WÉÈ 86 deling EBO is natuurlijk al bij alle lopende projecten betrokken. Voor een deel is het ook een kwestie van het op een andere manier regelen van de bevoegdheden, zodat het werk binnen de bestaande formatie kan worden gedaan. Lukt dat niet, dan zullen wij als colleg; de zaak opnieuw onder ogen moeten zien De heer Duijvendak heeft gevraagd naar het juiste standpunt rondom deze kwestie binnen de sociale dienst. Ik wil stellen dat in ieder geval in 1982 het draagvlak om naar de stand alone situatie te gaan groot was. Het kan natuurlijk best zijn dat er incidenteel mensen waren die goede contacten hadden met het Cevan en daar ook dagelijks mee werk ten en zich dan ook afvroegen of zo'n nieuwe situatie nu wel moest. In zijn algemeenheid was echter het grootste deel van de mensen van oordeel dat naar die nieuwe situatie toe gewerkt moest worden. Vervolgens was er een proces gaande waarbij dat draagvlak lang zamerhand afbrokkelde. De mensen die superenthousiast waren bleven dat nog een tijdje, de mensen die het project het voordeel van de twijfel hadden gegeven waren van mening dat het toch niet zo best ging. Het draagvlak is op dit moment zodanig afgebrokkeld dat iedereen zegt dat toch maar met het Cevan moet worden doorgegaan. In ieder geval was in 1984 het draagvlak voor de stand alone situatie nog voldoende aanwezig. Op dit moment kan dan ook niet worden gezegd: wat raar dat jullie toen nog steeds met Philips/IGA in zee zijn blijven gaan en wat raar dat jullie niet naar het Cevan terug zijn gegaan. In zijn algemeenheid had men toen nog goede moed. Ongetwijfeld heeft er een aantal mensen rond gelopen dat zich heeft afgevraagd of een en ander op aax moment wei moest. Maar zoals gezegd, de meerderheid van de mensen was voor de nieuwe situatie. Het "herenakkoord". Ik ben het met de heer Duijvendak eens - in de afgelopen com missievergadering is dat ook gezegd - dat wij, omdat wij nu eenmaal een akkoord hebben gesloten, niet alleen rooskleurige en gekleurde informatie moeten geven. Uiteindelijk moeten de leden van het college verantwoording afleggen en dat zullen wij ook doen. De heer Duijvendak heeft gevraagd waarom er in maart niets is gebeurd. Daar zijn een paar redenen voor. Het is altijd moeilijk om een aantal mensen op het juiste moment bij elkaar te krijgen. De mensen van Philips zijn ook druk bezet en hebben ook nog andere dingen te doen. Bovendien moesten wij beoordelen of de wisseling van computers mogelijk was. Wij moesten toch een ruil plegen met Philips - ik heb het nu over de P-7300 want in feite zaten wij aan een Philips-computer vast. Hadden wij niet kunnen ruilen, dan waren wij op hogere kosten gekomen. Wij zijn daarom op de P-7300 aan gaan koersen. Wij hebben zorg vuldig moeten onderzoeken of er een serieuze mogelijkheid was voor plaatsing van de P-7300 bij de sociale dienst. Dit is een van de redenen waarom het zo lang geduurd heeft. De motie. Het is volgens mij een kwestie van inschatten hoe serieus de problematiek bij de sociale dienst is. Een deel van de raad schat die problematiek toch anders in dan de heer Duijvendak. Ik heb al gezegd dat het onderzoek dat zal worden verricht een belangrijk deel van de elementen die de heer Duijvandak aan de orde stelt zal bevatten. Ook heb ik al ge zegd dat het mij verstandig lijkt om daarna na te gaan of er nog een wat uitgebreider onder zoek moet komen. Ik wil in dit verband ook reageren op een vraag van de heer Ybema - de heer Duijvendak vroeg daar trouwens ook naar -, namelijk of het wel verstandig is om het onderzoek aan de directie van de sociale dienst op te dragen. Ik denk niet dat dat de prak tijk zal worden. De directie van de sociale dienst heeft het voortouw bij dit onderzoek. Dat ligt ook wel voor de hand, omdat de directie en iedereen die erbij betrokken is de meeste know-how en deskundigheid in huis hebben. Uiteraard zal het rapport, voordat het het college/de raad bereikt, worden doorgesproken met de afdeling EBO. In die zin ontstaat er toch een gemeenschappelijk produkt. Gelet op de politieke implicaties die dit onderzoek zo langzamerhand begint te krijgen, lijkt het mij verstandig dat het college met een verhaalbij de raad komt waar niet direct doorheen kan worden geprikt. De heer Buurman heeft het gehad over de één miljoen werklozen. Ik ga daar niet verdei op in, hoewel ik er nog van alles over kan zeggen. De heer Buurman heeft gezegd dat dat aantal te hoog was gegrepen en dat dat nu daalt. (De heer Buurman: U onderschrijft dat toch?) Ja, dat onderschrijf ik. (De heer Buurman: Heeft de daling van het aantal werklozen dan ook consequenties voor de personeelssamenstelling?) Ik wil nog even terugkomen op de P-7300. Welke gedragslijn hebben wij gevolgd? Er is natuurlijk een wat andere situatie dan bij het nieuwe systeem. Wij blijven gewoon bij het Cevan en blijven met het huidige systeem werken. De enige vraag die moest worden beant woord was of de P-7300 met het huidige systeem de problemen aan kan. Wij hebben daar niet een heel uitgebreide en zware projectorganisatie mee opgezadeld. Een aantal mensen dat verstand heeft van de materie, mensen van de afdeling EBO en de sociale dienst, heeft het project geklaard. De heer Buurman heeft de verzekering gevraagd dat er voor het huidige personeel van de GSD geen grotere werkdruk zal ontstaan. Ik kan hem de toezegging doen dat dat niet zal gebeuren De heer Ybema is nog even ingegaan op de informatie aan de raad. Ik heb niet gezegd dat wij nooit en te nimmer informatie aan de raad zouden moeten voorleggen. Plenair moet da'. 87 natuurlijk toch op gezette tijden. Ik heb gezegd er voorstander van te zijn de wezenlijke discussies in commissies onder te brengen. Tot slot de heer Den Oudsten, die nog ingaat op de termijn waarbinnen de notitie moet verschijnen. Ik kan de periode van drie maanden toezeggen als het alleen gaat om de notitie op hoofdlijnen. Er is echter om een aantal aanvullingen gevraagd en dat kost ook tijd. De mensen gaan nu met vakantie en voordat iedereen weer aan het werk is is het medio augustus. Of het dan nog lukt om de notitie klaar te krijgen binnen de resterende anderhalve maand is de vraag. Ik durf daar gewoon mijn hand niet voor in het vuur te steken. Ik wil mijn best doen, maar een reëlere inschatting is dat de notitie in 1986 zal komen. Nogmaals, ik wil mijn best doen voor die drie maanden, maar ik kan niet 100% beloven of die dan ook klaar is. Ik wil het hierbij laten. De Voorzitter: Wij zijn toe aan de stemming. Ik breng eerst in stemming de motie van PAL. Mevrouw Van der Ploeg-Posthumus Ik wil graag een stemverklaring afleggen, mijnheer de voorzitter. Als de wethouder naast het toegezegde onderzoek ook kan toezeggen dat in de commissie gerapporteerd wordt over het gesprek dat gevoerd zal worden met de directeur van de GSD, hebben wij geen behoefte aan de PAL-motie. Wij zullen daar dan ook tegen stemmen. De wethouder heeft eigenlijk al een beetje aangekondigd dat dat gesprek er zal komen. Het lijkt mij niet meer dan normaal dat daar verslag van wordt gedaan. De heer Kessler (weth.): Ik ben best bereid om van dat gesprek - wie dat zal voeren, mevrouw Vlietstra of ik, is nog niet bekend - in een of ander verband verslag te doen. De heer Den Oudsten: Een korte stemverklaring. Het zal duidelijk zijn dat de PvdA- fractie niet meegaat met de motie. De heer Ybema: Bij nadere bestudering van de PAL-motie komt mij het onderzoek waar op wordt aangedrongen toch wel erg breed voor. Ik heb uit de tweede termijn van de wet houder begrepen dat de directie van de GSD het voortouw zal nemen en dat vervolgens ook de afdeling EBO zal worden ingeschakeld. Die opzet komt heel dicht in de buurt van dat wat mij zelf in dezen voor ogen staat. Ik zal dan ook niet met de motie meegaan. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over de motie van PAL. De motie van de heer Duijvendak en mevrouw Westra wordt verworpen met 27 tegen 3 stemmen. (Voor de motie stemmen de leden van de PAL-fractie. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over het voorstel van het college. De heer Duijvendak: In de raadsbrief staat dat een deel van de schade zal worden op gelost door het niet vervullen van arbeidsplaatsen bij de GSD. Wij gaan daar voorlopig mee akkoord. Maar wanneer uit het onderzoek dat nu uitgebreid is toegezegd blijkt dat eventueel uitbreiding van arbeidsplaatsen nodig is, dan willen wij hier opnieuw op terugkomen. Wat ons betreft is er dan ook sprake van een tijdelijke beslissing. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeggingen van de wethouders. Punt 39 (bijlage nr. 228). De Voorzitter: Dit punt luidt: Eenmalige besteding investeringsimpuls 1986. De heer Bijkersma: In een circulaire van eind januari 1986 is de investeringsimpuls 1986 aangekondigd. Deze circulaire was dus al lange tijd in het bezit van het college. De raad is op een laat tijdstip met de voorstellen van het college geconfronteerd en dat vind ik jammer. In de raad leven namelijk ook gedachten over het besteden van de extra toegedeelde gelden. Ik besef best dat er een bepaalde tijdsdruk is en dat het college toestemming wil hebben de gelden te besteden op die wijze die het nu voorstelt. Ik moet zeggen dat de be steding van de gelden niet helemaal past in de intentie van de staatssecretaris dat het geld zou moeten worden gebruikt voor dekking van kapitaalslasten van nieuwe investeringen. Ik constateer dat gewoon. Maar ik begrijp best dat het college deze zaak wil afronden. Vol gend jaar zullen wij weer op deze wijze gelden kunnen besteden. Ik hoop dat de raad, via een commissiedan wat eerder de mogelijkheid krijgt zich uit te spreken over de besteding

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 44