16 hetgeen door andere fracties naar voren is gebracht zal ik bewaren tot mijn tweede in stantie. Door middel van het schrijven van een Homo-nota hebben wij aandacht gevraagd voor de positie van homoseksuele mannen en vrouwen in het gemeentelijk beleid. Daardoor zou het kunnen lijken alsof homoseksualiteit een probleem is. Uit de discriminatie van de ho moseksuele voorkeur en levensstijl blijkt echter dat het probleem in de heteroseksuele sa menleving ligt, die zich zelf als norm stelt en voortdurend van haar eigen vanzelfspre kendheid uitgaat. Die norm wordt gesteld binnen gezinnen, voorzover ouders alleen hun eigen heteroseksualiteit aan hun kinderen als voorbeeld stellen, en op scholen wanneer homoseksuele leerkrachten hun seksuele voorkeur moeten verzwijgen of zelfs geweerd mo gen worden door christelijke schoolbesturen. Maar die norm wordt ook gesteld door po tenrammers, die blijkbaar een superioriteitsgevoel denken te kunnen ontlenen aan hun toevallige heteroseksuele voorkeur. Het stellen van de heteroseksuele norm gebeurt voortdurend en overal. Deze norm is ook vastgelegd in allerlei discriminerende wet en regelgeving. Ook bij de behandeling van onze nota in de commissie werd vaak vanuit de ze norm geredeneerd en werden homoseksuelen daardoor opnieuw buiten gesloten. De ge voeligheid die iemand heeft voor die voortdurende discriminatie hangt ook samen met de eigen seksuele voorkeur, hoezeer ook hetero's die gevoeligheid zouden moeten hebben of zouden moeten ontwikkelen. Vandaar ook dat ik besloten heb om, naast Katja Westra, zelf over dit onderwerp het woord te voeren als homoseksueel raadslid. Ik had gehoopt dat de behandeling van deze Homo-nota zou tonen dat het mogelijk is dat politieke discussies zo verlopen dat de vanzelfsprekendheid van heteroseksualiteit doorbroken wordt. Dat ge beurt dus niet wanneer er tijdens de eerste behandeling in de Commissie voor Emancipa tie-aangelegenheden de vraag wordt opgeworpen of wijraadsleden van wie blijkbaar wordt verondersteld dat wij allemaal uitsluitend heteroseksueel zijn, wel over hun proble men kunnen praten. Dat gebeurt dus niet wanneer een CDA-raadslid daar opmerkt dat het met discriminatie wel meevalt, het ook maar om 4% - o ja? - van de mensen gaat en dat ook haar dominee van geen problemen wist. De vanzelfsprekendheid van de norm van heteroseksualiteit wordt niet doorbroken wanneer bijvoorbeeld de commissaris van politie zelfs het woord homoseksueel bij de behandeling van de Homo-nota niet in de mond lijkt te durven nemen, maar steeds praat over „mensen met een andere geaardheid", „de on derhavige problematiek", „het project Groningen" en zo kan ik nog wel een tijdje door gaan. Het gebeurt bijvoorbeeld ook niet wanneer de coördinerend wethouder van homo zaken het tekort schieten van de overheid op dit gebied lijkt af te doen met de opmer king dat het goed is dat het particulier initiatief zelf met nota's voor gemeentebeleid komt. Alsof het toevallig is dat nog nergens in Nederland initiatieven voor homobeleid van de kant van colleges van b. en w. gekomen zijn, maar altijd van individuele raadsle den, raadsfracties en vaak ook van het COC. Bij deze voorbeelden zie ik dan nog maai af van de expliciet discriminerende opmerkingen, zoals een nu oud-raadslid van het CDA die meende te moeten maken en ook een andere enkeling in deze raad regelmatig laat ho- ren. Tegenover deze voorbeelden, waarin de norm van heteroseksualiteit wordt bevestigd, staan gelukkig andere zaken. De over het algemeen positieve toon in de reactienota van b en w., de bereidheid van de politie om potenrammers serieus aan te pakken en natuur lijk de goede samenwerking tussen COC/PvdA/D66/PAL bij de voorbereiding en de behan deling van deze nota. De inbreng van de CDA-fractie heeft ons teleurgesteld. Afgezien van de al aangehaalde opmerkingen was men öf niet aanwezig bij de commissievergadering öf volstond men met een beschouwing in de trant van het rapport „1 1 samen". Vooral dat laatste heeft ons verbaasd, want b. en w. kiezen volgens ons terecht voor een andere lijn. Niet weer het huwelijk en het gezin als voorbeeld nemen waar andere samenlevings vormen naar gemoduleerd moeten worden, maar uitgaan van „een pluriforme maatschappij waarin een ieder, ongeacht zijn of haar seksuele voorkeur, de mogelijkheid heeft een zelf standig bestaan te verwerven". In de lijn van vorige nota's kiezen b. en w. voor indivi dualisering en pluriformiteit, gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden voor ieder mens en niet voor paren of helften van paren. Juist aan identieke gelijke rechten voor homoseksuelen ontbreekt het in het rapport „1 1 samen". Ik zou graag van de CDA-fractie willen weten waar zij staat: achter het door b. en w. geformuleerde ol achter het landelijk rapport waarin zulke schofterige plannen staan als het via het Ge meentelijk Woningbedrijf aan homo's verhuren van woningen als de christelijke woning bouwverenigingen daartoe niet bereid zouden zijn. Bij de start van het nieuwe college heb ik er op gewezen dat expliciete aandacht voor homobeleid in het collegeprogramma grotendeels ontbreekt. Een van de consequenties is dat bij de op te stellen beleidsplan nerx homobeleid in geen van al onze prioriteitsgroepen terugkomt. Er zijn absolute hoofd prioriteiten, hoofdprioriteiten en gewone prioriteiten en bij geen van die prioriteiten blijkt homobeleid terug te komen. Gaat dat na vaststelling van deze nota alsnog gebeu ren, is onze vraag. Homobeleid valt onder de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden, die nu zowel 17 emancipatie van vrouwen als van homoseksuelen tot haar taak heeft. Lesbische vrouwen kregen tot nu toe in het vrouwenemancipatiebeleid te weinig aandacht. Wij verwachten dat dit nu zal veranderen. Zowel lesbische vrouwen als homoseksuele mannen zullen nu zicht baar aandacht moeten krijgen. Gezamenlijk, maar ook als twee verschillende groepen. Want de maatschappelijke positie van potten en flikkers mag dan door discriminatie en agressie voor een groot deel dezelfde zijn, de verschillen zijn ook groot. Wij praten im mers over mannen en vrouwen. Daarnaast zijn er natuurlijk tussen flikkers onderling en potten onderling grote, kleurrijke verschillen. Naast punkpotten zijn er in leer gestoken motorpotten, onder flikkers de stoerste nichten tot de mooiste macho's. Toevallig hebben zij iets gemeen en dat is dat zij niet vallen op mensen van het andere geslacht. Of mis schien nog wel veel ingewikkelder: dat zij van mannen en van vrouwen houden of van al lerlei andere spannende variaties daar tussenin. Ik bedoel maar, net zo min als de hete roseksueel bestaat, bestaat de homoseksueel. Wat wel bestaat is intolerantie en agressie naar alles wat maar een beetje afwijkt van het meest stereotype beeld. In verband daar mee worden homoseksuelen in de reactienota van b. en w. dan ook benoemd als „kwetsba ren" Maar vanavond moeten wij maar eens praten over de groepen en de partijen die ons kwetsbaar maken, die ons meestal figuurlijk maar soms ook letterlijk proberen te raken. Wij hebben dus niets aan zalvende woorden over de acceptatie van de homofiele mede mens. Als wij over acceptatie praten, dan stel ik tot slot voor te praten over de vraag: Hoe lang accepteren wij nog de vanzelfsprekendheid van de norm van heteroseksualiteit? Mefrou Westra: Nei't myn fraksjegenoat Duijvendak in algemiene reaksje jün hat sil ik noch yngean op in pear terreinen dy't by dit fasetbelied fan belang binne. Nei twa be- sprekkings yn de Kommisje foar Emansipaasje-oangelegenheden en de behanneling yn de Kommisje foar Iepenbiere Oarder leit der in pakket maatregels dêr't wy yn grutte halen mei ynstimme kinne. Lykwols wol ik by in tal saken noch in opmerking meitsje. Alderearst de polysje. Yn de gearkomste fan de Kommisje foar Iepenbiere Oarder en dêrnei hat bliken dien dat de polysje ree is om de tanimmende agresje tsjin homoseksue len, dy't him under oaren uteret yn it „potenrammen"oan te pakken. Wy hoopje dat yn gearwurking mei it COC op koarte termyn in plan fan oanpak opsteld wurde sil, ferge- lykber mei it projekt Grins. It anonym melde kinne fan geweld tsjin homoseksuelen mak- ket de drompel in stik leger. Wy fine it wichtich dat mear bekendheid jün wurdt oan diz- ze mooglikheid ta anonime melding, krekt om de saneamde „verborgen homo's" te stimu- learjen melding te dwaan. Lykwols kinne anonime meldingen net liede ta strafrjochtlike ferfolgingDêrta moat oanjefte dien wurde en dat kin no krekt net anonym. Yn Sutfen is justysje der mei begün om dit al mooglik te meitsjen. It liket üs in goede saak dat de ge meente har, as dit projekt in skoft draait, op'e hichte stelt fan de ütkomsten dêrfan en eventueel inisiativen nimt om yn Ljouwert de lijn fan Sutfen te folgjen. In twadde terrein dêr't ik wat oer sizze wol is ünderwiis. De toansetting fan de pa ragraaf oer ünderwiis is in stik ferbettere nei't opmerkings oer „het niet problematisch zijn van heterocentrisme in lesmateriaal" bygelyks skrast binne. Dochs binne wy teloar- steld dat wat it ünderwiis oanbelanget net mear as twa beskieden maatregels ütsteld wur de, wylst der folie mear mooglikheden binne, sa't ek bliken docht üt de ütstellen dy't de gemeente Amsterdam dien hat foar homo-emansipaasjebelied yn it ünderwiis. Ik wol de dielnota dy't Amsterdam dêroer ütbrocht hat graach ünder de oandacht fan it kolleezje bringe Yn de paragraaf oer ünderwiis wurdt ek noch yngien op de posysje fan learkrêften. „Wij hebben er geen bezwaar tegen wanneer leerkrachten in het onderwijs voor hun sek suele geaardheid uitkomen", stiet der yn de reaksjenota. In wol hiel sunige formulear- ring, dy't ek folslein lizze lit hoe grut de belemmerings yn de praktyk binne foar lear krêften dy't foar harren homoseksuele foarkar ütkomme wolle. Homoseksuele learkrêften hawwe rjocht op in gruttere stipe, in düdliker ütspraak dat de gemeente folslein efter harren stiet. In foarm fan positive aksje soe dat goed ta ütdrukking bringe kinne, liket üs, nammentlik in foarm wêrby by oanstellings de foarkar jün wurdt oan kandidaten dy't seis foar harren homoseksuele foarkar ütkomme. Sa kin de noarm fan heteroseksualiteit trochbrutsen wurde, as yn guon funksjes yn it ünderwiis en yn it foarmingswurk homo seksualiteit sichtber wurdt. Wy soenen graach ütsocht hawwe wolle wat de mooglikheden foar sa'n oanstellingsbelied binne. Yn Amsterdam binne der al ütstellen yn dizze rjoch- ting, miskien dat ek oare gemeenten soksoarte plannen meitsje sadat de ried, as wy dêr ien kear oer ynformearre binne, in oardiel foarmje kin oer de winsklikheid fan sa'n foar- karsbelied. Wy hawwe dit fersyk yn in moasje ünder wurden brocht en dy wol ik no graach foarlêze. Moasje I. „De gemeenteried fan Ljouwert, gearkommende op 8 septimber 1986, betinkende

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 9