26 sie?) Het is volgens mij niet de bedoeling dat de commissie besluiten neemt en dat er wordt ge sproken in termen van meerderheden en minderheden. De commissie geeft iets in overweging, maar goed dat is een zaak voor de Commissie voor Algemene Zaken. (De Voorzitter: Het ware te wensen dat de commissies in het algemeen een advies geven aan de raad over het al of niet aanvaardbaar zijn van een voorstel met onderkenning en vermelding van meerderheden en minderheden en wat mij betreft met vermelding van de politieke achtergrond.) Over dit agendapunt wil ik het volgende opmerken. Het gaat hier om de verbouw van een noodlokaal voor naschoolse kinderopvang. Mijn fractie heeft grote moeite met dit voorstel. Ik wil vooraf duidelijk stellen dat wij kinderopvang als een van de steunpilaren van ons emancipatiebeleid beschouwen. Wij hebben dat tot uitdrukking gebracht in ons verkiezings programma en dat staat ook in het college-program. Onze kritiek richt zich derhalve niet tegen de kinderopvang of tegen de Stichting Kinderdagverblijven Leeuwarden, maar tegen de wijze waarop b. en w. ons hier voorstellen het conflict tussen wijkbestuur en kinderop vang op te lossen. Op basis van de beknopte informatie in het raadsvoorstel en de toelich ting in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden kunnen wij niet anders dan constateren dat hier bijna f. 70.000,-- geïnvesteerd moet worden, omdat door de gemeente gesubsidi eerde instellingen niet in staat zijn in goed overleg van dezelfde accommodatie gebruik te maken. Het oplossen van belangentegenstellingen door met de geldbuidel te rammelen vinden wij een slechte zaak. Zo hoort er ons inziens niet met overheidsgeld te worden omgegaan. Ons probleem is echter wat er gebeurt als wij tegen dit voorstel stemmen. Gezien de manier waarop de zaak de afgelopen jaren behandeld is, is de kans erg groot dat de naschool se kinderopvang de dupe blijft van dit conflict. Vandaar dat ik een motie heb opgesteld waarin b. en w. wordt opgedragen op korte termijn een budgettair-neutrale oplossing te realiseren. Ik volsta er dus niet mee alleen tegen het voorstel te stemmen. De motie luidt als volgt. "De raad van de gemeente Leeuwardenin vergadering bijeen op 10 november 1986, overwegende dat de problemen met betrekking tot de toegankelijkheid van het wijkcentrum Aldlan voor de aldaar gehuisveste naschoolse op vang op zo kort mogelijke termijn opgelost moeten worden en dat over heidsgeld zo efficiënt mogelijk moet worden ingezet, draagt het college van b. en w. op op basis van relevante informatie voor 1 januari 1987 de beste, budgettair-neutrale oplossing te kiezen ter oplossing van het eerder gesignaleerde probleem en het bestuur van het wijkcentrum Aldlan en het bestuur van de Stichting Kinder dagverblijven op te dragen de gekozen oplossing in de praktijk te brengen. De motie is mede-ondertekend door de heer Van Olffen. De meerderheid van mijn fractie staat achter de motie. De minderheid heeft er geen vertrouwen in dat deze zaak op korte termijn geregeld zal worden en stemt, omdat zij vreest dat anders de kinderopvang hier de dupe van wordt, tegen de motie en voor het raadsvoorstel. De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadsla gingen De heer Stassen Ik krijg het gevoel alsof ik de vergadering van de Commissie voor Wel zijnsaangelegenheden niet helemaal heb bijgewoond. Ik kan mij nog bijzonder goed datgene herinneren wat de heer Janssen een poosje geleden in mijn richting heeft opgemerkt. Die op merking heeft nu echter in zeer versterkte mate ook betrekking op zijn zojuist gehouden be toog. Er zijn van die raadsbrievenmijnheer de voorzitter, die bij eerste lezing wat twijfels oproepen. Bij tweede lezing wordt die twijfel meestal versterkt. Het onderhavige raadsvoor stel hoort daar ook bij. Ik heb in de commissievergadering gevraagd of het college niet wat snel door de bocht is gegaan. Het antwoord van wethouder heeft duidelijk gemaakt dat be trokken partijen niet zonder het treffen van grote voorzieningen bij elkaar waren te houden en dat binnen dat gegeven alleen maar naar het nu gepresenteerde alternatief kon worden toegewerkt. Voor de uiteindelijke besluitvorming van mijn fractie is het van belang te weten in welk stadium van de gesprekken tussen het gemeentebestuur en beide partijen het nu voorliggende alternatief op tafel is gekomen. Zat de zaak toen al potdicht of heeft het aan bieden van de alternatieve mogelijkheid de wederzijdse standpunten onwrikbaar gemaakt? Mijn fractie zou daar graag antwoord op willen hebben. De heer IJestra: Ik heb een grondige studie gemaakt van de problematiek die speelt tus sen het wijkcentrum en de kinderopvang. Gelet daarop komt mijn fractie tot de conclusie dat de in de raadsbrief genoemde oplossing een degelijke oplossing is. Wij gaan derhalve akkoord met het voorstel van het college. 27 De heer Heere (weth.): De heer Janssen heeft gezegd dat het gestelde aan het eind van de raadsbrief, namelijk dat de commissie heeft ingestemd met het voorstel, naar zijn mening onjuist is. Er is denk ik sprake van een misvatting, want ik herinner mij goed dat de voor zitter van de commissie zei: De commissie gaat dus akkoord, met dien verstande dat ik en de heer Janssen een voorbehoud maken. Beide leden hebben zelfs niet tegengestemd, maar alleen een voorbehoud gemaakt. (De heer Van Olffen: Het maken van een voorbehoud is iets anders dan instemmen, mijnheer de voorzitter.) Alle andere commissieleden - dat was een zeer groot aantal en in ieder geval meer dan twee - zijn toen kennelijk wel akkoord gegaan met het voorstel en dat blijkt ook uit de discussie die nu wordt gevoerd. De conclusie van de kant van het college dat de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden hiermee instemt is dan naar mijn gevoel ook volstrekt gerechtvaardigd. Het is overigens alleen maar te prijzen dat beide commissieleden nu in de raad terugkomen op hun voorbehoud en dat ombouwen in een tegenvoorstel, waar ik het uiteraard niet mee eens ben. Ik wil nog wel eens de gang van zaken uit de doeken doen, hoewel ik dat in de commis sie ook al heb gedaan. In de Leeuwarder Courant van de dag na de commissievergadering stond boven het verslag: Heere overtuigt de commissie. Ik vond dat heel vleiend - zo iets lees je namelijk niet zo vaak in de krant - en dacht toen: ach, dat is mij dan ook een keer ge lukt. Maar dat blijkt toch niet helemaal het geval te zijn. Ik zal nogmaals een poging doen. De buitenschoolse opvang zit al enige tijd in het wijkgebouw, zoals ook altijd de bedoe ling is geweest van het college en van alle betrokken partijen. Rond deze onderbrenging speelden echter twee grote problemen. Het eerste probleem was dat er geen eigen ingang en uitgang was voor de op de bovenverdieping gevestigde buitenschoolse opvang. Bij weer en wind moest van de nooduitgang gebruik worden gemaakt. Wij vonden dat allemaal zo lang zamerhand niet meer verantwoord. Het tweede probleem was dat de buitenschoolse opvang de ruimte die ter beschikking was te klein vond. Men wenste gebruik te maken van een kamer die door het bestuur op dit moment in gebruik is voor bestuursvergaderingen, enz. Deze twee punten zijn uitvoerig besproken en er zijn toen allerlei alternatieve mogelijkheden op tafel gekomen. Het probleem van het openstellen van het wijkcentrum via de voordeur is dat op het mo ment dat er in het gebouw kinderopvang is er lang niet altijd vrijwilligers of bestuursleden zijn, omdat er op een andere wijze geen gebruik van wordt gemaakt. Het gebouw moet dan dus uitsluitend open zijn voor de kinderopvang. Daarvoor moet de beveiliging worden uit geschakeld, waardoor de kans wordt gelopen dat het gebouw door iedereen betreden wordt. Het bestuur heeft gezegd dat het daar geen verantwoordelijkheid voor kan dragen en dat het dat een slechte oplossing vindt. Een ander probleem was dat men meende - overigens goed geargumenteerd - de gevraagde ruimte niet te kunnen afstaan. Wij hebben toen eerst geprobeerd binnen het gebouw tot oplossingen te komen, bijvoorbeeld door het werken met schuifwanden, door binnenskamers een aparte opgang te creëren en wat dies meer zij. Deze oplossingen zouden overigens ook geld hebben gekost. De heer Janssen heeft het nu wel over f. 70.000,op dat bedrag valt overigens nog wel wat af te dingen -, maar het is een kwestie van vestzak-broekzak wat wij met de boekwaarde van het oude schoolge bouw doen. Als het gebouw niet wordt gebruikt voor buitenschoolse opvang dan wordt het waarschijnlijk op een andere manier afgeboekt en dat kon wel eens veel geld kosten. Het ge bouw heeft nu in ieder geval een redelijke bestemming. Maar ook de andere alternatieven binnenshuis die wij onder de loupe hebben genomen, lagen altijd nog in de orde van grootte van enige tienduizenden guldens. Daarop heeft, men elkaar niet kunnen vinden. In de commissie is gevraagd of bij een van beide partijen of misschien zelfs bij beide partijen sprake zou kunnen zijn van gebrek aan redelijkheid of aan goede trouw. Ik heb dat toen reeds ontkend en doe dat nu opnieuw. Men heeft heel terecht het eigen belang zo goed mo gelijk naar voren gebracht en verdedigd. Gebleken is dat beide belangen zeer gerechtvaar digd met elkaar conflicteerden. In een dergelijke situatie probeer je met elkaar te praten tot dat er duidelijkheid is. De heer Stassen heeft gevraagd wanneer de suggestie van de school is gedaan. De sug gestie is pas gekomen op het moment dat alles al, laat ik het maar zeggen, hardstikke fout zat en dat er geen enkele oplossing meer was. Er was wel een oplossing die ik onaanvaard baar vond, namelijk het creëren van een eigen aparte in- en uitgang aan de achterkant. Naar het oordeel van de Dienst Stadsontwikkeling zou dat f. 145.000,moeten kosten en dat vind ik onzin en dat moet je dus niet doen. Dit was de enige oplossing waarmee men zich kon verenigen. Ik ben daar niet akkoord mee gegaan. Toen deed zich het probleem voor dat de winter weer naderde en dat er een nieuw seizoen aanbrak. Er moest dus op korte termijn een oplossing worden gevonden. Toen zijn wij nog een keer, zoals wij al eerder hadden gedaan, met de sector onderwijs gaan praten. Na enig overleg kwam de voorliggende mogelijkheid naar voren. Wij hebben beide partijen met deze mogelijkheid geconfronteerd en men kon het daar mee eens zijn. Ook de buitenschoolse opvang vond dit een aanvaardbare oplossing. Daarna is men fondsen gaan werven. Dat is, zoals men heeft kunnen lezen, nog gelukt ook, want de hele financiering wat betreft de verbouwing drukt maar voor f. 8.000,op de gemeentelijke rekening. Voor de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 14