30 yn positive sin öf fan dy by frouljusemansipaasje. De twifels dy't wy hienen oer de ütfie- ring fan it belied wurde hjirmei wol weinommen. Ien en oar leit wat oars wat de amtners- tiid oanbelanget. De wethalder seit dat der no automatysk amtners mei dizze saak oan'e slach geane. Wat de frouljusemansipaasje oanbelanget is it sa dat hieltyd wer bliken docht dat ütdruklike amtnerstiid needsaaklik is. Sels no noch wurdt der wer in ütwreiding üt- steld fan de tiid dy't in pear amtners hawwe moatte foar it belied op it mêd fan de frou ljusemansipaasje. Wy binne dus fan betinken dat it einliks wol needsaaklik is om ütdruklik amtners hjirmei oan'e slach gean te litten. Oan'e oare kant begripe wy dat it kolleezje sels it belied mei faasje ütfiere litte wol troch amtners fan ferskillende öfdielingen. Al mei al bin ne wy fan betinken dat üs twadde moasje oerstallich is. (De Voorzitter: Motie II trekt u in en het intrekken van motie I laat u afhangen van het antwoord van de wethouder?) Ja. D66 seit bygelyks dat it antwurd fan de wethalder noch net hielendal düdlik is. Wy wolle yndied nochris eat hearre oer de besprekking yn de kommisje. (De Voorzitter: Maar motie II is in getrokken?) Ja. De hear Bilker: Der bliuwt neffens üs dochs in tsjinstridichheid bestean yn de para grafen 3.b en 3.C.3. Mocht der in momint komme dat mei in anty-diskriminaasje-artikel subsydzjes wegere wurde, dan sille wy ien en oar op dat stuit beoardiele op de wize sa't de wethalder dat steld hat. My tinkt dat ik yn earste ynstansje tige düdlik west haw oer de yndividualisearring. Ik haw lykwols ek sein dat dat punt yn it homorapport sels in grutte rol spilet. Ik haw dat punt net belutsen by de reaksjenota fan it kolleezje en de ütstellen dy't dêryn dien wurde. Oangeande de fraach fan de hear Buurman oer it stanpunt fan it CDA oer de homo seksuele libbenswize it'folgjende. Wy hawwe it jün oer it homobelied en net oer de fraach hoe't homoseksualiteit belibbe wurdt. Ik haw yn earste ynstansje wol sein, mynhear Buurman, dat men as oerheid gjin ünderskied meitsje kin tusken it homofyl-wêzen en de homo file libbenswize. It CDA stiet dêr achter. Wy fan üs kant hawwe yn earste ynstansje serieus probearre in reaksje te jaan op de foarlizzende ütstellen. Wy hawwe dochs wol wat muoite mei bepaalde ütspraken dy't jün dien wurde, foaral as de PAL-fraksje seit dat in serieus wittenskiplik CDA-diskusjerap- port skofterige ütstellen befettet. As op dat emoasjonele nivo praat wurde moat, dan is dit ünderwerp üs dêr te dierber foar. Oer de moasjes noch it folgjende. Moasje II is ynlutsen. Wat moasje I oanbelanget binne wy it iens mei it kolleezje dat der dochs earst wat mear ynformaasje komme moat, hoewol't de ütlis fan de wethalder üs noch net hielendal düdlik is. De heer Kessler (weth.): Mevrouw Van der Kloet heeft gelijk dat het nog niet zover is dat het rechtspositiereglement zo wordt gewijzigd dat er ook voor vrolijke en droevige zaken binnen de relatiekring - de relatiekring wordt daarbij heel ruim opgevat - een re geling komt. De inhoudelijke vorm hoe wij daar mee om moeten gaan ligt nog niet vast. Vermoedelijk zal dat ook niet op die manier in de aanbevelingen van het college voor ar beidszaken naar de gemeenten gaan. Het verhaal over onderwijs en emancipatie wil ik nu niet aan de orde stellen, want dat komt wel aan de orde bij de behandeling van de betreffende nota. Ik heb geen reden om te reageren op de tweede instantie van de heer IJestra. De heer Ybema vraagt - dat beluister ik ook bij een aantal andere fracties - wat ik nou precies met de uitleg van de eerste motie van PAL bedoel. De bedoeling is als volgt. Er zijn twee dingen aan de orde. In de eerste plaats de vraag of iets kan en in de twee de plaats de vraag of men iets wil. In de motie wordt gevraagd of het college uit wil zoe ken of positieve discriminatie voor homoseksuelen binnen het onderwijs mogelijk is. Ik heb al aangegeven dat dat naar mijn smaak kan en toegezegd om dat wat verder uit te werken en dat wij na willen gaan hoe een en ander in andere gemeenten wordt geregeld. Iets anders is of, als zo iets kan, je dat dan ook wilt. Ik heb gezegd dat het standpunt van het college op dit moment is dat het iets dergelijks niet wil, omdat het volgens ons heel ingewikkeld en moeilijk wordt om, naast de vrouwen en de etnische groepen, daar een derde categorie aan toe te voegen. Het is hier dus niet een echt principiële afwij zing, maar een afwijzing deels op praktische gronden. Ik vind wel dat er in de commissie ruimte moet zijn voor een open bespreking ter zake. Ik kan mij best voorstellen dat er in de Commissie voor het Onderwijs nog eens een keer een open bespreking plaatsvindt over de voor- en nadelen van het in de motie gevraagde. Het standpunt van het college op dit moment is echter dat het geen positieve discriminatie wil van homoseksuelen binnen het onderwijs. Ik hoop dat ik hiermee wat meer duidelijkheid heb gecreëerd. De tweede instantie van de heer Buurman geeft mij geen reden tot het maken van op merkingen. De heer Duijvendak heeft vooral in de richting van de heer Buurman en het CDA ge reageerd. 31 Ik ben al ingegaan op de eerste motie van mevrouw Westra. Zij heeft haar tweede mo tie ingetrokken. De heer Bilker zegt dat de individualiseringstendens niet in het nu voorliggend ver haal naar voren komt. Ik ben dat niet met hem eens. Als je het verhaal goed leest dan komt die tendens wel degelijk naar voren. Bovendien heb ik bij andere gelegenheden - ik weet wel zeker dat dat in het kader van het emancipatiebeleid is gebeurd - regelmatig namens het college dat punt naar voren gebracht. De Voorzitter: Heeft wethouder Heere nog aanleiding om te reageren? De heer HeePe (weth.): Mevrouw Westra wil graag weten of wij het plan van het noordelijk aids-overleg kennen. Het antwoord daarop is ja. De Voorzitter: Mevrouw Van der Kloet is nog eens ingegaan op het project Zutphen en heeft daarbij aangegeven dat de officier van justitie een bepaalde lijn volgt. Ik heb al aangegeven dat dat hier niet ter discussie staat. Mevrouw Van der Kloet vindt vervol gens een escape door te zeggen dat ik deze zaak maar mee moet nemen naar het triparti- te-overleg. Dat zou natuurlijk een aardige manier zijn om langs een achterdeur een nieu we verantwoordingsverplichting in de raad te introduceren. Ik zal daar niet op ingaan. Wij moeten principieel in de gaten houden wat het tripartite-overleg precies is. Het tripartite-overleg is een afstemmingsoverleg tussen twee organen die elk hun volstrekt ei gen verantwoordelijkheid hebben en die elk een verschillend platform van verantwoording erop nahouden, namelijk de burgemeester, als hoofd van de plaatselijke politie voor wat de openbare orde en eventueel het beheer van het politiekorps betreft, in de richting van de raad en de officier van justitie in een rechte lijn via de procureur-generaal naar boven, naar de minister toe met als verantwoordingsplatform de Tweede Kamer. Wij moe ten deze principiële scheiding van verantwoordelijkheden heel nadrukkelijk in acht nemen. Dat sluit niet uit dat ik in voorkomende gevallen best bepaalde dingen aan de orde ga stellen. Het zou best eens kunnen zijn dat dat zou gaan over de problematiek die van avond aan de orde is. Maar ik zal niet zo ver gaan dat ik daarover een soort pseudo- verantwoording ga afleggen in de raad of in de Commissie voor Openbare Orde, omdat die verantwoordelijkheden gescheiden zijn. (Mevrouw De Haan-Laagland: Het was ook maar een suggestie!) Ja, dat was het ook en daarom ga ik ook even principieel op deze zaak in, want die begrenzing - ik merk dat wel vaker en ik begrijp dat ook wel - ligt nogal diffuus. Het lijkt mij goed dat wij met elkaar precies weten hoe de lijnen lopen. Op zich zou het best een goede zaak zijn wanneer van de zijde van bijvoorbeeld het COC ook eens het gesprek wordt aangegaan met de officier en dan het liefst de hoofdofficier van justitie. Want ook die weg is er en die is bepaald wel begaanbaar. Wanneer de heer Duijvendak, ook sprekende over het project Zutphen, vraagt of het college bereid is dat te volgen en er zich van op de hoogte te stellen, dan is het ant woord ja. Natuurlijk is die bereidheid aanwezig, zij het met de beperking die ik eerder heb aangegeven. In de loop van dit jaar kan nog gesproken worden over een projectmatige aanpak - ik vertaal die voorshands als een stuk projectsurveillance zoals wij die ook op een aantal andere terreinen kennen - aan de hand van het beleidsplan voor de politie. Dit beleids plan, dat de basis zal vormen voor operationele activiteitenplannen daarna, is in grote lijnen klaar en zal aan de Commissie voor Openbare Orde worden voorgelegd. Wat de ti ming betreft gaan wij er vanuit dat een en ander nog in de loop van dit jaar zal kunnen gebeuren in directe relatie ook met het beleidsplan van de gemeente dat in het kader van de begrotingsbehandeling wordt overgelegd. Wij proberen dat zoveel mogelijk in eikaars verlengde te doen. De heer Ybema vraagt of, zodra duidelijkheid is gekomen over de Amsterdamse proce dure, die zaak voorgelegd zal worden aan de Commissie voor Openbare Orde. Het ant woord daarop is ja. Ik ben hiermee gekomen aan het eind van de tweede termijn. Ik wil graag vernemen of motie I nog overeind staat. (Mefrou Westra: Wy lüke moasje I yn. Ik wol noch wol ien ding sizze. De wethalder suggerearret dat dy besprekking yn de Kommisje foar it Under- wiis plakfynt. It liket üs better dat dat punt oan'e oarder komt yn de Kommisje foar Emansipaasje-oangelegenheden, omdat it dochs wol giet om in ófweaging fan hoe't men om gean moat mei maatregels op it mêd fan ferskillende groepen.) Motie I is dus ingetrok ken. Aan de orde is de stemming. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeggingen van het college en met aantekening dat de heer Buurman wenst te wor den geacht tegen te hebben gestemd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 16