32 Punt 15 (bijlage nr. 307). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 16 (bijlage nr. 324). De Voorzitter: Dit punt luidt: Wijzigen van de gemeentebegroting en van de begrotin gen van het Woningbedrijf en de Dienst Stadsontwikkeling voor het dienstjaar 1986. Gemeentebegroting. De hear Bilker: Ik wol eat sizze oer punt 1. Tününderhald Heechterp op side 1 fan it riedsbrief. Op 23 juny 11. hat üs fraksje ütsprutsen dat it ünderhald fan it grien tus- ken de flats yn Heechterp itselde wêze moat as dat fan ferlikbere plantsoenen earne oars yn de stêd. It kolleezje hat doe tasein oan in oplossing te wurkjen en dat it yn septimber wer mei de Hierdersferieniging Heechterp oer dizze saak prate soe. Wy wolle dan no ek üs wurdearring ütsprekke dat ien en oar sa gau syn beslach krigen hat. Wy binne it iens mei itjinge finansjeel ütsteld wurdt foar 1986 en struktureel foar de jierren dêrnei. De hear Miedema (weth.): De hear Bilker seit „sa gau". Ik bin him wol tankber foar dy opmerking, allinne der moast no ek ris wat barre. Twa jier ferlyn binne wy mei de werstrukturearring begun. Winliken hie it ien en oar doe al barre moatten. De hear Bil ker hat lykwols folslein gelyk dat der yn de rjochting fan de Hierdersferieniging Heech terp hiel flot reagearre is en dat is plezierich. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 17 (bijlage nr. 310). De Voorzitter: Dit punt luidt: Ontslagverzoek mevrouw A. Hempenius. De heer De Beer: Toen destijds het punt werd behandeld om te komen tot meerhoof- dige schoolleiding, stond de VVD-fractie bepaald niet te juichen. Dat neemt echter niet weg dat mijn fractie het jammer vindt dat in dit en het volgende geval het experiment is mislukt In de besluiten van de raadsvoorstellen onder de agendapunten 17 en 18 wordt alleen gesproken over het ontslag als directeur, terwijl de raadsbrieven daaraan het benoemen tot groepslerares koppelen. Dit zijn duidelijk twee afzonderlijke zaken. Het is toch zo dat de raad de directeuren benoemt en derhalve ontslaat? Een en ander houdt echter niet au tomatisch in dat de raad hen ook benoemt tot groepslerares. Ik zou graag hierover de mening van de wethouder willen weten. Mevrouw Vlietstra (weth.): De heer De Beer heeft gelijk dat de raad benoemt en ont slaat als het gaat om de directeursfunctie. Het benoemen van groepsleerkrachten is een bevoegdheid van b. en w. en vandaar dat dat ook niet is opgenomen in het raadsbesluit. De heer De Beer: Ik vind het dan een beetje vreemd dat die opmerking in de raads- brief wordt gemaakt, want dat was totaal niet nodig geweest. Het is een overbodige op merking. De Voorzitter: De ene keer geef je te weinig informatie... (De heer De Beer: Als de informatie niet nodig is, dan vragen wij er ook niet om.) Ik begrijp dat velen deze infor matie wel op prijs stellen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 18, 19 en 20 (bijlagen nrs. 311, 323 en 321). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 21. De Voorzitter: Aan de orde is thans Onderzoek geloofsbrief van het nieuw benoemde lid van de raad, de heer G. Krol. De heer Bijkersma: „Aan de gemeenteraad. Krachtens aanwijzing van de voorzitter van uw vergadering hebben ondergetekenden: H.J. de Haan-Laagland, M.F. Koopmans en 33 J.R. Bijkersma de geloofsbrief onderzocht van het nieuw benoemde raadslid, de heer G. Krol. De heer G. Krol is bij besluit van 26 augustus 1986 van de voorzitter van het cen traal stembureau ter verkiezing van de leden van de gemeenteraad benoemd verklaard tot lid van de raad. De geloofsbrief met bijbehorende stukken is door de benoemdverklaarde binnen de door de wet gestelde termijn ingezonden. Uit de ingezonden verklaring of op andere wijze is ons niet gebleken, dat de benoemdverklaarde op het tijdstip, waarop over de toelating moet worden beslist, een met het raadslidmaatschap onverenigbare betrekking bekleedt. Voorts heeft de burgemeester aan uw raad een uittreksel uit het bevolkingsre gister overgelegd, waaruit blijkt, dat de benoemdverklaarde zijn werkelijke woonplaats in de gemeente hee^. Wij kunnen uw vergadering derhalve rapporteren, dat wij de geloofs brief met bijbehorende stukken in orde hebben bevonden. Daar overigens geen omstan digheden bekend zijn, op grond waarvan de benoemde niet zou kunnen worden toegela ten, mogen wij u adviseren, de heer G. Krol toe te laten als lid van de raad van de ge meente Leeuwarden." Aldus gerapporteerd in de vergadering van de raad van de gemeente Leeuwarden op 8 september 1986 en ondertekend door mevrouw De Haan-Laagland en de heren Koopmans en Bijkersma. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het advies van de Commissie voor het onder zoek van de geloofsbrieven. De Voorzitter: Dat betekent dat wij thans reeds afscheid nemen van mevrouw Van der Ploeg, die haar zetel in de Staten van Friesland gaat innemen. Ik hoop en wens haar toe dat zij daar geen spijt van krijgt, want de provincie is altijd nogal wat afstandelijker en minder direct dan een gemeenteraad. Er is dezer dagen een rapport verschenen van de afdeling Sociaal-geografisch en bestuurskundig onderzoek van de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten dat eindigt met de vermelding dat de vraag is gesteld of de provin cie zich in de loop der jaren steeds meer ontwikkeld heeft van verre vriend naar goede buur. Daarbij wordt dan bemoedigend geconstateerd dat het erop lijkt, gezien de ontwik kelingen van de laatste jaren, dat het antwoord op die vraag bevestigend luidt, zij het dat de relatie alle kenmerken van nabuurschap in zich heeft, dat men elkaar niet over loopt en van tijd tot tijd een fikse ruzie heeft, maar dat de relatie in de meeste provin cies is gebaseerd op wederzijds respect en de bereidheid tot het geven van hulp. In een schrijven dat ik van mevrouw Van der Ploeg mocht ontvangen, schrijft zij dat het haar spijt dat zij de functie van raadslid maar korte tijd heeft kunnen uitoefenen. Zij hoopt echter de belangen voor Leeuwarden op provinciaal niveau verder te kunnen be hartigen. Als zij dit gestalte geeft dan zal aan de relatie met de provincie, in de geest zoals ik net heb aangegeven - meer een goede buur in plaats van een verre vriend nader inhoud worden gegeven. Overigens heb ik nu de gelegenheid nog eens tegen u te zeggen dat het, met in het vooruitzicht de verkiezingen voor provinciale staten, voor de verschillende politieke par tijen waarschijnlijk interessant is te letten op de inbreng die vanuit de stad Leeuwarden daarin wordt geleverd. Wij moeten constateren dat zich in het huidige college van gede puteerde staten geen inwoner van de provincie-hoofdstad bevindt. Als ik in de loop der jaren zie hoe de Leeuwarder inbreng, althans als ik die mag relateren aan het inwonertal van Leeuwarden, zich ontwikkeld heeft, dan groeide die als een koeiestaart. Deze uit drukking is misschien wel heel passend in deze provincie, maar in het licht van wat ik bedoel te zeggen komt die toch wat minder goed gelegen. Het dieptepunt werd bereikt na de verkiezingen in 1982. Er werden toen weliswaar slechts vier Leeuwarders gekozen, die op dat moment al zitting hadden in de staten. Recentelijk is door tussentijdse vacatures de vacature die door mevrouw Van der Ploeg wordt ingenomen daarbij inbegrepen - dat aantal weer wat toegenomen, namelijk tot zeven. Kortom, met dit omstandige verhaal bedoel ik te zeggen: let op uw zaak, kijk in uw politieke achterlanden goed dat wij ons, ook vanuit deze gemeente, de kaas niet van het brood laten eten. Mevrouw Van der Ploeg gaat daar wat aan doen, voor zover zij haar inbreng in de Staten van Friesland gaat leveren. Mevrouw Van der Ploeg heeft mij gevraagd om aan het eind van deze vergadering nog voor een korte verklaring het woord te mogen hebben. Ik verleen dat haar bij deze. Mevrouw Van der Ploeg-PosthumusDank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik wil graag reageren op uw woorden en een korte verklaring afleggen. Tot eind september zal ik het raadswerk nog blijven doen, maar deze raadsvergadering moest wel de laatste zijn die ik in deze functie bijwoon. Al doe ik het mij zelf aan, ik vind het wel jammer dat ik nu af scheid moet nemen, want ik doe dit werk met veel interesse en ontzettend veel genoegen. Er moest echter een keuze worden gemaakt. Binnen het CDA ligt een goede afspraak dat wij niet twee heren zullen dienen. Mijn voorkeur voor het werk op provinciaal terrein was ook bij mijn kandidaatstelling bekend, maar ik zou de waarheid geweld aandoen door hier

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 17