28 zich meebrengt, achten wij een homoseksuele relatie in strijd met Gods Woord en daarom bepaald niet gelijkwaardig aan de huwelijksband. De Bijbel geeft het huwelijk duidelijk aan als instelling van God en als gave en opdracht aan man en vrouw. Huwelijk en gezin nemen als fundamenten van de samenleving daarom een unieke plaats in." Ik heb de heer Bilker nogal eens horen spreken over het homofiel-zijn, maar hij ver mijdt eigenlijk de hele zaak van de homoseksualiteit. Ik zou toch wel graag eens van hem willen weten hoe het CDA nu denkt over homoseksualiteit in de openbare samenleving. Tot slot nog een opmerking over de twee moties van PAL. Deze moties liggen niet in het raam van mijn betoog. Ten aanzien van motie I wil ik nog opmerken dat, wanneer bij voorkeur kandidaten zouden moetenworden aangenomen die in het openbaar voor hun ho moseksuele voorkeur uitkomen, dat toch weer leidt tot een zekere positieve discriminatie, die ik afwijs. De heer Duijvendak: Ik constateer met vreugde dat in de raad grote eenstemmigheid bestaat over de uitgangspunten, met uitzondering van de GPV/RPF/SGP-fractie en ook enigszins de CD A-fractie. Ik zal mij in tweede instantie dan ook door middel van een aantal opmerkingen met name tot die fracties richten. Binnen de PAL-fractie wordt vaak verzucht dat het heel vreemd is dat wij bij de laatste verkiezingen een vierde zetel heb ben verloren. Vanavond realiseer ik mij dat weer, niet zozeer vanwege die vierde zetel maar met name omdat op die zetel de heer Niemeijer zat die vanuit zijn christelijke over tuiging de heer Buurman altijd op een zeer waardige manier te woord kon staan. Ik heb zelf geen christelijke levensovertuiging en ga dan ook geen christelijk debat met de heer Buurman aan. Ik wil alleen aangeven dat de heer Niemeijer eens heeft gezegd dat je de bijbel niet zo of per se op een andere manier moet lezen, maar dat er meerdere manieren zijn om zo'n boek te lezen. Het relativeren van eigen standpunten en dogma's gebeurde wat dat betreft meer door de heer Niemeijer dan door de heer Buurman die het boek blijkbaar maar op één manier kan lezen. (De heer Buurman: Ik houd mij niet op met buikspreken!) De heer Niemeijer heeft een wat liberalere en tolerantere mening over an deren die blijkbaar in hetzelfde boek lezen. De heer Buurman brengt vanavond nog een tweede argument naar voren, namelijk dat homoseksualiteit ook onnatuurlijk zou zijn. Ik vind dit argument in feite nog kwetsender en onjuister. Om het eens scherper te zeggen: wij moeten een jaar of veertig teruggaan om te zien - in het recente verleden is er geen beter voorbeeld van te geven - hoe ge vaarlijk een theorie is die spreekt over natuurlijke seksualiteit. Want die theorie is altijd de basis geweest voor vervolging van vormen van seksualiteit die in de minderheid zijn. Ik vind dat een zeer kwalijk en ook een zeer gevaarlijk argument. Het leek erop dat de heer Buurman in eerste instantie een verhaal hield dat minder eenzijdig was dan zijn ver haal tot nu toe, met name daar waar hij sprak over de wettekst en over wat binnen open bare instellingen allemaal wel niet zou moeten kunnen. Met betrekking tot de wettekst merkt de heer Buurman op dat belediging ook strafbaar zou zijn. Als ik dan volg wat hij verder allemaal gezegd heeft over onder andere het feit dat mijn seksuele voorkeur ab normaal/onnatuurlijk zou zijn, dat homoseksuele praktijken afkeurenswaardig zijn, dan vraag ik mij af of hij zich in feite zelf niet schuldig maakt aan belediging en dus aan overtreding van de wettekst. Het is dat men als raadslid onschendbaar is, maar als men dergelijke dingen buiten de raad zou zeggen dan zou ik nog wel eens willen zien in hoeverre men zich niet schuldig maakt aan zaken waarvan ook de heer Buurman in eerste instantie zegt dat men dat niet zou moeten doen. (De heer Buurman: Ik heb mijn stand punt voldoende gemotiveerd en daarbij ook de basis waarop aangegeven.) Ja, maar daar om blijft uw opmerking wel uitermate discriminerend. (De heer Buurman: Dat moet u dan aantonen.) Ik probeer dat ook aan te tonen en te beargumenteren. (De heer Buurman: Daar bent u dan naar mijn oordeel niet in geslaagd.) Nee, dat is duidelijk. Het probleem is namelijk dat een dergelijke houding niet onschuldig is. Het verhaal van de heer Buur man creëert de ruimte voor al die zaken waar ik in eerste instantie op heb gewezen. Dit soort verhalen doorbreekt niet de normen van heteroseksualiteit, maar geeft de context waarin bijvoorbeeld iets als potenrammen naar voren komt. Wanneer men niet onvoorwaar delijk alle vormen van seksualiteit gelijkwaardig stelt, dan creëert men daarmee maat schappelijke ruimte om bepaalde groepen letterlijk en figuurlijk te raken. Daarom zijn dergelijke verhalen niet onschuldig. Ik vind dan ook dat iedereen in deze raad zich daar tegen zou moeten verzetten. In de richting van het CDA het volgende. De wethouder hoopt dat het betoog van het CDA minder haaks staat op het verhaal van het college dan dat in eerste instantie leek. Ik hoop dat ook en hoop tevens dat het verhaal van het CDA in tweede instantie minder gericht zal zijn tegen individualisering. Ook deze nota spreekt vaak over een zelfstandig bestaan en over de individualisering. CDA-nota's over homoseksualiteit, über haupt over seksualiteit en relaties - zoals de nota „1 1 samen" -, keren zich tegen de ze individualisering. Daarbij is het inderdaad zo dat alleenstaanden en voordeurdelers er nog slechter afkomen dan homoseksuelen. Homoseksuelen die zich zo veel mogelijk als een 29 echtpaar gedragen worden bijna gelijk behandeld, maar dan komt er een andere adder onder het gras: een echt gezin kunnen zij nooit zijn. Allerlei confessionele instellingen moeten de vrijheid houden om te discrimineren. Of het nu adoptierecht, scholen of wo ningbouwverenigingen betreft, homoseksuele relaties worden niet gelijkwaardig door het CDA behandeld. Een en ander vloeit voort uit het feit dat men het principe van individu alisering niet voor 100% steunt. Ik hoop dat de wethouder gelijk heeft dat het verhaal van het CDA onschuldig is en niet in tegenspraak is met het collegeprogram. Iedereen die „1 1 samen" heeft gelezen zal dat wel kunnen constateren. Mijns inziens is het een fundamenteel gegeven dat groe pen die individualisering niet voorstaan uitkomen op discriminatie van mensen die in de minderheid zijn in de samenleving. Vandaar ook - mevrouw Westra zal daar verder op doorgaan - dat wij enige zorg hebben over de voortgang van het homobeleid en dat wij daar duidelijke en concrete afspraken over willen maken. Tot slot nog het volgende. Vanavond hebben wij uitgebreid en mijns inziens ook op een goede manier gepraat over homobeleid. Het zal mijn fractie heel wat waard zijn als homo's en hetero's ook buiten deze gemeenteraad wat zullen merken van het gemeentelijk homobeleid. Mefrou Westra: Ik wol yngean op de reaksjes op üs ferhaal oer it ünderwiis. De wet halder hat suggerearre dat, wannear't de rol fan it mienskiplik ünderwiissintrum oan- geande de toetsing van lesmateriaal yn de Kommisje foar it ünderwiis oan'e oarder komt, dan ek wol wiidweidiger yngean wurde kin op mooglikheden dy't der op it mêd fan it ün derwiis binne. Wy fine dat in goede suggestje. De PAL-fraksje wol der wol foar soargje dat de Amsterdamske dielnota oer ünderwiis en homo-emansipaasje by de leden fan de Kommisje foar it ünderwiis bekend wurdt. De boargemaster is yngongen op opmerkings oer it polysjebelied. Mefrou Van der Kloet hat der ek al op oantrune dat wy yn Ljouwert it projekt Sutfen dochs wat mear folgje moatte, omdat it wol düdlik is dat de mooglikheden beheind binne. Yn Sutfen is men blykber dwaande om te sjen oft dy mooglikheden just net wat grutter wêze kinne. Ik soe nochris in ütspraak hawwe wolle oft it kolleezje ree is om it projekt Sutfen te folgjen en him dêrfan op de hichte te stellen. Wy hawwe ek in opmerking makke oer aids. Wethalder Heere hat sein dat hy de yn- formaasje dy't hy hjiroer alris earder jün hat noch wolris jaan wol. Dat hoecht om üs net direkt. Yn de reaksjenota seis stiet nammentlik ek wol globaal oanjün wat de oanpak is en hokker ynstansjes dêrby behelle wurde. Ik wol yn de marzje opmerke dat de oanpak fan aids perfoarst net in eksklusive homo-oangelegenheid is, mar yn dizze nota wol as sada- nich oan'e oarder komt. Ik haw mei myn opmerking it feit ünder de oandacht fan it kol leezje bringe wollen dat der ünderwilens in nij plan is fan it noardlik aids-oerlis. Is dit plan by de gemeente bekend? It is neffens my nammentlik saak dat it kolleezje him dêryn ferdjippet Dan kom ik by de reaksjes op üs beide moasjes. De wethalder hat sein dat hy wol kans sjocht om de mooglikheden fan sa'n foarkarbelied op in rychje te setten. Hy neamt dat op sollisitaasjeformulieren dat punt opnommen wurde kin. Wy binne fan betinken dat der nochal wat mear saken ütsocht wurde moatte, bygelyks: hoe nimme jo sa'n punt op yn de advertinsje en hoe soarget men der foar dat yn in sollisitaasjepetear sa'n punt echt bepraat wurde kin. Ik haw der al op wiisd dat men yn Amsterdam ek mei dizze saak oan de gong is. Wannear't de mooglikheden op in richje setten wurde, dan wolle wy graach dat dizze saken ek opnommen wurde. Oan de oare kant seit de wethalder lykwols dat it kolleezje der oan twifelet oft soks einliks wol moat. Ik hear de wethalder dan wer net sizzen dat hy dit punt prinsipieel ófwiist. It liket in bytsje op: wy dogge it ien en oar al by frouljusemansipaasje en etnyske groepen, wy witte einliks net sa goed oft dat no foar in tredde groep noch wol moat. Ik fyn itjinge de wethalder oant no ta oer dit punt sein hat net sa düdlik. Wêrom soe itjinge dêr't ik om frege haw net kinne? As men yn in ad vertinsje wol oanjaan kin dat men by foarkar froulju of leden fan etnyske groepen oan- nimme wol, wêrom kin dat dan net by dizze groep? As it sa is dat wy yn de kommisje in iepen petear hawwe kinne oer de mooglikheden fan in foarkarbehanneling, oer de foar- en neidielen, ensfh. dan wolle wy de earste moasje wol ynlüke, omdat dan wol oan de strekking fan üs fersyk foldien wurdt. Dan kinne ek saken oan'e oarder komme dy't bygelyks D66 oandraacht, nammentlik oft der fan it ien en oar gjin stigmatisearjende wurking üt giet en oft dat gjin neidiel is. It liket üs dat wy dêr mei elkoar oer diskussearje kinne en dat wy sa in oardiel foarmje kinne. As sa'n petear yn de kommisje dus plakfine kin, dan lüke wy de earste moasje yn. Dan üs twadde moasje. De wethalder en in tal oare fraksjes hawwe sein dat dizze moasje oerstallich is. De wethalder seit dat der einliks wol sa'n wurkgroep komt dêr't yn de moasje om frege wurdt, want it kolleezje sil meikoarten alle amtners dy't mei dizze saak fan dwaan hawwe om de tafel roppe. Wy fine it moai dat de wethalder dit no sa seit, want yn de kommisje hawwe wy dat net sa heard. Boppedat wykt dizze gong fan saken

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 15