16 Ik wil twee citaten aanhalen uit de speech van de voorzitter van Echo bij het sluiten van de tent. Het eerste citaat: „Wat wil de gemeente eigenlijk? Zij krijgt op een presenteerblaad je plannen aangeboden door een stichting waarin vele groepen en personen op het gebied van niet-traditionele kunsten zijn verenigd. In Echo is een grote hoeveelheid kennis samen gebald op het gebied van theater, dans, muziek - pop, jazz en klassiek -, toneel, film en beeldende kunst. Er zijn bestuursleden met een financiële en juridische achtergrond. Ande re bestuursleden hebben ervaring met management of zijn goed op de hoogte van het ge meentelijk en provinciaal bestuurlijk apparaat. Kan het gemeentebestuur zich een betere ge sprekspartner wensen?" Het tweede citaat: „Men zou verwachten dat het gemeentebestuur een dergelijke stichting als Echo serieus neemt. Het tegendeel is bewaarheid geworden. Naar de indruk van Echo is de gemeente nooit werkelijk bereid geweest om ook de initiatieven van Echo te steunen. Altijd waren er argumenten om de beslissing voor zich uit te schuiven dan wel te weigeren. Verkiezings- en collegeprogramma's ten spijt." Ik moet zeggen dat mijn fractie deze uitlatingen van de voorzitter van Echo helaas moet ondersteunen. In de commissie heb ik al gezegd dat wij bij de behandeling van deze nota geen recon structie willen van wat er nu precies allemaal met Echo fout is gegaan - ik zal dat dan nu ook niet uitgebreid doen -, maar wij vinden wel dat dat nog een keer moet gebeuren. Wij vinden het namelijk een trieste zaak dat zo'n breedgedragen initiatief op deze manier vast loopt. Ik wil hierbij twee opmerkingen maken. In de eerste plaats ontkom je niet aan de con clusie dat deze raad mede boter op zijn hoofd heeft. Op het moment dat de Westerkerk door b. en w. zelf als mogelijkheid naar voren werd geschoven, is er door de meerderheid van de raad al zoveel bezuinigd dat die mogelijkheid daarmee in feite onmogelijk is gemaakt. In de tweede plaats is De Harmonie nu door de gemeente in beeld gebracht. Alle fracties nemen die suggestie meteen over. Je kunt je echter de vraag stellen in hoeverre het nu inzetten van de gelden van Echo niet meer is dan het redden van op zich waardevolle kunst zoals die in De Harmonie plaatsvindt, dus het redden van De Harmonie met gelden die bedoeld waren voor de niet-traditionele kunstbeoefening. De PvdA heeft in de commissie en nu ook in de raad gezegd: De Harmonie, prachtig; dat is juist wat Echo altijd heeft beoogd: het combineren van de niet-traditionele en traditionele kunstbeoefening. Volgens mij is dat onzin. Wat Echo bedoeld en beoogd heeft is het samen brengen van passieve en actieve kunstbeoefening in één gebouw. Maar dan wel allemaal kunstuitingen op het niet-traditionele gebied. Wat nu wordt voorgesteld - wat dat betreft heeft het CDA volgens mij helemaal gelijk - is het oude idee van het CDA. Echo komt bij De Harmonie in. De traditionele en niet-traditionele kunstbeoefening gaan samen, maar de niet- traditionele kunstbeoefening wordt dan wel ondergeschoven in de traditionele kunstbeoefe ning. Je kunt je dan afvragen welke kans van overleving er is. Het zal duidelijk zijn dat de PAL-fractie niet enthousiast is over De Harmonie. Wij - datzelfde geldt ook voor het bestuur van Echo en eerder ook voor andere fracties in de raad - waren voor een zelfstandige iden titeit van Echo en de initiatieven waar Echo voor stond. Echo heeft in de een na laatste brief aan b. en w. een aantal voorwaarden gesteld waar onder zij desnoods in De Harmonie opgenomen zou willen worden, niet opgeslorpt maar met behoud van enige identiteit. Mijn fractie is van mening dat deze voorwaarden de minimale voorwaarden zijn, mocht het al zo zijn dat het initiatief waar Echo voor stond in De Harmonie op zou moeten gaan. De wethouder heeft gezegd en geschreven dat er weinig kansen zijn om op korte termijn überhaupt te komen tot de integratie van Echo in De Harmonie, omdat de provincie en het rijk niet met geld over de brug lijken te komen. Wat zijn wij vanavond eigenlijk aan het doen? Er ligt een prachtige nota, maar er is geen gesprekspartner meer. Met andere woorden, de gemeente zal zelf het initiatief moeten ne men. Maar op welke basis? Wij zijn van mening dat de gelden beschikbaar moeten blijven voor de niet-traditionele kunst - b. en w. zeggen dat ook in de raadsbrief -, maar dan niet om De Harmonie te redden maar om de niet-traditionele kunst de ruimte te geven. Wij willen in dit verband de volgende vraag aan de wethouder stellen. Vindt hij dat naast De Harmonie verder gezocht moet worden naar mogelijkheden om Echo in onder te brengen? Of gaat hij nu eenzijdig alleen maar aankoersen op De Harmonie? Tot slot wensen wij een voortvarender aanpak dan de afgelopen drieënhalf jaar heeft plaatsgevonden. Wij hopen dat de provincie en het rijk daarbij wel tijdig worden geïnfor meerd en dan ook over de brug kunnen komen. De Voorzitter: Koffiepauze! De heer Sijbesma: Ik wil graag een voorstel van orde doen, mijnheer de voorzitter. Aan de agenda is een voorstel toegevoegd dat wij vanavond hebben gekregen. Ik zou dit stuk graag tijdens de pauze, misschien wordt het ook iets later, in mijn fractie willen bespreken. De Voorzitter: U heeft wat mij betreft een half uur de tijd. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de pauze. 17 De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Wethouder Heere heeft het woord met be trekking tot agendapunt 16. De heer Heere (weth.): Ik acht mij, hoewel ik mij daar aanvankelijk wel iets bij had voorgesteld, ontslagen van de plicht - gelet op de wijze waarop gesproken is - om alsnog een samenvattende visie te geven van de filosofie van het college met betrekking tot kunst en cultuur. Het enige wat ik in algemene zin nog wil zeggen is dat het voeren en vormen van overheidsbeleid in verband met kunst betrekkelijk moeilijk te rijmen begrippen zijn. Gerrit Komrij heeft het eens zo gezegd: Het voeren van overheidsbeleid ten aanzien van kunst lijkt op het aan elkaar naaien van twee zeepbellen. Ik denk dat daarmee duidelijk is aangegeven hoe moeilijk dat is. Nochtans heb ik de indruk dat het college er in niet onbe langrijke mate in is geslaagd om die twee dingen dicht aan elkaar te verbinden, op welke wijze dan ook. (De heer Van der Wal: Het is maar wat je onder „naaien" verstaat!) Ik wil nu, gelet op de opmerking van de heer Van der Wal, meteen maar ingaan op de opmerkingen van de heer Duijvendak. De heer Duijvendak betwijfelt of het college datgene wat het aan mooie woorden produceert, zoals hij dat uitdrukt, ook in daden wenst om te zetten. Hij spreekt, in de voetsporen van de heer Rotshuizen, de mening uit dat dat wel niet het geval zal zijn. Daarmee trekt hij de integriteit van het college, de nota en misschien van mij per soonlijk - de heer Duijvendak spreekt steeds over de wethouder, maar het gaat hier om een voorstel van het Ooilege - in twijfel. Ik acht mij ontslagen van de verplichting om althans op dat soort opmerkingen diepgaand in te gaan. Met betrekking tot de vragen die de heer Schade heeft gesteld het volgende. De heer Schade zegt dat deze zaak wel wat sneller had gekund. Met dat soort constateringen kun je het eigenlijk altijd wel eens zijn. Maar de heer Schade bedoelt het waarschijnlijk wat concre ter, namelijk dat hij liever had gezien dat het wat sneller zou zijn gebeurd. Ik ook, maar de wijze die wij voor de aanpak hebben gekozennamelijk een vrij uitvoerige inspraakronde in lassen - de resultaten daarvan beslaan een uitermate dik pak papier - voordat er een nadere standpuntbepaling zou worden uitgebracht, heeft mede daartoe geleid. Ik heb de indruk dat het in ieder geval nog niet te laat is. De heer Schade heeft die opmerking mede gemaakt om dat hij vindt dat cultuur en kunst een wezenlijk onderdeel van het menselijk bestaan in zijn visie vormen. Wij kunnen elkaar op dat punt volledig vinden, want ik ben die mening ook toegedaan Ik sluit dan ook aan op de opmerkingen van de heer Boelens. Hij komt in een politiek-fi- losofisch betoog uiteindelijk tot de conclusie dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat er, met betrekking tot de ter beschikking gestelde middelen voor het kunstbeleid, in de nabije toe komst keuzes zullen moeten worden gemaakt ten koste van andere beleidsonderdelen. Het college vindt dat dat aspect van deze zaak op dit moment niet rechtstreeks aan de orde is, omdat dat soort zaken in het algemeen bij begrotingsbehandelingen pleegt plaats te hebben. Maar een en ander duidt toch wel de richting aan waarin de heer Boelens en zijn fractie kennelijk denken, daarmee ook de waarde van dit beleid duidelijk onderstrepend. Het colle ge kan het daar in die algemene zin mee eens zijn. De heer Schade heeft ook gevraagd, gelet op die wat langere periode waarover ik zojuist al even sprak, of de mogelijkheid er is om periodiek te evalueren en te actualiseren. Ik vind dat een goede suggestie. Wij kunnen best met elkaar afspreken eens in de twee jaar, dus twee keer in een zittingsperiode, de balans op te maken en te kijken of een zekere bijstel ling noodzakelijk is. Ik wil dan nu ingaan op concrete door de heer Schade aan de orde gestelde punten. Hoewel het college het woord „retributiesysteem" zelf heeft gebruikt, moet ik zeggen dat er eigenlijk sprake is van een bijdragesysteemRetributies zijn bijdragen die je van de bevol king heft naar aanleiding van bepaalde verleende diensten, terwijl hier sprake is van een omgekeerde beweging, namelijk van een financiële bijdrage van de overheid aan die burge rij. Maar dat terzijde. De heer Schade is het eens met datgene wat is aangekondigd, name lijk dat het college verder gaat met studeren op de vraag of een dergelijke systematiek ook elders toepasbaar is. Hij vraagt verder binnen welk tijdsbestek dat zou kunnen. Binnenkort komt een dergelijke studie met betrekking tot de situatie bij het Gemeentelijk Muziekinstituut al uit. Een stagiaire van de universiteit Groningen bij de afdeling Welzijn is daar al enige tijd mee bezig. Dat zal een aanknopingspunt kunnen geven voor de richting waarin wij kun nen denken met betrekking tot de voortzetting van die studie. Wij zullen dan ook zo kort mogelijk daarna proberen de doelstellingen van een dergelijke verdergaande studie te formu leren. Ik denk niet dat ik kan toezeggen dat wij reeds dit jaar met de resultaten daarvan komen, maar ik neem aan dat er toch in de eerste helft van het volgend jaar een afgerond verhaal over kan liggen. Vervolgens vraagt de heer Schade om actieve steun met name bij de provincie voor het bevorderen van theater door en voor jongeren. Hij tekent daarbij overigens aan het eens te zijn met onze filosofie over de verantwoordelijkheid ten aanzien van de accommodaties. Het actief bij de provincie ondersteunen zeg ik hem graag toe. Wij zullen dat ongetwijfeld doen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 9