48
zicht te geven in belangrijke zaken als het gaat om de woonlasten. Als er onderwerpen
aan de orde zijn die betrekking hebben op de woonlasten, dan is het volgens mij in de
lijn van de nota om die ook in de commissie ter discussie te stellen. Ik denk niet dat het
zo kan zijn dat wij al na één jaar een tussentijdse evaluatie gaan presenteren. De reden
waarom wij voor een termijn van twee jaar hebben gekozen is de volgende. Na één jaar
kun je, gelet op de brede aanpak die de nota voorstaat, nauwelijks goed constateren
waar resultaten zijn geboekt. Ook hebben wij te maken met de inzet van het ambtelijk
apparaat, want ook daar is sprake van beperkte mogelijkheden. Het lijkt ons dus ver
standiger om na twee jaar met elkaar, maar dan goed, te praten over wat er in het kader
van de woonlasten nu precies is gerealiseerd.
De heer Dubbelboer heeft nog eens aangegeven dat zijn fractie de relatie huur-inko-
men niet wenst te onderschrijven, althans niet in de zin zoals dat onder meer in de nota
tot uitdrukking komt. Daarnaast heeft hij aangegeven dat wat zijn fractie betreft de in
de raadsbrief opgenomen zinsnede omdat het gevoerde woonlastenbeleid als onvol
doende is ervaren." wel geschrapt had mogen worden. Ik neem daar kennis van. Ik heb
in de richting van mevrouw Visscher ai aangegeven dat ook het college vindt dat het
door het rijk gevoerde woonlastenbeleid onder de maat is.
Mevrouw Westra heeft opgemerkt dat de nota weliswaar een aantal goede aanzetten
geeft, maar dat toch een duidelijke prioriteitsstelling en aanpak ontbreken. Het lijkt mij
goed te constateren dal de woonlasten betrekking hebben ujj een gigantisch aantal be
leidsvelden: milieu, energie, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, financiën, belastin
gen, enz. Als tussen al die verschillende maatregelen prioriteiten moeten worden gesteld
dan betekent dat dat wij moeten gaan kiezen: doen wij eerst iets aan het kwijtscheldings-
beleid en daarna iets aan de individuele bemetering van collectieve stookinstallaties dan
wel energie-arme stedebouwkundige verkavelingen? Het aanbrengen van een prioriteits
stelling tussen Tt""1 verschillende zaken is volger*s rr*" volstrekt verspilde energie
en tijd. De nota oeoogt op alie terreinen waar mogelijk onderdelen bestaan die van in
vloed kunnen zijn op de ontwikkeling van de woonlasten tegelijkertijd een zo breed moge
lijke actie te ondernemen. Het is een nota die probeert de verschillende beleidsterreinen
aan dat facet te toetsen. Het lijkt mij dan ook verstandiger om een en ander zo breed
mogelijk aan te pakken en na twee jaar met elkaar te kijken of op al die terreinen inder
daad voortgang is Ereboekt. Twee uitzonderingen zijn daarop - wij hebben die ook al aan
gegeven -, namelijk de bouwplanbegeleiding en de isolatie van woningen ten aanzien
waarvan wij concrete programma's voorstellen.
Er is gezegd dat de nota te veel aandacht geeft aan de nieuwbouw. Dat is misschien
wel zo, maar aan de andere kant hebben wij voor de bestaande bouw ook alle denkbare
maatregelen aangegeven. Het ligt ook voor de hand dat er praktisch gezien voor nieuw
bouw meer mogelijkheden zijn. Ik heb er echter behoefte aan dat concreet wordt aange
geven wat er dan ten aanzien van de bestaande bouw te kort wordt geschoten. Tijdens de
hoorzittingen en commissievergaderingen heb ik in die richting niets gehoord. Ik heb dan
ook de indruk dat wij in de nota wel degelijk alle mogelijkheden voor de bestaande bouw
hebben aangegeven.
Ik word vervolgens geciteerd over de verlaging van de onroerend goedbelastingen.
Mijn opmerking in dat verband wordt als een wat merkwaardige suggestie gepresenteerd,
omdat wij in de afgelopen jaar in de raad immers alleen maar hebben gepraat over verho
gingen. Het lijkt mij goed dat deze zaak in een juist daglicht wordt gesteld. Van de zijde
van het Huurdersservicebureau is gepleit voor een verlaging van de onroerend goedbe
lastingen. Ik heb in de eerste krant van dat bureau op dat voorstel gereageerd, maar
heb daarmee geen valse voorstelling van zaken willen geven.
De strategie in de richting van het rijk. In de nota hebben wij niet precies aangege
ven op welke wijze wij dat doen. De intentie van de nota is dat dat op alle mogelijke ma
nieren zal gebeuren. In dat kader bestaat het overleg met de Vereniging van Nederland
se Gemeenten (VNG). Onze gemeente is vertegenwoordigd in de VNG-commissie voor de
volkshuisvesting. Wij kunnen daarin consequent ideeën op het terrein van de woonlasten
naar voren brengen. Wij zullen tevens in contacten met Tweede Kamerfracties en be
windslieden consequent het belang van de woonlastenontwikkeling aan de orde stellen.
Onze gemeente is bovendien vertegenwoordigd in een forum van middelgrote gemeenten,
die allerlei bestuurlijke organen in Den Haag consequent onder druk zetten als het om dit
soort zaken gaat. Kortom, wij zullen op alle mogelijke manieren iedere keer getuigen van
de naar onze mening slechte ontwikkeling van de woonlasten.
Ik heb al aangegeven waarom wij van mening zijn dat er na één jaar eigenlijk nog te
weinig kan worden aangegeven wat er is bereikt. Wij geven er de voorkeur aan dat na
twee jaar te doen.
De evaluatie van de woonruimteverdeling. Mevrouw Westra vraagt om nu al aan te ge
ven in welke richting die uitgaat. Alle fracties en ook het college hebben van het eerste
rapport van de evaluatiecommissie terecht gezegd - dit rapport is overigens behandeld m
de Commissie voor de Volkshuisvesting - dat het een goede zaak is dat een en ander
verder wordt uitgewerkt. Het lijkt mij niet verstandig om nu uitgebreid te gaan vertellen
over wat nou precies allemaal aan de orde kan komen bij de verdere uitwerking van de
criteria met betrekking tot de woonruimteverdeling. Daarvoor hebben wij een stuurgroep,
terwijl er ook regelmatig teruggekoppeld wordt naar de Commissie voor de Ruimtelijke Or
dening en Volkshuisvesting. Wij weten nu al dat aan het eind van het jaar de totale eva
luatie en dus ook het voorstel voor de nieuwe inrichting van onze centrale woningtoede
ling klaar zullen zijn. Wij kunnen dan met elkaar over de precieze inhoud van die nieuwe
nota praten.
Betekent vermindering van de huursubsidie in feite niet een verhoging van de woon
lasten? Oppervlakkig gezien zou dat waar zijn. Er wordt echter voorbijgegaan aan het
feit dat naarmate men meer huursubsidie krijgt de eigen bijdrage progressief toeneemt.
Op dat punt ontstaan nou juist de problemen. Het is al te gemakkelijk te zeggen: Waarom
doet de gemeente zo flauw, mensen mogen toch zelf weten of zij in een duurdere woning
willen gaan wonen? Wij constateren gewoon - die constatering wordt nu niet voor het
eerst gedaan, want de raad heeft dat al eerder gedaan; ik heb niet begrepen dat er toen
van de zijde van de verschillende fracties problemen in dit verband zijn gemaakt - dat
mensen met te hoge huursubsidie daarmee binnen de kortste keren in de problemen ra
ken. Deze mensen komen wij bijvoorbeeld tegen bij de schuldsanering en dergelijke. Ik
ben niet bereid om het fiat te geven op dit moment af te wijken van de 200,grens.
Het kwijtscheldingsbeleid. Het zal niet onbekend zijn dat wij voornemens zijn binnen
kort te komen met een evaluatie van het kwijtscheldingsbeleid. Uiteraard zullen daarbij
ook de ingebrachte argumenten van de organisaties aan de orde worden gesteld. Wij ver
wachten dat de evaluatie binnen een jaar gereed zal zijn.
De schuldsanering. Mevrouw Westra zegt dat die regeling niet werkt. Ik constateer
ook dat het wenselijk zou zijn voor de echte probleemgevallen met een goede schuldsane
ringsregeling te gaan werken. Frigas en de Gemeenschappelijke Kredietbank hebben daar
voorstellen voor gedaan. Het probleem is alleen dat bij de niet-preferente schuldeisers
ook de woningbouwcorporaties horen. Woningbouwcorporaties zijn weliswaar formeel-juri
disch niet preferent, maar feitelijk natuurlijk wel. Als iemand moet kiezen tussen zijn
schuldeisers, dan kiest hij eerder voor afbetaling aan degene die het huis levert dan
voor afbetaling aan degene die de televisie heeft geleverd. Met andere woorden, de cor
poraties zijn formeel-juridisch geen preferente schuldeisers, maar blijken dat in de prak
tijk wel te zijn. Daar zit inderdaad een probleem. De corporaties zijn vanuit hun positie
op dit moment niet echt geneigd te zeggen dat zij bereid zijn om een gelijk percentage
van de schuld voor hun rekening te nemen. Op zich zelf is het jammer dat dat moet wor
den geconstateerd, omdat iemand anders vervolgens de totale schuld over moet gaan ne
men. Wij zullen deze zaak zeker nog eens in de richting van de corporaties aan de orde
moeten stellen. Eén goed punt is nog wel te melden, namelijk dat het eigen Gemeentelijk
Woningbedrijf wel degelijk bereid is om conform genoemde opzet te werken.
Ik wil ook nog een opmerking maken over het noodfonds dat gecreëerd wordt althans
waarover gedacht wordt. Op zich zelf is zo'n fonds een goede zaak, maar je loopt als ge
meente een geweldig risico omdat het fonds binnen de kortste keren als alibi gaat func
tioneren voor de ander. In feite draait de gemeente dan op voor alle schuldeisers. Met
name het aanleggen van criteria voor wie wel en niet op welk moment in aanmerking komt
voor een bijdrage uit het noodfonds is een heel ingewikkelde zaak. Wij komen daar echter
nog op terug.
De heer Ybema heeft waardering uitgesproken voor de nota. Ik ben hem daar erken
telijk voor. Hij heeft gevraagd deze kwestie zoveel mogelijk en regelmatig in de commissie
aan de orde te stellen. Ik heb in mijn beantwoording reeds aangegeven dat dat ook zeker
de bedoeling is.
De heer Buurman is nog eens teruggekomen op de overwinsten van de nutsbedrijven.
Die discussie, hoe relevant die ook is, hoort veel eerder thuis bij de algemene beschou
wingen en de begrotingsbehandelingen. Als wij alles wat relevant is voor de woonlasten
nu in één keer ten principale zouden bediscussiëren, dan zou zo'n beetje het hele ge
meentelijke beleid op alle terreinen in dezen ter discussie gesteld kunnen worden.
De heer Buurman heeft vraagtekens gezet bij de visie ten aanzien van doorstroming
en inkomenshuren. Hij is het niet eens met effectuering van dergelijke maatregelen, voor
zover die nog gaan komen. Ik neem daar kennis van. Volgens mij is de nota wat dat be
treft vrij duidelijk in welke richting wordt gedacht.
Tot slot wat de heer Buurman betreft zijn opmerking over het automatisch stelen
naar aanleiding van het bijsluiten van een formulier waarin cliënten van de Gemeentelijke
Sociale Dienst worden gewezen op de mogelijkheid van kwijtschelding. De heer Buurman
mag van mij niet verwachten dat ik een dergelijke kwalificatie onderschrijf. Naar mijn ge
voel hebben mensen wat dit punt betreft gewoon een recht. Ik heb niet de indruk dat,
waar mensen ergens recht op hebben, dat ongestraft stelen kan worden genoemd. (De
heer Buurman: Ik heb het niet over stelen gehad, maar over automatisch tekenen. Het
gaat mij te ver als het formulier automatisch bijgesloten wordt en er gelijk getekend kan
worden.) Ik begrijp dat u dat te cliëntgericht vindt. (De heer Buurman: Ja.) U kunt
niet van ons verwachten dat wij daar anders... (De heer Buurman: U gaat dus niet mee
met mijn gedachte?) Nee.