Automatisering lijkt een vreemd proces. Als het lukt dan kost het vaak arbeidsplaat sen, maar als het mislukt dan kost het die ook. De schade van de automatisering wordt immers gehaald uit het niet invullen van de uitbreiding van het personeel bij de GSD. Geld dus voor arbeidsplaatsen. En al was de uitbreiding niet meer nodig geweest bij de GSD, dan had dat geld anders en beter kunnen worden gebruikt dan voor het afdekken van verliezen van een mislukt automatiseringsproject. Maar goed, het is gebeurd en de vraag is hoe zinvol het is om nu op alle fouten terug te kijken en de schuldvraag uitge breid te bespreken. Tot op zekere hoogte zal dat moeten, al was het maar om te beoor delen of b. en w. voldoende lering hebben getrokken uit de hele affaire. Over dat laatste hebben wij zo onze twijfels, omdat de lessen slechts betrekking lijken te hebben op de automatiseringskant. Dat de automatisering bij de GSD is mislukt lijkt ons geen toevallig heid. Het zou wel eens te maken kunnen hebben met de kwaliteit van het management en de interne organisatie van de GSD. Dan wil ik nu eerst iets zeggen over de automatisering en daarna iets over de GSD. De automatiseringslessen die b. en w. trekken zijn onzes inziens mager, maar zullen wel licht worden aangevuld bij de aanstaande behandeling van de automatiseringsnota. De cen trale vraag lijkt ons de speelruimte die diensthoofden zullen krijgen in verhouding tot de plaats van EBO en KAZ. Juist het solistische optreden van de GSD-directie heeft immers geleid tot grote problemen. De vraag is dan ook wat het college zich voorstelt bij hetgeen bij Ad d op bladzijde 5 in de raadsbrief staat: "Diensthoofden zullen machtiging van het college van b. en w. moeten hebben om binnen de goedgekeurde kaders een overeenkomst aan te gaan." Dan komt de vraag aan de orde naar de kwaliteit van de contracten die wij afsluiten. Ondanks het optimisme van de GSD bleek immers pas eind december dat de juri dische positie van de gemeente uiterst zwak was. Wij mogen blij zijn dat Philips/IGA hun sterke positie niet maximaal hebben uitgebuit. Plannen voor een arbitragecommissie, wan neer wij het niet eens' zouden worden met Philips en IGA, verdwenen ook al snel van tafel. Niet alleen hier bleken de gemeentelijke contracten slecht te zijn. Ook bijvoorbeeld bij de Gouverneurspassage was het kettingbeding "flut". Wij zijn er dan ook benieuwd naar welke nieuwe elementen er in de nieuwe contracten worden opgenomen en of in het algemeen de co: tracten juridisch meer waterdicht zullen worden gemaakt. Meer specifiek met betrekking tot contracten op het gebied van automatisering zijn wij er benieuwd naar in hoeverre schade regelingsprocedures ook bij informaticaprojecten kunnen worden uitgevoerd. Dan ga ik nu wat dieper in op de problemen van de GSD-organisatie. In de eerste plaats is er de vraag wat er heeft gefaald in de organisatie bij dit automatiseringsdebacle. Uit allerlei ter inzage gelegde verslagen van gesprekken en notities blijkt dat het management van de GSD matig tot slecht heeft gefunctioneerd en dat er vele citaten te geven zijn van IGA en Philips, maar ook van gemeentelijke werknemers, over de kwaliteit van het GSD-bestuur. Het gaat dan om negatieve kwalificaties, wel te verstaan. Zo zegt bijvoorbeeld een EBO- ambtenaar dat "onduidelijk is wie precies opdracht tot wat heeft gegeven en gekregen". Daarbij gaat het over het hele proces. Maar de vraag naar het functioneren van de GSD- organisatie moet in een breder verband worden gesteld en wordt voor een deel ook door b. en w. zelf in een breder verband aan de orde gesteld. Onzes inziens zou dit moeten leiden tot een uitgebreid en grondig organisatie-onderzoek bij de GSD, waarvoor vier redenen zijn aan te geven. In de eerste plaats het geplande onderzoek naar de sterkte van de bezetting van de GSD, hetgeen door b. en w. zelf wordt genoemd. In de tweede plaats de bezuinigingsopdracht die de GSD alsnog van b. en w. heeft gekregen. In de derde plaats een onderzoek naar de tevredenheid van cliënten. In de vierde plaats geluiden van de MZC bij de GSD. Ik loop een en ander in het kort even langs. B. en w. zeggen zelf op bladzijde 5 van de raadsbrief dat er binnenkort zal moeten worden gerapporteerd over de omvang van de personele bezetting van de GSD in verhou ding tot sociale diensten van andere, vergelijkbare, gemeenten. Zo'n rapportage gaat in de richting van het breder onderzoek waarover ik zojuist sprak. Aantallen medewerkers hangen immers nauw samen met de organisatie, met de invulling van het werk en met de opvatting over wat goed GSD-werk is. Uit een onderzoekje dat de GSD zelf heeft gedaan over de verhouding tussen Doetinchem en Leeuwarden bleek ook al dat daarmee fundamen tele vragen over het functioneren van de GSD zelf aan de orde komen. Een tweede argu ment voor zo'n grondig GSD organisatie-onderzoek ligt in het feit dat b. en w. het voor nemen lijken te hebben dat de GSD alsnog de bezuiniging van zo'n f 200.000,a 300.000,-wij hadden indertijd gehoopt dat deze bezuiniging uit de automatisering zou komen - moet opbrengen. Zo'n bezuiniging houdt ook verband met het functioneren van de dienstDit functioneren moet dan echter niet alleen worden beoordeeld vanuit de gemeente of vanuit de GSD zelf, wat nu de bedoeling lijkt, maar onzes inziens moeten ook de mensen die met de GSD te maken hebben bij het onderzoek worden betrokken. PAL-raadslid Siemonsma heeft al op 1 april 1985 bij de behandeling van de beleidsnota GSD een derge lijk onderzoek, dat dus met name gericht is op de tevredenheid van cliënten, bepleit. Toen vonden b. en w. dat niet nodig. Ik hoop dat b. en w. daar nu anders over denken. 71 Een vierde argument voor zo'n grondig onderzoek zou kunnen liggen in de geluiden die de medezeggenschapscommissie de afgelopen jaren regelmatig heeft laten horen en waarin allerlei organisatieproblemen naar voren kwamen. Denk bijvoorbeeld maar aan de nota Lage produktie van de MZC. Een les trekken uit het automatiseringsdrama betekent ook kritisch kijken naar de dienst waarbinnen dat kon gebeuren. Mocht de wethouder niet bereid zijn om ook die les te trekken, namelijk de les dat er een uitgebreid organisatie-onderzoek bij de GSD noodzakelijk is, dan zullen wij daarop in tweede instantie via een motie alsnog aan dringen. Tot slot nog twee opmerkingen. Ten eerste de afhandeling van de hele zaak. Wat ons verbaasd heeft is dat er, als alle stukken op een rij worden gelegd, vanaf januari een zekere vertraging in de afhandeling heeft gezeten. In januari zijn de afsluitende onder handelingen met IGA gevoerd. Na enige tijd is overeenstemming bereikt over de mate waar in zij en wij een deel van het verlies zouden nemen. Na een nota van EBO van 4 maart gebeurde er echter een hele tijd niets. Wij vragen ons af wat er in maart dan wel is ge beurd. Wij komen niet verder dan dat er in maart alleen maar gemeenteraadsverkiezingen waren. Een tweede opmerking gaat over de keuze die gemaakt wordt om bij het Cevan te blijven. In de besloten commissievergadering is verschillende malen over de keuze om uit eindelijk bij het Cevan te blijven gesproken. Twee zaken vielen daarbij op. In 1984 kozen wij voor Philips/IGA, terwijl het Cevan tegen die tijd al behoorlijk verbeterd was. Die in formatie bereikte ons via de krant en niet via b. en w. op het moment dat de raad moest besluiten over het wel of niet weggaan bij het Cevan en bij Philips/IGA te beginnen. Aansluiting bij Philips/IGA gebeurde mede op aandringen van de GSD, terwijl wij nu, eveneens op aandringen van de GSD, teruggaan naar het Cevan. Men kan zich afvragen wie nu precies binnen de GSD voor het een of voor het ander pleiten. Hoe goed kent de directeur, de heer De Boer, zijn eigen dienst, zo vragen wij ons af, als hij in september 1985 het volgende over het Cevan zegt, waarbij in het achterhoofd moet worden gehouden dat in december 1985 wordt gezegd dat het Cevan breed gedragen wordt door de dienst: "Er is geen behoefte om bij het Cevan te blijven. De voordelen van een direct systeem en de nadelen welke aan het service-systeem van het Cevan kleven zijn nog steeds die welke tot de huidige beslissing hebben geleid." (Dus onze beslissing van 1984.) "Dat medewerkers in de organisatie niet altijd een eensluitende mening daarover hebben komt mijns inziens mede omdat men gewend is in een bepaald stramien te werken en daaraan vaak wil vasthouden. De projectleider weet het personeel echter goed te motiveren voor de nieuwe systeemopzet Drie maanden later komen b. en w. bij de commissie en melden dat op grond van de grote voorkeur van de GSD gekozen wordt voor de handhaving van het inmiddels sterk ver beterde Cevan-systeemHet is voor iedereen duidelijk dat dit niet klopt en ik vind dan ook dat dit beter moet worden uitgezocht. Het is opnieuw een teken aan de wand en het zoveelste signaal dat de interne communicatie binnen de GSD niet verloopt zoals dat van een behoorlijk functionerende dienst mag worden verwacht. De heer Buurman: Over het GSD-automatiseringsdrama is reeds veel gesproken en geschreven. Wij staan nu stil bij de brokstukken en kijken achterom hoe dit alles heeft kunnen gebeuren. Nu heeft een terugblik pas zin als er lering getrokken wordt uit in het verleden gemaakte fouten. Gemaakte fouten mogen niet nog eens worden gemaakt. Terecht heeft mevrouw Vlietstra gezegd: "Een debacle, heel duur lesgeld." De conclusies die b. en w. trekken naar aanleiding van dit project op de bladzijden 4 en 5 van de raadsbrief lijken ons juist. Wij hebben er waardering voor. Helaas missen wij de opmerking dat de raad voortaan eerder op de hoogte zal worden gesteld van de voortgang van een project. Toch blijven er nog vragen over de gang van zaken. 1. Zoals zojuist is gezegd kreeg de raad onvoldoende informatie op een te laat tijd stip. Voorbeeld: In juli 1985 worden door de leiding van de GSD enkele problemen gesig naleerd, maar wordt tevens zeer optimistisch geconstateerd dat men er wel uitkomt. Het blijkt dat er toen reeds onderzoek is gedaan door de GSD naar een ander computersysteem door het sturen van ambtenaren naar Nijmegen en Emmen voor onderzoek naar het Vuga- systeem. Het is voor ons duidelijk dat intern bij de GSD vaststond: Het project is mislukt, wij moeten wat anders. En dat allemaal een jaar geleden! Helaas kon de raad niet ingrijpen, want die was niet of onvoldoende op de hoogte. Wanneer een jaar geleden het project stop gezet was, was er veel geld bespaard: de computer werd per maand 2% minder waard en ambtenaren bleven tijd, energie en ergernis steken in het project. Ik zou graag1 van het college willen weten waaraan dit gebrek aan informatie lag. Lag het aan onvoldoende rappor tage aan de automatiseringscommissie? Lag het aan individuele projectambtenaren die infor matie niet hebben doorgespeeld of hebben achtergehouden? Lag het aan de afdeling EBO? Lag het aan de wethouder zelf dat de raad niet eerder op de hoogte is gesteld van de problemen? De meest belangrijke vraag is:Hoe denkt het college 'in de toekomst de raad te verzekeren van tijdige en juiste informatie? 2. Graag wil ik nu enkele opmerkingen maken over de nieuw bestelde computer, de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 36