6 De heer Rommerts: De vraag is of de heer Bongers wel of niet rechtstreeks belangheb bende is. Wij willen daarin als commissie niet te strak zijn. Als de heer Bongers geen recht streeks belanghebbende zou zijn dan zou hij - daar doelt de heer Buurman op - niet ontvan kelijk verklaard moeten worden. In dat geval zouden de bezwaren dus helemaal niet aan de orde zijn geweest. De raad heeft deze kwestie al een paar keer behandeld en daarbij niet over ontvankelijkheid gesproken. Dat lijkt mij een reden te meer om toch niet een al te formeel standpunt in te nemen en wel van ontvankelijkheid van dr. Bongers uit te gaan. De commissie is in haar advies ook van die ontvankelijkheid uitgegaan. De heer Buurman: Wanneer op die manier wordt gehandeld en de zaak komt in hoger beroep, dan moeten wij voorkomen dat de afdeling Rechtspraak van de Raad van State het besluit wegens vormfouten vernietigt op dit punt. Ik vind dat wij dat risico niet moeten ne men. Ik geef mijn mening graag voor een betere. De heer Rommerts: De mogelijkheid bestaat altijd dat de afdeling Rechtspraak ons op de vingers tikt. Maar is die mogelijkheid nu een voldoende reden om helemaal niet op de ar gumenten van de heer Bongers in te gaan? Ik vind dat toch niet juist. Als wij de heer Bongers niet ontvankelijk zouden verklaren, dan zouden wij ook niet op zijn betoog kunnen ingaan en dat willen wij toch liever vermijden als wij de mogelijkheid daartoe zien. Ik zie die mogelijkheid in ieder geval wel. Daar komt nog bij dat de heer Cuperus zich in zijn beroep schrift heeft aangesloten - hij voert verder helemaal geen argumenten aan - bij het stuk van dr. Bongers en de zijnen. Cuperus zou, omdat hij helemaal geen argumenten in dit stuk aanvoert, ook een duikeling maken en in feite ook zonder enig behoorlijk antwoord komen te zitten. Ik vind dat wij het risico maar moeten nemen dat de afdeling Rechtspraak zegt dat wij dr. Bongers niet ontvankelijk hadden moeten verklaren. Ik weet nog niet of dat zal gebeuren maar die vraag laat ik in het midden. Deze gang van zaken lijkt mij beter dan nu al te zeg gen dat dr. Bongers niet ontvankelijk moet worden verklaard en daarmee hem en zijn aan hanger Cuperus met lege handen te laten staan. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het advies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. De Voorzitter: Ik dank u zeer, mijnheer Rommerts. De heer Rommerts verlaat hierna de vergadering. Punt 4. Rondgezonden mededelingen. Sub A t. e. m. E. De berichten, de beslissing en de rapporten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub F. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 13 mei 1986 van de Huurdersvereniging Heech terp betreffende het onderhoud aan de binnenterreinen tussen de flats in de wijk Heechterp. De hear Bilker: De brief fan de Hierdersferieniging Heechterp oer it tününderhald jout üs oanlieding ta it folgjende. Hoewol't de situaasje der op dit momint wer aardich hinne leit, is üs fraksje fan betinken dat de hertegjalp fan Heechterp wol wat op syn plak is. It blykt yndied dat it tününderhald by de pleinen yn Heechterp neffens dat yn oare wenwiken der minder fersoarge hinne leit. Yn dizze wyk moat yn prinsipe it selde ünderhald tapast wurde as earne oars yn de stêd. Alles is oan Heechterp dien om de wenten der wer kreas üt sjen te litten. No moat fansels it tününderhald net efterbliuwe. Sa't it no giet ferpauperet de saak. Yn de brief fan de Hierderferieniging wurdt steld dat de bewenners f. 8,75 foar tününderhald yn de moannehier betelje. It kin wêze dat dit bedrach net foldwaande is en dat er miskien fan gemeente wegen jild by moat. Mar nochris, Heechterp is de öfrüne jierren tige opknapt en dat léste stikje sille wy dan ek net sloere litte kinne. It antwurd fan it kol- leezje dat der petearen plak fün hawwe en dat der op 17 sèptimber wer in petear halden wurde sil is fansels goed. It moat lykwols net by petearen bliuwe. Us fraksje seit dat der yndied wol wat barre moat, om't it sa net langer kin. 7 De heer Van der Wal: Ik kan mij voor 100% aansluiten bij het verhaal van de heer Bilker. De hear Miedema (weth.): De hear Bilker hat it oer in hertegjalp. Ik wol dat wol ün- derskriuwe. De bewenners hawwe in brief skreaun. Wy hawwe hjir yn it ferline ek ris al oer praat. Op dit stuit wurdt der rekkene en tocht. Wy hawwe in goed kontakt mei de wyk, dy't ek tige kontint wie mei üs besite. Men is folslein akkoart gien mei de ófspraak om op 17 sep- timber dizze saak sa mooglik run te breidzjen. Ik haw goede kennis nommen fan itjinge de hearen Bilker en Van der Wal sein hawwe en dat dit sa net kin. Wat it ünderhald fan de tunen oanbelanget moatte wy ien line lüke. Wy sille dat besykje. Der sille lykwols noch wol wat finansjele problemen wêze. It kolleezje sil besykje dy foar 17 septimber op te lossen. Wy komme hjir noch op werom De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub C. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 16 mei 1986 van de heer H.S. de Bruin, Vrede- laan 31 te Roden over het plaatsen van een grafmonument op een graf op de Noorderbegraaf plaats. De heer Burg: Mijn fractie heeft inhoudelijk geen problemen met dit punt, maar wel procedureel. In het antwoord op de brief wordt gesproken over een eerder aan de gemeente gericht verzoek. De heer De Bruin heeft in februari een brief geschreven. Het blijkt dus dat daarop op 16 mei 1986 nog geen antwoord is gegeven. Ons bereiken ook van andere kanten signalen dat een antwoord van de gemeente nog wel eens lang op zich kan laten wach ten. Is het mogelijk om in gevallen waarbij niet direct een antwoord kan worden gegeven, omdat er bijvoorbeeld een onderzoek gepleegd moet worden, in ieder geval een ontvangstbe vestiging naar betrokkene te sturen? Dat is toch het minste wat wij kunnen doen? Het mag niet voorkomen dat een burger een tweede keer aan de bel trekt met de vraag of wij zijn brief wel hebben gekregen. De heer Timmermans (weth.): De heer Burg heeft gelijk. Het lijkt mij verstandig dat wij ons beraden op zijn vraag. Het hier aan de orde zijnde punt betreft een strikt persoon lijke emotionele zaak. Ik zeg u toe dat wij zullen onderzoeken of het mogelijk is om een standaard-ontvangstbevestiging naar vragenstellers als deze te sturen. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Sub H t. e. m. K. De brieven en de uitspraak worden voor kennisgeving aangenomen. Sub L, M en N. Het verzoek en de brieven worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies. Sub O. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 3 juni 1986 van mr. Heemskerk namens OBF- OTOS-FBTO met betrekking tot de weigering een voorbereidingsbesluit te nemen voor het terrein van de Oude Veemarkt. De heer Dubbelboer: Ik wil u vragen, mijnheer de voorzitter, of u dit punt nu wilt behandelen of dat u mij de vrijheid wilt geven om daar bij agendapunt 16 nader op terug te komen De Voorzitter: U stelt voor dit punt te behandelen in relatie met agendapunt 16 of het nu af te doen met de vrijheid om er straks nog een keer op terug te komen. (De heer Dubbelboer: Nee, als wij het punt nu afdoen, dan kom ik daar straks niet meer op terug). Ik heb geen problemen met het verzoek van de heer Dubbelboer. Als de raad ermee instemt dan behandelen wij punt O van de mededelingen in relatie met agendapunt 16. Ik constateer dat de raad hiermee akkoord gaat. Sub P t.e.m. S. Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 4