30 binatie waar de gemeente tussen zit en wij min of meer toekijker zijn. Ik krijg weinig helderheid over het fijne van de zaak. Er blijven te veel vragen achter. De heer Timmermans (weth.): In de vorige raadsvergadering heb ik vrij uitgebreid gereageerd op verschillende standpunten over de vraag of er al of niet een voorberei- dingsbesluit moest worden genomen. Materieel gezien is de discussie niet verder dan de situatie tijdens de vorige raadsvergadering. Er is wel een uitspraak van de waarnemend voorzitter van de Afdeling Rechtspraak - het gaat om een voorlopige voorziening maar niemand kent de argumenten waarom hij tot dit standpunt is gekomen. Waarom is het college nu toch van mening geweest om het voorstel te doen zoals dat hier thans ligt? Ik wil de raad eraan herinneren dat op de mededelingenlijst van de vo rige raadsvergadering een brief was opgenomen van de verzekeringsmaatschappijen. B. en w. stelden voor om de brief in hun handen te stellen om preadvies. Tevens werd vermeld dat er met de verzekeringsmaatschappijen overleg zou worden gepleegd over planologisch-procedurele aspecten. Op verzoek van de heer Dubbelboer is toen dat punt tegelijk behandeld met het Plan van aanpak parkeervoorzieningen, waarmee de door ons voorgestelde stap eigenlijk aan de procedure is onttrokken. Het college was dus aanvankelijk voornemens om eerst te gaan overleggen met de verzekeringsmaatschappijen om hun duidelijk te maken dat het idee, dat er binnen de ge meentelijke boezem sprake zou zijn van allerlei trucs of van de handen vrijhouden, niet aan de orde was. Wij hadden een en ander graag in een gesprek willen uitspreken. Bo vendien hadden wij de verzekeringsmaatschappijen ervan willen overtuigen dat er mate rieel gezien - dus wat betreft de inspraakmogelijkheden - niets zou veranderen of er nu wel of geen voorbereidingsbesluit zou zijn genomen. Door de besluitvorming zoals die de vorige keer heeft plaatsgevonden is dat gesprek niet aan de orde geweest en heeft de procedure zich afgespeeld zoals die zich heeft afgespeeld. Wanneer in het door ons voor genomen gesprek met de verzekeringsmaatschappijen over en weer onvoldoende duidelijk heid zou zijn ontstaan, met andere woorden als het college niet in staat zou zijn ge weest om de twijfel die bij de maatschappijen bestond over de gevoerde procedure weg te nemen, dan hadden wij, gelet op die twijfel/onduidelijkheid/onzekerheid, het stand punt kunnen innemen om dan toch maar de raad het voorstel te doen om een voorberei dingsbesluit te nemen. Het college heeft vervolgens gezegd: Wij vinden dat wij, los van de argumentatie die de Raad van State gaat hanteren, het voorbereidingsbesluit moeten nemen om zo de twijfel weg te nemen dat wij misschien allerlei trucs achter de hand hou den. Wat ons betreft stoppen wij de discussie verder. Het treffen van een voorlopige voorziening betekent dat de hele procedure nog door zca kunnen gaan. Wij zouden bij de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaar schriften terecht kunnen komen. Er zouden dan over en weer opnieuw discussies plaats vinden. Vervolgens zouden wij wellicht naar de Raad van State moeten voor een defini tieve schikking. Wij zijn van mening dat er helemaal geen aanleiding is om ook maar de geringste twijfel te laten bestaan dat hier iets bijzonders aan de hand is. De heer Ten Hoeve heeft gevraagd om te bezien of dit soort dingen in de toekomst kan worden voorkomen. Volgens mij doelt hij een beetje op de consequenties van de uit spraak van de Afdeling Rechtspraak, namelijk dat iedere particulier de gemeenteraad zou kunnen vragen een voorbereidingsbesluit te nemen voor een stuk terrein ten aanzien waarvan de daarvoor mogelijke ontwikkelingen zijn belangen zouden kunnen schaden. Op zich zelf is dat een interessante juridische discussie, maar het college stelt voor om dat aspect in ieder geval niet formeel met betrekking tot deze zaak verder uit te werken. Het lijkt ons natuurlijk hoogst interessant in de vaktijdschriften na te gaan of de argu mentatie van de waarnemend voorzitter van de Afdeling Rechtspraak gestand kan blij ven. Uit de redenaties van de heren Buurman en Ybema proef ik een beetje alsof het col lege hier bakzeil heeft gehaald. Dat is niet het geval. In de richting van de heer Dub belboer wil ik nog opmerken dat het college en ook de raad niet geneigd is om via tru cendozen te handelen. De heer Ybema zegt dat hier sprake is van een schaakspel tussen belanghebbenden. Ook dat is volgens mij niet zo. Aan de orde zijn grote belangen voor de verzekerings maatschappijen aan de linker- en rechterzijde van de Lange Marktstraat en de gemeen te. Vanuit die optiek zou het natuurlijk gewenst zijn als wij in één keer alle duidelijk heid op tafel zouden kunnen hebben. Er is echter sprake van ingewikkelde processen. Bovendien leidt de angst dat de zaak misschien wel eens een kant op zou kunnen gaan die wellicht voor een der partijen minder belangrijk is al gauw tot geruchtvorming en dergelijke. Wij hebben de indruk dat wij met de gekozen procedure en met het veelvul dig overleg dat wij willen plegen met de Aegon en de huidige verzekeringsmaatschappij en aan de Lange Marktstraat zorgvuldig bezig zijn. Uit het gesprek dat het college heeft gevoerd met de verzekeringsmaatschappijen is mij gebleken dat daar ook een stuk kou van de lucht is weggenomen. Ik heb begrepen dat er nu ook gesprekken hebben plaats 31 gevonden tussen de Aegon en de verzekeringsmaatschappijen die in een goede sfeer zijn verlopen en die de angst voor mogelijke ongewenste ontwikkelingen voor het grootste deel hebben weggenomen. Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. De heer Ten Hoeve: ik wil mij namens mijn fractie bij dat laatste punt aansluiten. Ik proef uit de verhalen van een aantal sprekers de suggestie alsof er mogelijk iets ach ter deze gang van zaken zou kunnen zitten. Wij gaan daar niet in mee, want het gaat mijn fractie om de zuiverheid van de procedures. De normale procedure is dat er een be stemmingsplan wordt voorbereid, terwijl het een uitzondering is dat er een voorberei dingsbesluit wordt getroffen. Het verbaast mij dat een aantal raadsleden op dit moment zo sterk pleit voor het treffen van voorbereidingsbesluiten. De vorige keer heb ik al ge zegd dat in een bestemmingsplanprocedure de raad eraan te pas komt en dat bezwaar schriften in de raad/commissies worden behandeld. In deze uitzonderingssituatie - ik weet wel dat er afspraken zijn dat grote bouwplannen in de commissie moeten komen; dat zal ook hier wel gebeuren - geeft de raad die bevoegdheid uit handen en zegt tegen het college: red je er maar mee. Degenen die al langer in de raad zitten weten dat daar in het verleden heel veel problemen uit zijn voortgevloeid. Ik begrijp dan ook niet dat een aantal raadsleden zo sterk pleit voor het uit handen geven van bevoegdheden. De heer Buurman: Het beeld van de truc is helemaal niet bij mij opgekomen, mijn heer de voorzitter, want er is gewoon sprake geweest van een zakelijke aangelegenheid. Ik heb in eerste instantie ook nog een vraag gesteld over de bepaling van de gronden. Ik heb hier een tekening voor mij liggen die de wethouder ongetwijfeld kent. De heer Timmermans (weth.): In een eerdere instantie is inderdaad gezegd dat de betreffende gronden niet exact zijn aan te geven. Wat nu gedaan is is niets anders dan het aangeven van de omgrenzing van het stuk grond dat in ieder geval betrekking heeft op de overeenkomst met de Aegon, omdat het gaat om een voorbereidingsbesluit voor het Oude Veemarktterrein. Theoretisch gezien zou je, als je de zaak planologisch gaat afwe gen, het volgende daarbij kunnen betrekken: welke belangen spelen er ten aanzien van ontwikkelingen op dat terrein en hoever gaan die, is er dan alleen sprake van de aan liggende wegen of moeten daar ook de andere bouwblokken bij worden betrokken zoals het stationsgebied, het gebied ten noorden van het station of het stationsplein? Op zich zelf zijn dat allemaal relevante vragen. Dit is de verklaring voor de argumentatie dat het vrij moeilijk is inhoudelijk exact aan te geven waar de omgrenzing moet liggen. Eigenlijk is die natuurlijk vrij simpel aan te geven, namelijk voor het gebied zoals dat in de over eenkomst is betrokken. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 22 t.e.m. 25 (bijlagen nrs. 278, 281, 263 en 262). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 26 (bijlage nr. 287). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Meerjarenprogramma restauratie monumenten. De heer Ten Hoeve: Ik wil bij dit voorstel een aantal kanttekeningen plaatsen. De Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten is van kracht geworden en in de verte gloort iets van decentralisatie. Vandaar dat wij als gemeente nu een meerjarenprogram ma moeten opstellen en vaststellen. Mijn fractie gaat met de opzet akkoord, te meer om dat aanpassingen per jaar mogelijk blijven. Bovendien heeft de wethouder in de commis sie toegezegd dat de commissie en eventueel de raad over aanpassingen gehoord zullen worden. Nadat deze zaak in de commissie is behandeld is er nog een aantal punten naar voren gekomen en ik doel dan op twee punten die in deze meerjarenraming genoemd zijn. In de eerste plaats betreft dat de Westerkerk. De kerkvoogdij van de hervormde ge meente heeft een sloopvergunning voor deze kerk aangevraagd die is afgewezen. De kerkvoogdij is daartegen in beroep gegaan. Die zaak speelt dus nog steeds. Intussen plannen wij een restauratie. Het moet natuurlijk zo zijn, zeker hangende deze procedu re, dat wij als gemeente, wanneer de gelden beschikbaar komen - ook volgens deze plan ing -, eventueel in samenwerking met anderen werkelijk plannen en een bestemming voor het gebouw hebben. Hoe staat het met de gesprekken die hierover worden gevoerd? Lukt et om, wanneer het rijk wel met geld komt, ook werkelijk tot uitvoering over te gaan? In de tweede plaats de restauratie van de kerk van Swichum die gepland staat in 1991/1995. Ook daar zijn op het moment ontwikkelingen gaande en vinden er gesprekken plaats met de kerkvoogdij van de hervormde gemeente van Goutum/Swichum. Is het niet noodzakelijk om de restauratie van deze kerk naar voren te halen?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 16