4
De Voorzitter: Ik open de vergadering. Op 6 juli van dit jaar overleed Everdina
Brandenburg-Sjoerdsma, tot voor kort lid van de gemeenteraad van Leeuwarden. Vanaf
1 september 1970 - dus vier volle raadsperioden - heeft zij op tal van punten het belang
van de Leeuwarder samenleving gediend. Mevrouw Brandenburg werd bij de laatste raads
verkiezingen opnieuw gekozen. Het werd echter te veel en zij moest bedanken voor het
raadslidmaatschap dat zij zo had geambieerd. Gedurende vijf jaar heeft mevrouw Branden
burg gefunctioneerd als fractievoorzitter van de PvdA. Zij heeft het noch in haar persoon
lijk leven noch in haar politiek optreden gemakkelijk gehad. Zij heeft het zich met name in
het laatste ook niet gemakkelijk gemaakt. Maar met een ongelofelijke inzet en op grond van
een in een reeks van jaren opgebouwde ervaring - consciëntieus en serieus als zij was -
heeft zij bijgedragen aan de ontwikkeling van deze stad, hetgeen ook al het geval was ver
voordat zij raadslid was geworden. Men heeft dan ook in haar kring, zeker ook op de kri
tieke momenten, haar leiding geaccepteerd. Het heeft veel van haar gevraagd. Waar de
emotie in het geding komt, schieten woorden te kort. Laten wij mevrouw Brandenburg in een
ogenblik van stilte gedenken.
De Raad neemt staande enige ogenblikken stilte in acht.
De Voorzitter: Ik stel aan de orde de agenda voor deze vergadering. Er is bericht van
verhindering wegens vakantie van wethouder Kessler.
Bij mij is binnengekomen een motie, ondertekend door de heer E.M. Janssen, mevrouw
De Haan, de heer Koopmans, de heer Duijvendak en de heer Ybema, met betrekking tot de
voorgenomen bezuinigingen op de Rijksbijdrage Sociaal-cultureel Werk. Mij is gevraagd toe
passing te geven aan artikel 45, lid 2, van het Reglement van orde voor de vergaderingen
van de raad van de gemeente Leeuwarden waarin staat: "In een bijzonder geval kan de
voorzitter, indien hem de behandeling urgent voorkomt, afwijking van de voorgeschreven
termijn van indiening toestaan mits het desbetreffende voorstel hem vóór de vergadering ter
hand is gesteld en is ondertekend als in artikel 43 voorgeschreven." Voor wat de laatste
randvoorwaarden betreft is daaraan voldaan. Het is mijns inziens alleszins gemotiveerd om
gebruik te maken van de uitzonderingsbepaling van artikel 45, lid 2, omdat de inhoud van
de motie inhaakt op de actualiteit van vandaag en zeker ook op ontwikkelingen die tot een
zeer tijdige oordeelsvorming door de gemeenteraad nopen. Het is om die reden dat ik u
voorstel om deze motie reeds hedenavond in behandeling te nemen. Ik geef u graag de
gelegenheid om uw oordeel hierover te geven.
De heer Bijkersma: Ik heb bedoelde motie zaterdagavond gekregen. Wegens afwezigheid
van een aantal fractieleden was het niet mogelijk om de motie in een voltallige fractieverga
dering te bespreken. Ik stel u voor, mijnheer de voorzitter, om de motie te behandelen na
afloop van de eerste pauze. De VVD-fractie kan dan in die pauze over de motie beraadslagen.
De Voorzitter: Ik begrijp dat de heer Bijkersma graag de gelegenheid wil hebben voor
fractieberaadvoordat het punt in behandeling komt.
Mag ik aannemen dat de raad overigens instemt met behandeling in deze vergadering?
Ik constateer dat de raad daarmee akkoord gaat. De normale gang van zaken is dat het punt
aan het eind van de vergadering wordt behandeld en derhalve wordt geagendeerd als punt
46. Ik heb begrepen dat van de zijde van de PvdA om voor mij zeer begrijpelijke redenen
een voorstel van orde wordt gedaan. De heer E.M. Janssen heeft het woord.
De heer E.M. Janssen: lk zou u willen verzoeken, mijnheer de voorzitter, om agenda
punt 42 inzake de verklaring "Leeuwarden, kernwapenvrij"en de zojuist door u genoemde
motie direct na afhandeling van de mededelingen te behandelen. Degene die het woord over
beide zaken zal voeren, zal namelijk na de pauze vertrekken. Ik begrijp het probleem van
de heer Bijkersma, maar misschien zou de vergadering nu even kunnen worden geschorst
zodat dat overleg alsnog kan plaatsvinden.
De Voorzitter: Het voorstel is om de agendapunten 42 en 46 te behandelen in beginsel na
de mededelingen, met de toezegging aan de heer Bijkersma dat er een pauze wordt ingelast
om zijn fractie gelegenheid te geven voor nader beraad. Ik constateer dat de raad hiermee
akkoord gaat en dat dienovereenkomstig is besloten. Ik stel voor om dan eerst agendapunt
42 te behandelen en vervolgens de motie, agendapunt 46. Wij kunnen dan wel zien op welk
moment er geschorst moet worden.
Punt 1.
De notulen worden ongewijzigd vastgesteld.
5
Punten 2 en 3 (bijlagen nrs. 265 en 283).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de adviezen van de Raadsadviescommissie voor de
Beroep- en Bezwaarschriften.
Punt 4 (bijlage nr. 284).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Advies inzake de bezwaarschriften tegen het voorberei-
dingsbesluit voor het perceel Roekstraat 45.
De heer Buurman: Bij mijn weten kunnen alleen bezwaarschriften van natuurlijke perso
nen en/of rechtspersonen in behandeling worden genomen. Is dit niet het geval dan zal een
bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaard moeten worden. De Werkgroep Vogelwijk-Woonwijk
bezit geen rechtspersoonlijkheid. Nu kan het best zijn dat in het verleden wel meer niet for
meel is gehandeld. Ik constateer ook wel dat een en ander is meegenomen met de bezwaar
schriften van de heer Tanahatoe c.s. Dit neemt echter niet weg dat het zaak is om een juri
disch verantwoord advies uit te brengen. Appellant moet nu reeds duidelijkheid worden ver
schaft. Wanneer de werkgroep alsnog in beroep gaat wordt haar bezwaarschrift zonder meer
van de tafel geveegd en dat is voor deze appellant uitermate vervelend. Ik ben van mening
dat de commissie het zover niet moet laten komen.
De heer Ybema: Ik zou wat meer inhoudelijk op dit punt willen ingaan en met name ook
op de beleidsaspecten daarbij. (De heer Dubbelboer: Dat zouden wij toch niet meer doen,
mijnheer de voorzitter?)(De Voorzitter: Ik ben benieuwd wat de heer Ybema gaat zeggen.
Misschien gaat hij vertellen dat hij met die motivatie voor of tegen het voorstel is.) Dat zal
uiteindelijk mijn conclusie zijn. (De heer Dubbelboer: Mijnheer de voorzitter, u hebt de
vorige keer de raad bezworen dat wij bij dit soort punten alleen over het voorstel zouden
stemmen en niet meer inhoudelijk - de heer Ybema doet dat nu wel - op de zaak zouden in
gaan.) (De Voorzitter: Ik moet nu even iets rechtzetten. Ik heb gezegd dat de raad niet in
discussie met het college moet treden, omdat het college zijn beurt heeft gehad. Als de raad
met het college in discussie wil treden, dan moet daar een andere plaats voor worden gezocht,
want het is niet redelijk dat betrokken reclamant niet aan het woord kan komen in deze raad.
Het gaat dus om het advies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften,
waartegen de raad ja of nee moet zeggen. Ik ben erg benieuwd te vernemen of de heer Ybema
bij een beoordeling van het advies van de raadsadviescommissie terechtkomtMocht hij zich
tot het college gaan wenden, dan kunt u van mij een reactie verwachten in de geest zoals u
blijkbaar graag van mij zou horen.) Ik merk dat mijn mogelijkheden wat zijn ingeperkt, maar
ik doe een poging om binnen de uitgezette lijnen te blijven.
De twee functies - de ontspanningsactiviteiten in het Roekenêst en de woonfunctie in de
Vogelwijk - verdragen zich qua karakter niet met elkaar en dat geeft altijd problemen. Het
onderhavige geval is daar een klassiek voorbeeld van. Het gaat hier om een kwestie die zich
al sinds 1980/1981 voortsleept. In de uitwisseling van argumenten tussen de omwonenden,
de Werkgroep Vogelwijk-Woonwijk en het college van b. en w. is volgens mijn inschatting
nogal sterk sprake van het langs elkaar heenpraten, het elkaar niet willen begrijpen. Uit
eindelijk komt het dan in de hoorzitting van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en
Bezwaarschriften, waarin de pleitnotitie van de omwonenden aan de orde komt, eigenlijk
neer op een aantal punten.
In de eerste plaats de vraag wat precies de consequenties zijn van uitbreiding van de
activiteiten van het pand Roekstraat 43 naar het pand Roekstraat 45; dat is de stellingname
van omwonenden. Het college van b. en w. stelt zich volgens mij toch wel wat formeel op en
zegt dat de accommodatie die in het pand Roekstraat 45 wordt geschapen uitsluitend bestemd
is voor de bejaarden. De inschatting van het college is dat die accommodatie op zich, gelet op
het karakter daarvan, geen overlast bezorgt. Het standpunt van omwonenden is het volgende:
De activiteiten die nu al voor een deel voor de bejaarden in het pand Roekstraat 43 plaats
vinden, worden onttrokken aan dit pand en gaan naar het pand Roekstraat 45. Daardoor
ontstaan extra mogelijkheden voor het organiseren van activiteiten in het pand Roekstraat 43
en ontstaat er dus een heel reële mogelijkheid van toename van de geluidsoverlast waar men
al jaren onder gebukt gaat. (De Voorzitter: Ik wil u nu toch onderbreken, want ik heb het
gevoel dat u bezig bent langs het punt dat aan de orde is heen te zeilen. De vraag is of de
bezwaarschriften al dan niet gegrond verklaard moeten worden.) Ik wil daarvoor graag een
motivering geven. (De Voorzitter: Maar u komt er wel uit?) Ja, hoor!
Een van de centrale punten in het verweer van de kant van b. en w. is volgens mij de
stelling dat er sprake blijft van twee geheel gescheiden panden, namelijk de panden Roek
straat 43 en 45. Tussen haakjes wordt nog wel gezegd: "behalve één verbindingsdeur". Dat
is natuurlijk de tussenpassage waarmee je het hele kleed onder die redenering wegtrektEr
is een verbindingsdeur en dan kun je volgens mij niet de stelling overeind houden dat er
sprake is van twee geheel gescheiden panden. Deze overweging is, om dit spitsroedenlopen