30 musicus. Een niet onbelangrijke wijziging denken wij, waaraan wij ook niet voorbij kunnen gaan. Er is nog een tweede mogelijkheid, namelijk de podiumopleiding. Maar die houdt wel verband met de voorwaarde dat de naam van het instituut zal moeten worden gewijzigd. Het college stelt dan ook voor de MPA te wijzigen in conservatorium. Wij stemmen daar van harte mee in. Dit zal een belangrijke impuls zijn voor het muziekinstituut om in deze contreien te opereren. De heer De Vries (weth.): Het college onderschrijft graag de benadering van de heer Visser dat het hier voor de MPA toch om een belangwekkende en belangrijke ontwikkeling gaat. De raad heeft uit de stukken kunnen lezen wat de directeur van dit instituut bewogen heeft deze zaak bij het college aanhangig te maken. Wij moeten eenvoudig mee in de vaart der volkeren om te voorkomen dat onze MPA op een eenzaam eiland komt te verkeren ten op zichte van alle andere muziekinstituten in den lande. Onze MPA is de laatste jaren ontwik keld tot een instituut dat nationaal een naam heeft verworven. Met deze koerswijziging, de verbreding van de mogelijkheden via het conservatoriumzal dit instituut op nog betere wij ze een bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van het hoger beroepsonder wijs. Wij onderschrijven graag de mening die de heer Visser uitsprak. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Mevrouw Van Dijk-van Terwisga heeft inmiddels de vergadering verlaten. Punt 22b (bijlage nr. 117). De Voorzitter: Aan de orde is het aangaan van een overeenkomst tot overdracht van de gemeentelijke scholen voor hoger beroepsonderwijs (hbo) aan het te vormen bestuur van de beoogde multisectorale cluster te Leeuwarden. Mevrouw De Haan-Laagland: Toen ik de vorige keer in de raad het woord voerde over de clustering van het hbo in Leeuwarden heb ik benadrukt dat de gemeente een dubbele verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van het hbo. Aan de ene kant een verantwoordelijk heid naar het algemeen Leeuwarder belang en aan de andere kant een verantwoordelijkheid naar de drie gemeentelijke instellingen die meedoen aan de clustering, waar wij het bestuur van vormen. De vorige raadsbrief komt duidelijk tegemoet aan die dubbele verantwoordelijk heid. Het onderscheidt ons van alle andere besturen van instellingen die meedoen en dat maakt de onderhandelingspositie er niet gemakkelijker op. Vorige week werden wij in de Commissie voor het Onderwijs op de hoogte gesteld van enkele nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de clustering. Ons werd meegedeeld dat er bij het Instituut voor Hoger Beroepsonderwijs (IHBO) aarzelingen begonnen te ontstaan om mee te doen aan de clustering en dat door minister Deetman in verband met de Nederlandse Aca demie voor Overheidsmanagement (NAVOM) de harde eis op tafel werd gelegd dat er vóór 15 maart een onomkeerbaar besluit moet worden genomen over de besturenfusie. Als wij niet aan die eis voldoen dan komt de NAVOM - een in het land unieke opleiding en daarom voor Leeuwarden ook van zo'n groot belang - in een gevarenzone. Wij willen hier duidelijk uit spreken dat wij ten aanzien van de NAVOM geen enkel risico willen lopen. Die opleiding is ons toegezegd, de voorbereidingen er voor zijn in een vergevorderd stadium en dus moet de NAVOM er zeker komen. Voor de raad, die duidelijk een aantal voorwaarden aan de fusie had verbonden, betekent dit echter wel dat nu, zonder precies te weten of aan die voor waarden wordt voldaan, een besluit moet worden genomen. Dit is voor ons een uiterst onple zierige procedure, want wij hadden de voorwaarden niet voor niets gesteld. Tussen nu en 1 augustus - zo lang zijn wij nog zelf het bevoegd gezag - moet er duidelijkheid komen over die oplossingen. Voordat wij definitief ja zeggen is het dan ook voor ons van het grootste belang te weten hoe in de komende periode, dus vanaf nu tot 1 augustus, kan worden ge werkt. Kunt u ons wat duidelijkheid geven over de stand van zaken ten aanzien van de op lossingen van de genoemde voorwaarden? Wat zijn de ervaringen met het bureau Van de Bunt? Op welke manier wordt de raad er nog bij betrokken? Voor ons waren de voorwaarden hard, waarbij ik met name de voorwaarde wil uitspreken ten aanzien van de openbare identi teit van de Pedagogische Akademie voor Onderwijsgevenden in het Basisonderwijs (PABO). Wij willen graag dat de gemeente die voorwaarde serieus neemt in het overleg met de andere besturen Een punt waarover wij ook duidelijkheid willen hebben betreft de arbitrageregeling, waarover in de raadsbrief wordt gesproken. Kunt u ons meedelen wat een en ander precies inhoudt? Kortom, wij willen van het college duidelijkheid hebben over de vraag hoe er in de ko mende periode wordt gewerkt aan de oplossing van de voorwaarden die voor ons van zo groot belang waren. Afhankelijk van het antwoord zullen wij in tweede instantie ons defini tieve standpunt bepalen. 31 De heer De Beer: Uit het overleg met de minister blijkt duidelijk dat Friesland de boot dreigt te missen als wij per 1 augustus 1986 niet in staat zijn om een fusie tot stand te bren gen. In het verslag staat duidelijk dat wij een aantal interessante mogelijkheden zullen kwijtraken aan instellingen elders. Wij zitten natuurlijk met hetzelfde probleem dat mevrouw De Haan heeft gesignaleerd: Wat doen wij met de voorwaarden die wij op 27 januari hebben gesteld? Daarbij doel ik in het bijzonder op de PABO. Wij worden op deze manier min of meer gedwongen om een besluit te nemen dat haaks staat op een eerder genomen besluit van deze gemeenteraad. Uit de brief van 7 maart 1986 van de stuurgroep blijkt dat men van mening is dat het gezamenlijk overleg in staat moet zijn om aan de door ons gestelde voorwaarden te voldoen. Zekerheid ten opzichte van dit punt hebben wij echter helemaal niet. Voorts zou ik graag willen weten of er inmiddels gesprekken zijn geweest met de betrokken medezeggen schapsraden en, zo ja, wat daar uit gekomen is. De heer Visser: Toen deze materie vorige week in de Commissie voor het Onderwijs werd behandeld, werd ons duidelijk dat er met betrekking tot de clustering nogal wat moeilijkhe den waren gerezen van de zijde van het IHBO. Wij hebben toen kennis kunnen nemen van een ambtelijke notitie van de besprekingen, die een dezer dagen in Zoetermeer op het Minis terie van Onderwijs zijn gehouden. Het gaat op dit moment om twee zaken, namelijk de clus tering en de vestiging van de NAVOM. Het bleek dat, indien het bestuur van het IHBO bij zijn standpunt bleef, dus een afwijkend standpunt innam ten opzichte van enige tijd gele den, de vestiging van de NAVOM op het spel kwam te staan. Volgens het ambtelijke verslag moest er rekening mee worden gehouden dat deze vestiging elders terecht zou komen. Bij de raadsbrief die wij op onze tafels vonden is nog een verslag gevoegd, waaruit een en ander in mindere mate blijkt; dat is mij tenminste opgevallen. Het is mijns inziens zaak dat hierin duidelijkheid komt. Onze fractie is wel van mening dat alles moet worden gedaan om de ves tiging van de NAVOM voor Leeuwarden te behouden. Wanneer wij de problemen zo eens be kijken dan rijst de vraag: Zijn er ook nog alternatieven, indien het bestuur van het IHBO de voet stijf houdt? Naar onze mening - de minister heeft zich ook in die geest uitgelaten, dacht ik - is er de mogelijkheid van een zelfstandige vestiging van deze nieuwe studierich ting. Een tweede mogelijkheid zou zijn: een gemeentelijke instelling. Graag zouden wij hier over de mening van het college willen horen. Zoals ik reeds heb gezegd - ik wil dat nog maals beklemtonen - is onze fractie van mening dat alles in het werk moet worden gesteld, zodat de bestuurlijke fusie waarover het ook in het voorstel gaat op 1 augustus 1986 tot stand komt. Hier wil ik het voorlopig bij laten. De heer Meerdink: Wanneer wij dit voorstel bekijken en terugdenken aan hoe dit allemaal tot stand is gekomen, dan kunnen wij niet anders constateren dan dat het Deetman-conve- nant nogal uitgekleed is. In eerste instantie zijn het Sociaal Hoger Onderwijs Friesland (SHF) en de Subfaculteit Sociale Wetenschappen Leeuwarden (SSWL) om zeep geholpen. Wij hebben er twee propaedeuses en de Nederlandse Academie voor Overheidsmanagement (NA VOM) voor terug gekregen. Wat er nu gebeurt is dat de NAVOM wordt gebruikt als een soort „pook" om de fusie sneller voor elkaar te krijgen dan op dit moment lijkt te gebeuren. Ik vind dat daarmee de onderhandelingsvrijheid op een manier wordt aangetast die eigenlijk niet netjes te noemen is en die getuigt van een staaltje van machtspolitiek, naar mijn idee grenzende aan onbehoorlijk bestuur. Als ik kijk hoe het besluit van de raad van 27 januari 1986 tot stand is gekomen, dan is dat op een zeer zorgvuldige manier gebeurd. In ieder ge val zaten daar nog mogelijkheden voor de gemeentelijke scholen ingebouwd. Er is een op schortende voorwaarde bij het besluit van 27 januari gesteld en met name de identiteit van de PABO en de positie van het instituut, zowel voor PABO als NAVOM binnen één sector, waren belangrijke argumenten om het besluit op die manier te formuleren. De medezeggen schapsraden konden ook met dat besluit instemmen. Nu moeten wij constateren dat er een voorstel voor een besluit ligt dat haaks staat op het voorgaande. In plaats van de opschor tende voorwaarde rest nu slechts de constatering van het college dat er voldoende vertrou wen bestaat dat de fusiepartners elkaar de ruimte zullen willen verschaffen. Maar dat is dan inderdaad een kwestie van vertrouwen hebben. De vraag is dan ook of wij moeten instemmen met het voorgestelde besluit. Het is belangrijk dat de NAVOM er komt, maar is het wel zeker dat, wanneer de fusie niet vóór 15 maart doorgaat - wij hadden immers al besloten dat de fusie vóór 1 augustus 1986 door zou moeten gaan -, de NAVOM dan aan Leeuwarden voorbij zal gaan? Hierover zou ik graag duidelijkheid willen hebben. Een tweede vraag, die al eer der is gesteld, is: Wat vinden de medezeggenschapsraden van de gemeentelijke scholen van dit besluit? Een ander punt is datwanneer straks besloten mocht worden om met dit besluit in zee te gaan, het mij gewenst lijkt dat vaker een terugkoppeling plaatsvindt van de vertegen woordigers van de gemeente in de stuurgroep naar de Commissie voor het Onderwijs, zodat ook inhoudelijk meegedacht kan worden over wat er in de stuurgroep wordt besloten ten aanzien van de nu gerezen moeilijkheden. In de raadsbrief staat ook al dat het organisatie bureau Van de Bunt Co. hiermee bezig is. Er lijkt goede hoop te zijn dat het organisatie bureau op korte termijn al met een inventarisatie van de problemen kan komen en met het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 16