28
rest van de kosten heeft men fondsen kunnen verwerven. Op zich zelf is er dus niet eens
sprake van zo'n dure oplossing, afgezien van de boekwaarde waarover wij het al hebben ge
had. De heer Janssen heeft gezegd: zo ga je niet met gemeenschapsgeld om. Hoewel ik van
nature erg goedmoedig ben, stoor ik mij toch wat aan die opmerking omdat die niet terecht is,
Er is erg veel moeite gedaan om voor de gemeente een zo goed mogelijke oplossing te beden
ken. Ik vind het niet een beste oplossing - dat ben ik met de heer Janssen eens -, maar het
is de enig bruikbare oplossing. Een dergelijke oplossing kan dan best worden gekozen en die
is dan ook niet te duur. Elke suggestie in de zin van - zoals de heer Janssen dat noemt
een probleem wordt opgelost door met de geldbuidel te rammelen, vind ik toch wat kwalijk
en ook volkomen ten onrechte.
De heer Janssen heeft nog gevraagd wat er gebeurt als hij tegenstemt. Het hangt er
natuurlijk een beetje van af hoe de andere raadsleden stemmen. Als ik zo mijn oor te luisteren
leg bij degenen die iets hebben gezegd of dat niet hebben gedaan, dan zou zijn tegenstem
geen consequenties hebben. De heer Janssen heeft echter mijn antwoord niet afgewacht en
heeft een motie ingediend. U zult begrijpen, mijnheer de voorzitter, dat ik de motie namens
het college, gelet op de argumenten die ik heb genoemd, moet afwijzen.
De heer E.M. Janssen: De wethouder heeft gezegd dat het om f. 8.000,-- gaat en dat ik
nogal zware termen heb gebruikt. Dat laatste heeft te maken met de vraag in welk persoec-
tief je dit voorstel ziet. Ik heb het in elk geval in het perspectief gezien van het beleidsplan
dat wij volgende maand behandelen en waarin allerlei bezuinigingen staan. Bovendien heb ik
het voorstel gezien in het perspectief van een korting op het sociaal-cultureel werk waarvan
wij wel weten dat die er volgend jaar aankomt, maar waarmee wij nog geen rekening hebben
gehouden in onze begroting. Het zijn juist instellingen op het gebied van sociaal-cultureel
werk waar wij hier over praten. Los van allerlei details die om deze kwestie heenhangen denk
ik dat je, als je in zijn algemeenheid naar deze zaak kijkt, gewoon moet constateren dat wij
accommodaties in stand kunnen houden door daar efficiënt gebruik van te maken. Hoe de nu
aan de orde zijnde zaak met alle mitsen en maren er om heen ook wordt verkochtgeconsta
teerd moet worden dat wij twee accommodaties in het leven gaan roepen voor twee activiteiten
die naar mijn idee gemakkelijk met een beetje normaal overleg tussen mensen in die ene accom
modatie zouden kunnen, want die is er groot genoeg voor. Als wij de twee besturen waar het
hier om gaat zouden voorstellen om een invulling te geven aan een eventuele bezuinigings
taakstelling door samen gebruik te maken van één accommodatiedan vraag ik mij af wat het
antwoord van die besturen daarop zou zijn.
Ik heb hiermee aangegeven het perspectief waarin ik het voorstel zie en waarom ik vind
dat wij als raad niet op deze manier met overheidsgeld moeten omgaan. Ik zeg "als raad", om
dat ik vind dat wij in dit geval niet zozeer de verantwoordelijkheid hebben naar alle details
die er omheen hangen te luisteren, maar dat wij ons er terdege van bewust zijn wat wij doen,
De wethouder is op een aantal zaken in de geschiedenis rond deze zaak ingegaan. Er is
één punt dat hij niet heeft aangeroerd, namelijk het planologisch aspect dat hier speelt. Ik
heb begrepen dat datgene wat de gemeente aan het doen is - om het maar eens eufemistisch
te zeggen - planologisch niet de schoonheidsprijs verdient. Ik vind dat de gemeente als
mede-uitvoerster van planologische procedures in dit geval niet een oog kan dichtknijpen,
maar net zoals dat in andere gevallen gebeurt een normale artikel 19-procedure moet volgen.
De heer StassenIk heb al gezegd dat mijn eerste kennismaking met deze raadsbrief mij
het gevoel gaf dat het eigenlijk te gek is dat wij op dit soort zaken ingaan. Ik moet erken
nen dat ik na de opmerkingen van de wethouder in de commissie en na zijn aanvullende in
formatie vanavond de indruk heb dat wij hier hebben te maken met een "incompatibilité d'hu
meur", ik bedoel dat hier sprake is van een menselijk drama. Twee partijen kunnen elkaar
niet vinden, waarbij de gemeente duidelijke pogingen heeft ondernomen om de partijen bij
elkaar te brengen maar daar ook niet in is geslaagd. Ik vind dat dramatisch. Mijn fractie
vindt het van belang dat van onze kant geprobeerd wordt, zij het met wat pijn en moeite,
de grote belangen die door beide besturen worden behartigd overeind te laten blijven. Dit
was een reactie in tweede instantie op datgene wat de wethouder heeft gezegd.
Wat de motie betreft het volgende. Ik heb na lezing en herlezing van de motie geen in
zicht gekregen in de strekking daarvan. Ik heb mij afgevraagd wat bedoeld wordt met "op
basis van relevante informatie". (De heer E.M. Janssen: Als de heer Stassen die vraag in
eerste termijn had gesteld, dan had ik daar zojuist even wat dieper op in kunnen gaan. Ik
heb begrepen dat deze zaak al lang speelt en ik neem dus aan dat de standpunten van alle
partijen bekend zijn. Daarom spreek ik in de motie over "relevante informatie" over wat er
precies aan de hand is. Het gemeentebestuur moet daarna onder de randvoorwaarde van
budgettaire neutraliteit een keuze maken en vervolgens zeggen wat er moet gebeuren.) Het
is dus simpeler dan ik dacht. Ik dacht overigens dat het college in eerste instantie ook al
gezocht had naar een budgettair-neutrale oplossing en dat het misschien wel aantrekkelijk
was er geen extra kosten tegenaan te gooien. Ik vind het dan ook een beetje vreemd dat het
29
college nu de opdracht krijgt om iets wat kennelijk in het verleden ook een rol heeft gespeeld
nogmaals te proberen. Ik heb ook niet helemaal goed begrepen hoe wij stichtingsbesturen
kunnen opdragen met de door de gemeente te kiezen oplossingen akkoord te gaan. Ik wacht
het antwoord daarop niet af en wil het hierbij laten. (De heer E.M. Janssen: Als wij bezui
nigingen tot ruim 44% in het sociaal-cultureel werk moeten gaan doorvoeren, dan kunnen wij
denk ik niet anders doen dan een heleboel instellingen opdragen aan een bepaalde bezuini
gingstaakstelling te voldoen. In het verleden is dat wel vaker voorgekomen, dus in dat op
zicht is het helemaal niet zo'n bijzonder verhaal.)
De heer Duijvendak: Ik wil beginnen met de laatste opmerking van de heer Janssen. Het
is natuurlijk zo dat bedoelde bezuinigingen helaas in nogal grote omvang op ons afkomen.
Misschien zal de Stichting Kinderdagverblijven een kleine bezuiniging moeten doorvoeren,
hoewel ik dat betwijfel gelet op de doelstellingen van het college. Ik vind echter dat wij het
aan deze stichting over moeten laten waar zij eventueel zo'n kleine bezuiniging uit wil halen.
Ik vind het dan een zeer selectieve manier om nu te zeggen dat dit voorstel precies niet meer
kan voor allerlei dingen die in het verleden wel konden. Ik ben dan ook benieuwd wat de
PvdA-fractie straks zal zeggen bij de behandeling van het agendapunt Bijstelling begroting
1986, hoe kritisch zij die posten heeft doorgelopen en of zij op grotere posten komt dan van
f. 8.000,--. Er is daar namelijk sprake van posten die zijn overschreden die veel groter zijn.
Ik verwacht dan ook dat de PvdA-fractie daar met net zo'n ruim perspectief naar kijkt als
naar de thans aan de orde zijnde uitgave. (De heer E.M. Janssen: Mijnheer de voorzitter,
in het door de heer Duijvendak genoemde voorstel gaat het om kosten die al gemaakt zijn en
daar kun je moeilijk op bezuinigen.) In het voorstel met betrekking tot de bijstelling van de
begroting 1986 zit een aantal posten - de heer Van der Wal zal daar straks overigens ook op
ingaan - ten aanzien waarvan b. en w. de overschrijdingen linea recta doorvertalen in de
begroting 1987. Dus als de PvdA-fractie daar straks niet op ingaat, dan verwacht ik dat zij
dat doet bij de begroting 1987.
Ik vraag mij af of je zo'n algemeen verhaal dat de heer Janssen houdt kunt toepassen op
deze situatie. Dat kan volgens mij niet, want wij zitten niet in een open situatie. Er zijn
allerlei dingen gebeurd; dit voorstel heeft een heel verleden. De Commissie voor Welzijnsaan-
gelegenheden is hier echter - dat kan je betreuren en dat ben ik wel met de heer Janssen
eens - pas op het allerlaatste moment bij betrokken geraakt. Wij hebben niet de mogelijkheid
gehad om eerder aan b. en w. te adviseren over: welke keuzes zouden er moeten worden ge
maakt en op welke manier wordt daar mee omgegaan. Wat dat betreft zou je deze zaak kunnen
vergelijken met de kwestie Bilgaard en de Meenthe. De commissie is daar veel vaker bij be
trokken geweest en heeft daar ook zelf actiever op ingespeeld. Uiteindelijk is de commissie
wat Bilgaard en de Meenthe betreft tot de conclusie gekomen dat het niet anders kon dan een
scheiding aan te brengen. Wij zitten thans ook in zo'n situatie dat het niet anders kan. Er
kan natuurlijk een mooie motie worden opgesteld waarin wordt gezegd dat op grond van de
gegevens naar de beste oplossing gezocht moet worden, maar iedereen die zich in deze zaak
heeft verdiept weet dat de situatie muur- en muurvast zit en dat daar geen nieuwe gezichts
punten uit naar voren kunnen komen.
De wethouder heeft gelijk - wat dat betreft houd ik een volstrekt beleidsondersteunend
betoog - als hij zegt dat er een aantal objectieve zaken van beide kanten te noemen zijn die
met elkaar botsen: het aantal m2's is te weinig voor de kleuters en peuters, de ruimte is niet
geschikt en men valt letterlijk en figuurlijk met de deur in huis. Wat dat betreft denk ik dat
er sprake is van botsende conflicten. Je kunt daar overheen stappen en doen alsof er niets
aan de hand is, maar dat lijkt mij niet de juiste opstelling. Het lijkt mij echter ook niet juist
om daar zo'n algemeen perspectief op los te laten. Dat had de PvdA-fractie dan veel vaker
moeten doen en dan bij zaken waarvan ik vind dat dat noodzakelijker is dan bij deze
f. 8.000,die binnen de categorie valt van prioriteitsuitgaven.
De heer Ybema: Ik was in de commissie al overtuigd door het verhaal van de wethouder
dat er op zich geen sprake is van een onredelijke opstelling van de beide betrokken partijen.
Wij hebben toen ook geconstateerd dat de zaak muurvast zit. De oplossing die voor deze
situatie wordt voorgesteld had in de commissie al onze instemming.
Ik wil nog even reageren op de motie van de heer Janssen. De suggestie die uit de motie
spreekt is dat er onvoldoende overleg is geweest tussen het college met betrokken partijen
om tot overeenstemming te komen. Ik heb al gezegd dat die suggestie volgens mij niet terecht
is. Ik ben overtuigd van het goede handelen van de kant van het college om de betrokken
partijen wel tot overeenstemming te brengen en ben dan ook akkoord met de nu voorgestelde
oplossing. Het schermen met het budgettaire effect is volgens mij toch enigszins misleidend.
Uiteindelijk is per saldo het effect f. 8.000,die er bij moet, want de boekwaarde zit toch
in de begroting.
De heer Heere (weth.): Ik heb aan mijn toelichting in eerste instantie eigenlijk niet zo
veel toe te voegen. De opmerkingen van de heer Janssen over het perspectief waarin hij het