4 De heer Ten Hoeve: Mijn fractie gaat ermee akkoord dat het college komt met een preadvies over deze zaak. Wij zouden graag zien dat, wanneer dit preadvies hier aan de orde komt, de horecanota er dan ook is. De problematiek die in de brief en het verzoek wordt aangesneden heeft zeker met de horeca in de binnenstad te maken. Ik herinner mij een toezegging van de voorzitter dat de horecanota begin dit jaar in behandeling zou worden genomen. Inmiddels zijn wij bijna aan het eind van 1986 en is deze nota er nog niet. Ik zou graag willen weten wanneer de horecanota komt. De heer Burg: Ik wil reageren op hetgeen de heer Ten Hoeve heeft gezegd. Wij heb ben er geen bezwaar tegen dat, wanneer het preadvies over deze zaak hier aan de orde komt, daar dan eventueel ook de horecanota bij wordt betrokken. Maar wanneer dat in houdt dat het tijdstip waarop het preadvies op onze tafels komt te liggen wordt verlengd, dan hebben wij daar wel problemen mee. De in de brief genoemde overlast geeft nameliik nogal wat irritatie en zelfs agressie. Wanneer de gebruikers van het pand vinden dat zij beter kunnen verhuizen - ook de bewoners van de Bagijnestraat vinden dat - en daar een mogelijkheid voor zou zijn, dan zouden wij graag zien dat dat probleem op zo snel mogelijke termijn wordt opgelost. De heer Timmermans (weth.): De heer Ten Hoeve heeft gevraagd hoe het staat met de horecanota. Wij hopen deze nota in november in behandeling te kunnen nemen. Het concept is gereed, maar dat moet nog worden aangepast. Ik neem aan dat wij de komende maand daar voldoende tijd voor zullen hebben. De heer Burg zegt dat het niet zo mag zijn dat een eventueel antwoord op de brief en het verzoek afhankelijk wordt gesteld van de behandeling van de horecanota. Ik kan zijn redenatie wel volgen. Zonder vooruit te willen lopen op de beantwoording van de brief en het verzoek wil ik echter wel opmerken dat wij, als het gaat om het zoeken van alternatieve lokaties, natuurlijk wel moeten weten of die passen in de strekking van de horecanota. Ik neem aan dat een sociëteit direct in de nabijheid van de binnenstad zal moeten zijn gesitueerd. Er is dus wel degelijk een planologisch verband tussen de beant woording van de brief en het verzoek en de horecanota. Aan de andere kant denk ik dat dat de overlastbezorgers niet ontslaat van hun verantwoordelijkheid om, indien mogelijk, zo snel mogelijk een goede lokatie te zoeken. De Voorzitter: In aansluiting hierop wil ik nog een reactie geven op de vraag van de heer Ten Hoeve. Ik meen mij te herinneren dat wij bij een andere gelegenheid hebben gezegd dat de horecanota niet aan het begin van dit jaar - aanvankelijk was dat wel de bedoeling -, maar aan het eind van dit jaar aan de orde zal komen. Een en ander sluit ook precies aan op het antwoord van de heer Timmermans. De heer Ten Hoeve: Dat laatste is mij dan ontgaan, mijnheer de voorzitter. In de richting van de heer Burg wil ik nog het volgende zeggen. Ik heb er niet voor gepleit om de behandeling van de brief en het verzoek uit te stellen, maar ik heb ervoor gepleit om de horecanota zo snel mogelijk in behandeling te nemen. Daarnaast is het zo - dat vind ik in dit geval wel pikant - dat de gemeente meestal moet aantonen of er er gens overlast plaatsvindt waarna er pas kan worden opgetreden. De vereniging Wolwêze schrijft in haar verzoek zelf dat zij overlast veroorzaakt. Er is dus reden genoeg om de ze zaak in de komende tijd aan te pakken. De brief en het verzoek worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies. Sub I Het verzoek wordt in handen gesteld van b. en w. om preadvies. Sub JK en L De beroepschriften zijn in handen gesteld van de Raadsadviescommissie voor de Be roep- en Bezwaarschriften. Sub M en N. Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 6a (bijlage nr. 338). Benoeming ambtenaar van de burgerlijke stand. 5 Aanbeveling van burgemeester en wethouders: de heer J.L. Kok. Benoemd wordt de aanbevolene met algemene stemmen. Punt 6b (bijlage nr. 350). De Voorzitter: Dit punt luidt: Benoemingen in enkele raadsadviescommissies en over legcommissies. De heer Duijvendak: Ik zou een vraag willen stellen aan het college betreffende de aanbeveling van b. en w. om een lid van de PvdA-fractie te benoemen als voorzitter van de emancipatiecommissie. Door het vertrek van mevrouw Van der Ploeg naar provinciale staten en haar opvolging door een man dreigde er een situatie te ontstaan dat er naast een mannelijke wethouder voor emancipatiezaken ook een mannelijke voorzitter van de emancipatiecommissie benoemd zou worden. Die voorzitter zou dan ook nog komen uit een partij - laten wij vriendelijk blijven - die niet uitblinkt in emancipatiegevoeligheid. B. en w. hebben deze situatie blijkbaar willen voorkomen en dragen dan nu een vrouw als voor zitter voor. Prima, maar waarom is er afgeweken van de afspraak dat een voorzitter van de commissie niet uit dezelfde partij komt als de wethouder? Mevrouw Doevendans is im mers lid van dezelfde partij als de heer Kessler. De enige andere partij met een vrouwelijke vertegenwoordiger in de emancipatiecom missie is PAL. Daarom hebben wij intern laten weten dat Katja Westra in dit bijzondere geval bereid is voorzitter te worden van de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden. Dit was toch ook bij het college bekend? Waarom is er dan toch afgeweken van die oude afspraak van geen voorzitter en wethouder van dezelfde politieke kleur? De Voorzitter: Het college heeft dit punt besproken en daarbij de nadruk gelegd op de vrouwelijke inbreng op de voorzittersstoel. Wij hebben er geen bezwaar in gezien om dezelfde politieke kleur voor te stellen als de betrokken wethouder. Bovendien hebben wij dat niet als bezwaarlijk ervaren omdat het hier om de Commissie voor Emancipatie-aange legenheden gaat die dwars door alle verantwoordelijkheden heen werkzaam zal zijn, zodat men amper over een portefeuilletegenstelling kan spreken. Het is een aanbeveling en de raad heeft alle vrijheid om van die aanbeveling af te wijken en iemand anders hiervoor in te vullen. De heer Duijvendak: Het is niet zo dat de PAL-fractie zo nodig een voorzitter hoeft te hebben; wij hebben daar ook niet bij voortduring op aangedrongen. Het is ook niet zo dat Katja Westra zou staan te trappelen om voorzitter van deze commissie te worden. Wel vind ik dat de burgemeester heel gemakkelijk over de oude afspraak heenstapt waarover wij in het seniorenconvent nogal lang met elkaar hebben gepraat. Ik vind het argument dat er sprake is van facetbeleid eerlijk gezegd niet erg overtuigend. Het verbaast mij dat dan plotseling de politieke kleur van de voorzitter van zo'n commissie en van de wethou der zo'n geringe rol speelt. Ik wil echter duidelijk stellen dat wij op zich met de concrete kandidatuur van mevrouw Doevendans geen enkel probleem hebben. PAL en PvdA ver schillen op dit gebied inhoudelijk ook niet zoveel van standpunt. Het leek er echter bijna op alsof de CDA-fractie een vorm van ballotage zou kunnen gaan toepassen bij het benoe men van voorzitters van commissies en die indruk zouden wij willen vermijden. De Voorzitter: Ik heb hier weinig aan toe te voegen, tenzij iemand in tweede termijn zich nog wil voegen in de discussie. Dat blijkt niet het geval te zijn, zodat ik verwijs naar mijn antwoord in eerste termijn en constateer dat deze aanbeveling niet beslist ge volgd hoeft te worden. a. Aanbeveling van burgemeester en wethouders: Commissie voor Economische Zaken en Bedrijven: de heer Overleg met de verenigingen voor dorpsbelang de heer Overlegcommissie voor ouderenaangelegenheden de heer Overlegcommissie voor de werkgelegenheid de heer b. Aanbeveling van burgemeester en wethouders: Commissie voor het Onderwijs (voorzitter) Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden (voorzitter): Benoemd worden de aanbevolenen met algemene stemmen. G. Krol; G. Krol; G. Krol; G. Krol. de heer G. Krol; de heer H.S. Pruiksma; mevrouw G. Doevendans.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 3