hebben
nog zeer onlangs - zoals u hebt kunnen lezen - een schilderij gekocht van het Aytta Gods
huis in Swichum, omdat dat zowel historisch als anderszins keurig in onze verzameling past.
Zo kijken wij elke keer naar de markt en zien wat daar te koop is. Overigens worden wij wat
dat betreft geadviseerd door een zeer deskundige commissie, want het college wordt geacht
daar niet zonder meer en uitsluitend over te beslissen.
De heer Boelens heeft een vrij uitvoerig betoog gehouden over uitgangspunten, criteria,
enz. dat er uiteindelijk toe leidt dat hij vindt dat wij wat andere prioriteiten moeten stellen
en daarvoor criteria moeten ontwikkelen. Ik ben daar al wat op ingegaan door te zeggen dat
dat eigenlijk op een ander moment zou moeten. Maar wij zullen uiteraard wel degelijk reke
ning houden met de opmerkingen van de heer Boelens.
De heer Boelens heeft mij overigens wat in verwarring gebracht toen hij zei dat je bij
concerten het profijtbeginsel zou moeten toepassen. Ik dacht toen: is hij nu ineens voor in
komensafhankelijke tarieven? Maar toen de zaak van het Gemeentelijk Muziekinstituut ter
sprake kwam bespeurde ik toch een iets andere tendens: de achterdeur van de Hoge Raad is
wel legaal, maar de heer Boelens vindt die kennelijk toch minder mooi dan de voordeur. Ook
ten aanzien hiervan moet ik opmerken dat de raad heeft beslist om het zo te doen. In het
stuk waarover ik zoéven sprak zullen wij de merites van dit systeem op een rijtje zetten en
dat aan de raad voorleggen. Wij zullen nagaan of dit systeem eventueel voor uitbreiding vat
baar is.
Dan de kwestie van Het Princessehof, die vandaag plotseling weer actueel is geworden.
Wij hebben namelijk gehoord dat besloten is om aanstaande woensdag de Nota Museumbeleid
in de Kamer te behandelen. Daar is aanvankelijk een hele tijd geen sprake van geweest en
ineens zal het dan wezen. Wij hebben onze pogingen in de richting van zowel de Kamer als
het departement voortgezet om alsnog tot besluitvorming te komen in de door ons gewenste