Noodgedwongen moeten wij dit besluit nu maar nemen. Onplezierig is dat wel. Ik zou b. en
w. willen vragen of het ook verstandig is om in een volgend geval een zorgvuldiger proce
dure te volgen.
De heer Ten Hoeve: Wij gaan akkoord met dit voorstel. U zult echter begrijpen, mijn
heer de voorzitter, dat wij door de vragen die wij toentertijd over dit punt hebben gesteld,
do antwoorden die uw college daarop heeft gegeven en de conclusies die daar duidelijk uit
te trekken zijn niet tevreden zijn over het intern verloop van deze zaak.
De heer Ybema: Wij betreuren de ontwikkelingen op dit heel kwetsbare stukje van de
Prinsentuin in hoge mate. Ik heb uit de raadsbrief begrepen dat het feit dat de vergunning
is verleend voor de bouw van de garage op zich betekent dat wij juridisch gezien erg zwak
staan en dat het eigenlijk de facto onmogelijk is om deze zaak terug te draaien. Mocht dat
inderdaad zo zijn, dan zullen wij ons hierin moeten schikken. Mocht het college toch nog
mogelijkheden zien om de zaak weer in oude staat terug te brengen, dan zou dat onze voor
keur hebben.
De heer Timmermans (weth.): De heer Van der Wal heeft een vieze smaak in de mond,
anderen zijn enigszins ontstemd. Geconstateerd kan worden dat de hele gang van zaken op
zijn minst teleurstellend is geweest, maar dat doet niets af aan het voorstel zoals het hier
ligt. De bouwvergunning als zodanig is correct verleend. In de eerste plaats gold en geldt
voor het betreffende gedeelte van de stad de Bouwverordening. Het bouwplan voldeed daar
volledig aan. In de tweede plaats was in het kader van het beschermd stadsgezicht een ver
gunning ex artikel 50, leden 5 en 7, van de Woningwet noodzakelijk. Deze vergunning is af
gegeven door de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC). Vervolgens was
een vergunning ex artikel 14 van de Monumentenwet noodzakelijk, die ook door de minister
van WVC, mede naar aanleiding van adviezen van de gemeente en de provincie, is afgegeven.
Op grond hiervan was er geen basis om de vergunning te weigeren. Derhalve moest die wor
den verleend. Ik heb hiermee de situatie geschetst waarin wij zitten.
Ik wil gelijk reageren op een opmerking van de heer Burg of wij niet eerder na hadden
kunnen gaan of er op grond van de gemeente zou worden gebouwd. Voor het aanvragen van
een vergunning is het niet noodzakelijk om bewijsvoering te leveren dat de grond waarop de
aanvraag betrekking heeft ook eigendom is. Men kan rustig voor de tuin van de buurman
een prachtig bouwplan ontwikkelen. Theoretisch zou men daar ook nog wel een bouwvergun
ning voor kunnen krijgen, maar het is natuurlijk de vraag of men daarmee iets kan doen.
Er wordt nooit gekeken naar de eigendomssituatie.
De bouwvergunning is verleend en wij moeten helaas constateren dat er is gebouwd in
afwijking van datgene wat in de bouwvergunning staat. De tekeningen gaven een bepaalde
lokatie van de bouw aan. Gebleken is dat het gebouwde anderhalve meter naar één kant is
verschoven. Derhalve is men terecht gekomen op grond die in eigendom is van de gemeente.
Nu kun je zeggen, zoals de heer Van der Wal heeft aangegeven, dat hetgeen hier is gebeurd
in strijd is met het eigendomsrecht. De gemeenteraad zou kunnen zeggen dat er sprake is
van een bouwontwikkeling die toch niet passend is en dat derhalve geweigerd wordt de
grond te verkopen. Een dergelijke werkwijze is vrij zinloos, want je moet dan nagaan wat de
mate van redelijkheid is om zo ver te gaan. Wij hebben in het verleden een stuk grond aan
deze man in erfpacht gegeven. Wij dachten een bouwvergunning te hebben verleend voor
een gebouw op deze grond, maar nu is gebleken dat het gebouw anderhalve meter verscho
ven is. Het gaat dan niet aan om te zeggen dat die anderhalve meter grond zodanig belang
rijk is dat je in redelijkheid niet tot overeenstemming met de eigenaar zou kunnen komen.
Ik heb hiermee precies aangegeven wat er aan de hand is. Wij hebben derhalve gezegd,
gelet op het feit dat een procedure tot sloop kansloos geacht moet worden; wij moeten zorgen
dat de zaak juridisch weer correct op zijn pootjes terecht komt. Dat betekent dat wij zijn
overgegaan tot het doen van een voorstel tot grondruil aan de raad.
De heer Van der WalDe constructie zoals de wethouder die naar voren brengt klopt op
zich zelf wel, althans de gang van zaken is juist. Een en ander leidt in feite dus tot het vol
gende als je buurman niet toevallig een particulier is die wel goed op zijn spulletjes let maar
- dat komt ook nogal eens voor - de gemeente, bijvoorbeeld in het geval dat de grond van
iemand grenst.aan een gemeentelijk plantsoen. Men vraagt een bouwvergunning aan voor
een gebouw op eigen grond. Vervolgens verplaatst men het gebouw anderhalve meter en
zorgt men dat het er staat enhebbes. Dan geldt precies dezelfde redenering. Ik zie
tenminste geen verschil, tenzij - maar dat mag natuurlijk nooit gebeuren - er verschil ge
maakt wordt wat betreft de persoon die de zaak uitvoert. Als dat zo zou zijn dan wil ik dat
ten hoogste bestrijden. Maar als dat niet het geval is, dan kan een ieder dus vrij gemakke
lijk met wat heen en weer geslinger van papier en wat bureaucratisch langs de randjes glij
den op een dergelijke manier gemeentegrond versieren. In feite is dat hier gebeurd.
Ik wil van het college weten hoe het denkt in de toekomst een dergelijke gang van zaken
die dus mogelijk blijkt te zijn te voorkomen.
De heer Ten Hoeve: De bouwvergunning moet worden verleend en er worden allemaal
prachtige artikelen genoemd. Niet nagegaan hoeft te worden of de grond eigendom is. Maar
dat ontslaat de aanvrager toch niet van de verplichting om de formulieren die ingevuld moe
ten worden naar juistheid in te vullen? Dat is echter niet gebeurd!
De heer Timmermans (weth.): Ik heb in eerste instantie geprobeerd aan te geven hoe
de afweging plaatsvindt. Het gaat natuurlijk niet aan om een relatie te leggen tussen de ei
genaar en in dit geval ook de erfpachter. Ik heb al gezegd dat er bij de afweging nagegaan
moet worden of de anderhalve meter grond die nu in gebruik is qua functie wezenlijk anders
is dan de anderhalve meter grond die de man in erfpacht had. Wij kunnen niet zeggen dat
die andere anderhalve meter een specifieke functie heeft.
De heer Van der Wal suggereert dat iemand met een particuliere tuin openbaar groen
heeft gepakt. Dat zou ook hier het geval geweest zijn, ware het niet dat de man weer net
zulk waardevol openbaar groen teruglevert. Daarom is er geen inhoudelijk verschil te maken
tussen de anderhalve meter grond die in eerste instantie illegaal in bezit is genomen en ver
volgens de eigen anderhalve meter grond die weer teruggegeven is.
Er is gevraagd hoe het college denkt een dergelijke gang van zaken te willen voorkomen.
Wij gaan er vanuit dat mensen hun formulieren en aanvragen correct invullen. Als wij er van
uit moeten gaan dat mensen te kwader trouw proberen opzetjes en dergelijke te maken, dan
is het functioneren van de gemeente buitengewoon moeilijk. Ik hoop dan ook dat wij niet te
vaak met dit soort situaties te maken zullen krijgen. Als er sprake is van opzet dan kun je
als gemeente achteraf in een moeilijk parket komen.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
De heer Van der Wal: Onze fractie wenst dit soort praktijken niet te sanctioneren. Wij
willen dan ook geacht worden tegen dit voorstel te hebben gestemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat
de PAL-fractie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punten 8 en 9 (bijlagen nrs. 242 en 246).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 10 (bijlage nr. 245).
De Voorzitter: Aan de orde is thans de vaststelling van het bestemmingsplan Sint Ja
cob sstraat Wirdumer dijk
De heer Van der Wal: Ik wil heel kort zijn, hoewel ik over dit voorstel een heel verhaal
zou kunnen houden maar dat heb ik al eerder gedaan. Het gaat met name om de bezwaren
die genoemd zijn onder de punten IV en VUIb en die zich richten tegen het pleinafsluitend
gebouw. In dit besluit worden deze bezwaren ongegrond verklaard. Men zal begrijpen dat
wij deze bezwaren gegrond verklaard willen zien. Met deze aantekening gaan wij akkoord met
het bestemmingsplan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van
de door de heer Van der Wal genoemde aantekening.
Punt 11 (bijlage nr. 251).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op de
ruimtelijke ordening ten aanzien van diverse gebieden en percelen. Onder punt Ib van het
bij het voorstel behorende ontwerp-besluit wordt verklaard dat er een bestemmingsplan wordt
voorbereid voor het plangebied Hemrik. Daarbij is per abuis sprake van tekening nummer
34A-34. Het tekening nummer moet echter zijn 34A-23.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde
voorstel van b. en w.