menlijk overleg tot een oplossing te brengen mede aan de hand van de adviezen van het or ganisatie-adviesbureau Van de Bunt." Bij het vierde gedachtenstreepje staat: „....ter ga randering van de definitieve besluitvorming een arbitrageregeling in het leven te roepen." Het is ons voornemen de voorwaarden, zoals die in de vorige raadsvergadering zijn gefor muleerd, als uitgangspunt voor ons opereren binnen de ontstane multisectorale cluster te hanteren en eventueel, wanneer het om heel wezenlijke zaken gaat en wanneer het nodig is, een arbitrage uit te lokken, omdat wij vinden dat niet over wezenlijke zaken heen moet wor den gestapt. De gekozen formulering heeft ook als achtergrond dat niet via stemprocedures de verschillende deelnemers moeten kunnen worden „overruled". Zo is ook de afspraak in de stuurgroep geweest. Nu is er door enkelen uwer gevraagd wat de arbitrageregeling inhoudt. Daarover is nog geen concrete regeling geformuleerd, maar u mag er van uitgaan dat de arbitrage zal be staan uit twee partijen. Dat zal het bestuur van de multisectorale cluster zijn en daar tegen over het bevoegd gezag van de oorspronkelijke participant. Die wijzen elk een arbiter aan, die gezamenlijk een derde aanwijzen. Deze drie arbiters zullen dan vervolgens een bindend besluit kunnen formuleren, nadat zij de partijen hebben gehoord. Wij zouden er voor willen pleiten om een dergelijke procedurelijn te volgen. Er is gevraagd hoe de reactie van de medezeggenschapsraden is. Daarvan kan ik u zeg gen dat wij vanmiddag hebben gesproken met de medezeggenschapsraden van de ABK en de MP Adie beide adviseren om akkoord te gaan met het voorstel dat voorligt. Voor wat de me dezeggenschapsraad van de PABO betreft heeft men - men wil hierover toch zelf nog eens vergaderen - ons meegedeeld dat men vanuit een eerste reactie reagerend welwillend tegen over het voorstel staat zoals het er ligt, te meer omdat men heeft vernomen dat wij van onze kant zullen bewerkstelligen dat de voorwaarden, zoals die met name ook vanuit de PABO-we- reld naar voren zijn gebracht, ook in de discussies binnen het bestuur „in statu nascendi" van de multisectorale cluster naar voren zullen worden gebracht en dat eventueel zal worden getracht ze te realiseren, desnoods met toepassing van arbitrage. De heer Meerdink heeft nog gezegd dat vaker terugkoppelen naar de Commissie voor het Onderwijs hem gewenst lijkt. Ik ben hierop reeds ingegaan, waarbij ik heb verwezen naar de wijze waarop in het recente verleden deze terugkoppeling tot stand is gebracht. Wij zul len dat ook in de toekomst doen, maar ik blijf er op wijzen dat wij wel een beslissing nemen, als wij vandaag het voorliggende voorstel aannemen. Er zijn van de kant van de heer Meerdink twee vragen over de overeenkomst. Hij vraagt zich af wat er bij het tweede liggende streepje mee wordt bedoeld dat de voorstellen van de heer Stoelinga als uitgangspunt worden gehanteerd. Het betekent dat datgene wat in de re acties niet weersproken is niet meer ter discussie staat en dat wij ons dus beperken tot de 72 opmerkingen die zijn gemaakt en die voor een deel ook weer met elkaar sporen. In het derde gedachtenstreepje is bepaald dat voor alle bezwaren een reële en aanvaardbare oplos sing moet komen. Dat legt een ongelooflijk zware hypotheek op het bureau Van de Bunt, maar ook op het bestuur. Het is niet meer - ik wil dat herhalen - een kwestie van: Wij kun nen de neuzen tellen en dan weten wij wat het besluit is. Door de heer Visser is gevraagd of een zelfstandige vestiging van de NAVOM tot de mo gelijkheden behoort. De minister heeft gezegd dat hij, als het IHBO niet voldoet aan de ei sen die hij heeft gesteld, dat wil zeggen participeert in een multisectorale cluster die voor hem aanvaardbaar is, zal denken aan een verzelfstandiging van de NAVOM, zodanig dat de ze wordt opgehangen aan een andere onderwijsinstelling en wel deel kan uitmaken van een multisectorale cluster. Wij hebben dus te maken met drie modellen. In de eerste plaats: het IHBO clustert met de andere instellingen. Dan is er geen probleem. Dan krijgt in de multi sectorale cluster de NAVOM een eigen plaats en kan dus de voorbereiding door het IHBO verder ter hand worden genomen. Dan kan men overgaan tot het aanstellen van personeel, het doen van benoemingen en wat dies meer zij. De tweede mogelijkheid is: het IHBO komt niet tot een clustering die voor de minister aanvaardbaar is, maar wel voor de andere instel lingen. In dat geval ligt het in de lijn van de verwachting dat - de minister heeft ook ge zegd dat hij vindt dat de NAVOM naar Friesland moet - de NAVOM wel aan die cluster zal worden toegewezen. De derde mogelijkheid is dat wij er in Friesland niets van maken. In dat geval is het gevaar heel groot dat de NAVOM naar een ander deel van het land gaat. Eén ding is wel duidelijk, namelijk dat wij, wanneer wij er niet in slagen op een zeer korte ter mijn de NAVOM op gang te brengen, er van uit kunnen gaan dat het wel eens een verloren zaak zou kunnen zijn. Wij vinden dat wij dat risico niet in de geringste mate mogen lopen en vandaar dan ook dat wij, bekennende dat het een zeer ongebruikelijke gang van zaken is en dat wij het graag anders zouden willen doen - de feiten ontwikkelen zich echter helaas niet altijd op de manier waarop men dat zou willen -, u het voorstel hebben gedaan zoals dat thans voorligt. Mevrouw De Haan-Laagland: Ik wil nog graag iets vragen over de arbitrageregeling. Wie besluit nu uiteindelijk wanneer die regeling wordt toegepast? Neem nu bijvoorbeeld het knel punt van de openbare idenditeit van de PABO. Als blijkt dat een en ander op een onjuiste manier wordt opgelost, heeft de gemeente dan het recht om te zeggen: Nu vinden wij dat de 35 arbitrageregeling moet worden toegepast? Is dat zeker? Vindt u de in de raadsbrief genoem de knelpunten op zichzelf van voldoende belang om daarop eventueel een arbitrageregeling aan te vragen? Voorts denk ik dat ik namens onze fractie kan zeggen dat wij akkoord gaan met het voorstel zoals dat thans voor ons ligt, daarbij vertrouwen uitsprekend wat betreft de verde re onderhandelingen van de gemeente in het hele proces tot aan augustus. De heer Visser: Door de voorzitter is allereerst een overzicht gegeven van de inhoud van het convenant tussen de minister en de provincie. Vervolgens zijn de voorwaarden ge noemd waaronder de NAVOM op het scholenplan is gebracht, terwijl er een globaal beeld is gegeven van de voorgenomen inrichting van het eerste studiejaar van de NAVOM. Daarna is er een uitvoerige uiteenzetting gegeven op de vragen die hier zijn gesteld naar aanleiding van een gewijzigde situatie, zoals die zich nu voordoet. Ik heb met instemming uw antwoor den beluisterd, mijnheer de voorzitter. Ik zou daaraan nog willen toevoegen dat wat de po sitie van de NAVOM betreft in het weekeinde paginagrote wervingsadvertenties door de cluster zijn geplaatst; u hebt deze advertenties allicht ook gezien. Voor mijzelf heb ik daar uit de conclusie getrokken dat het bestuur van het IHBO bezig is over de dam te komen. Ik weet niet of die conclusie juist is, maar als die niet juist is dan vraag ik mij af waarom men die advertenties niet heeft opgehouden. Ik weet niet of u zich daarover een beeld hebt ge vormd, maar dat hoor ik zo dadelijk wel. Overigens kan ik u meedelen dat onze fractie, ook na de toelichting van de voorzitter, met het voorstel mee zal gaan en instemt met de ont- werp-overeenkom st De heer Meerdink: De voorzitter zegt dat er op dezelfde manier als in het verleden met de Commissie voor het Onderwijs zal worden gesproken. Nu kan ik mij herinneren dat ik de vorige keer heb gezegd dat ik daar niet altijd zo gelukkig mee was, omdat een en ander vaak in een wat laat stadium gebeurde. Wat mij betreft zou er dus in een iets eerder stadium in de commissie moeten worden gesproken, zodat wij nog mee kunnen denken. Het moet niet een kwestie zijn van slikken of stikken, zoals overigens ook met dit besluit het geval is. Maar dat ligt niet aan b. en w. De heer De Beer: Onze fractie is van mening dat wij dit besluit moeten nemen om te voorkomen dat de NAVOM aan onze neus voorbij gaat. De Voorzitter: Mevrouw De Haan vraagt wie besluit dat de arbitrage wordt toegepast. Dat is de gemeente. Op de vraag of alle punten van voldoende belang zijn om daarop even tueel een arbitrageregeling aan te vragen moet mijns inziens worden geantwoord: Ja. Niet alle punten zijn even zwaar en je probeert in het overleg in redelijkheid tot oplossingen te komen. Zo is het ook in het derde gedachtenstreepje geformuleerd. Ik ga er vanuit dat, als je dat echt probeert, dat ook lukt. Mocht dat op enig moment niet lukken en de betrokken onderwijsinstelling zou bij ons komen en zeggen: Geachte gemeente, dit gaat niet goed, dan moet heel ernstig worden overwogen of er een arbitrage moet worden aangevraagd, ook al zou je zelf vinden dat de gekozen oplossing best aanvaardbaar is. Daardoor wordt aan alle standpunten zo goed mogelijk recht gedaan. Vandaar ook dat wij zeggen dat in beginsel alle punten geschikt zijn om aan arbitrage te worden onderworpen. Wij gaan er echter vanuit dat, al pratende en overleggende, voor heel veel knelpunten oplossingen worden gevonden. Ik kan u zeggen dat het rechtspositionele heel zwaar weegt bij de verschillende instellingen. De narigheid is dat de rechtspositionele speelruimte wordt bepaald op landelijk niveau, in het overleg met de vakorganisaties. De manoeuvreerruimte die er op het plaatselijke vlak is is dus beperkter. Daarvoor zullen wij met elkaar toch oplossingen moeten zoeken. Ik zal nu niet in detail gaan en naar voren brengen wat zich allemaal kan voordoen. Ik heb mijns in ziens voldoende aangegeven dat wij vinden dat voor alle punten die zijn aangedragen en die niet op een bevredigende manier zijn opgelost arbitrage moet worden overwogen. De heer Visser heeft gewezen op de paginagrote advertenties; ik heb die ook gezien. Hij trekt daaruit de conclusie dat het IHBO mee gaat doen. Ik weet dat niet. Ik weet wel dat men heel moeilijk zit. Men heeft tot dusverre gedacht dat het misschien niet zo'n vaart zou lopen met de multisectorale cluster; men ging ook van een andere inschatting uit. Een en ander is ter plekke echter heel duidelijk geweest. De minister heeft wat dat betreft ook heel duidelijke taal gesproken. Het wordt gewoon een kwestie van: Je doet mee en je krijgt het of je doet niet mee en je bent het kwijt. Dat is de simpele filosofie. Het is voor u nog interessant te weten dat vandaag de Noordelijke Leergangen hebben besloten mee te doen. Mij is tevens meegedeeld dat de Agogische Akademie Friesland (AAF) ook besloten heeft mee te doen. Wat de Zeevaartschool betreft was er al een onverkort be sluit. Ik denk dat ik hiermee ongeveer de besluiten heb genoemd die al genomen zijn. Deze week vergaderen ook de andere instellingenzodat wij aan het eind van de week weten hoe de score is. De heer Meerdink vindt dat men vaak in een laat stadium wordt ingeschakeld. Dat is wel zo, maar ik moet wel zeggen dat wij zelf ook in die situatie verkeren. Het gesprek met mi-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 18