8 en dat door ons "van de hand wordt gewezen", dan laat dat naar mijn gevoel aan duidelijk heid niets te wensen over. Wat is er echter aan de hand? Hier is niet een wetsontwerp of zelfs een voorontwerp van wet ter sprake, maar een notitie van de staatssecretaris. Derge lijke notities moet men, ook in procedurele zin, hun eigen waarde toekennen. Het college heeft er rekening mee gehouden dat deze notitie, die nu in omloop is en in bespreking is bij de Kamer, wel degelijk tot een geheel ander standpunt zal kunnen leiden dan daarin is ver woord. Vandaar dat wij hebben gezegd dat wij het, indien er sprake zou zijn van een onge wijzigd standpunt, daar volstrekt niet mee eens zijn. Uit die formulering kan men al afleiden - dat blijkt ook zonneklaar uit de brief - dat wij vinden dat dat standpunt niet moet worden ingenomen. Als de heer Duijvendak spreekt over een trendbreuk en daar het CDA en de VVD bij betrekt, dan ga ik er vanuit dat hij de twee partijen bedoelt die functioneren op landelijk niveau. Ik voel mij dan ook niet geroepen om in dit forum, sprekende namens b. en w. daarop in te gaan. Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Mevrouw Visscher-Bouwer is inmiddels ter vergadering gekomen. Punten 5 t.e.m. 14 (bijlagen nrs. 399, 397, 383, 400, 385, 386, 398, 384, 396 en 404). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 15 (bijlage nr. 402). De Voorzitter: Aan de orde is thans Exploitatie van de IJshal. De heer Boelens: Het college stelt dat het eerder dan aanvankelijk de bedoeling was in de raad komt met een raadsvoorstel over de exploitatie van de IJshal. In het begin van de raadsbrief staat dat de raad in 1984 een krediet beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van enkele energiebesparende voorzieningen. Willen deze voorzieningen datgene opbrengen wat beoogd wordt, dan dient de exploitatie - dat is ook in 1984 gezegd - nog minimaal vier jaar te worden voortgezet. Bij de behandeling van dit onderwerp in de Commissie voor het Marktwezen en de Fries landhal en de Commissie voor Economische Zaken en Bedrijven, zijn de aspecten rond de exploitatie van de IJshal die in 1978 en 1983 aan de orde zijn geweest weer naar voren ge komen. Ik noem met name deze jaren omdat daar door het college voor de motivatie van het te nemen besluit op teruggegrepen wordt. In 1978 is uitdrukkelijk het punt aan de orde geweest dat de realisatie van de IJshal in relatie moest worden gezien met de Evenementenhal. Het college heeft toen gezegd dat er met spoed stappen zouden worden ondernomen om de nadere studie af te ronden over de vraag hoe de beide hallen met elkaar zouden kunnen worden verbonden, zodat zij functioneel een eenheid konden gaan vormen. Een ander element dat toen in de discussie heeft gespeeld was de afschrijvingstermijn. Menken had de afschrijvingstermijn van de ijsmachines gesteld op 10 jaar en het college op 15 jaar. De afschrijvingstermijn van de gebouwen had Menken gesteld op 25 jaar en het col lege op 40 jaar. De motivatie van het college om de afschrijvingstermijn van de ijsmachines te bepalen op 15 jaar was dat gebleken was dat bij gebruikers elders deze machines ongeveer 10 jaar meegaan. De ijsmachines zijn echter niet continu beide in gebruik, vaak werkt er maar éér Wanneer wij een afschrijvingstermijn van 15 jaar hanteren dan betekent dat per machine gemiddeld 7J jaar. Dat is destijds een grond geweest om de afschrijvingstermijn op 15 jaar te stellen. Het college grijpt daar in het voorliggende raadsvoorstel op terug door te zeggen dat er in 1995 sprake zal zijn van een aanzienlijke vrijval van kapitaalslastenDaarbij wordt nog wel gezegd dat er overigens wel rekening dient te worden gehouden met stijgende onder houdskosten. Ik zet een groot vraagteken bij het argument dat de exploitatie van de IJshal wordt voortgezet gelet op het vooruitzicht dat er sprake zal zijn van een vrijval van kapitaalslasten. In de destijds gevoerde discussie is duidelijk gesteld dat zou worden uitgegaan van een af schrijvingstermijn van de machines van gemiddeld jaar. Elders in het land hanteert men een termijn van 10 jaar. Wij moeten er gewoon keihard op rekenen dat wij na die termijn voor kosten komen te staan en dat er - ik bekijk dit even puur op grond van de technische af schrijvingstermijn - geen vrijval van kapitaalslasten plaats kan vinden. Destijds is er ook een prognose gegeven van het aantal bezoekers. Er werden aantallen van 185.000 en 115.000 genoemd. Inmiddels, dat blijkt onder anderen uit de rapportages en uit het beleidsplan, kan met ongeveer 50.000 bezoekers per jaar rekening worden gehouden. De inkomsten uit de entrees kunnen wij dus wel redelijk inschatten. 9 In 1983 is er ook een discussie gevoerd over de exploitatie van de IJshal en is er een beheerscommissie ingesteld. In deze discussie is naar voren gekomen dat de IJshal een maat schappelijke functie vervult en dat het accent ook gelegd zou moeten worden op het recreatie schaatsen. Wij koersen dan nu op een lijn dat de variabele lasten gedekt moeten worden door de lopende inkomsten. Het college stelt in de raadsbrief dat nu reeds op de exploitatie van de IJshal wordt teruggekomen om daardoor de ijsclubs, de gebruikers van de IJshal, zekerheid te geven over de continuering van het project. Wij hebben in de commissie gesteld dat wij de IJshal graag open willen houden. Wij willen daarbij echter niet de argumentatie hanteren die het college hanteert met de nadruk op een kostenvermindering in de toekomst. De IJshal is een van de sportvoorzieningen in onze stad. Als er in de toekomst op het terrein van de sport bezuinigd moet worden, dan vinden wij dat er een keuze gemaakt zal moeten worden welke accommodatie eventueel opgeofferd gaat worden. Wij zien de IJshal toch wel als een unieke voorziening in de stad. In de commissie is gezegd dat er in Leeuwarden ook een aantal zwembaden is. In het door Trias uitgebrachte rapport wordt ook ingegaan op de kosten van andere sportvoorzie ningen, maar daar gaan wij niet verder op in. In het aanbod van sportvoorzieningen in de stad Leeuwarden hoort volgens ons ook een ijshal thuis. Op één moment moet onzes inziens het voortbestaan van de IJshal nadrukkelijk aan de orde komen, namelijk op het moment dat de machines kapot gaan. Dat is een duidelijk moment om te kiezen en wij moeten ons dan niet direct binden aan en vastleggen op vaste lasten. Het is dan aan het college om ter zake voorstellen te doen en de aanschaf van nieuwe machines bin nen de begroting dekkend te maken, bijvoorbeeld door de afbouw van een andere sportvoor- ziening. Als dat niet lukt dan moet de IJshal worden gesloten. U zult begrijpen, mijnheer de voorzitter, dat wij met het raadsvoorstel akkoord kunnen gaan, zij het dat wij een iets andere motivatie kiezen dan het college. Wij stellen het op prijs dat het college - dat heeft het ook al in de commissie toegezegd - bij de raad terugkomt voor nader beraad wanneer er een grote lastenverzwaring aan de orde is. De heer J.F. Janssen: Bij de presentatie van het beleidsplan heeft wethouder Kessler gezegd dat er voor Leeuwarden "winterse" tijden aanbreken. Welnu, de IJshal kende deze "winterse" tijden al heel lang, zowel letterlijk als figuurlijk. Ik hoef u maar te schetsen, mijnheer de voorzitter, hoe de IJshal tot stand is gekomen met financiële hulp van de Konink lijke Vereniging De IJsclub en de IJsclub Tjallinga. Deze verenigingen hebben samen de Stichting Verenigde Leeuwarder IJsclubs Trias opgericht, die nu de grootste gebruiker is van de IJshal. Vanaf het begin is de IJshal een couveusekindje geweest dat met moeite in leven wordt gehouden. Maar dankzij veel vrijwilligerswerk en een grote inzet van alle betrokkenen is het tot nu toe gelukt de IJshal een plaats te laten houden in de Leeuwarder sportaccommo daties. De IJshal biedt de enige gelegenheid om, ongeacht de weersomstandigheden, de ijs- sport te bedrijven. De drie takken van sport, te weten ijshockey, shorttrack-schaatsen en kunstschaatsen, zijn niet alleen goed voor de beoefenaars daarvan maar bieden daarnaast ook een stuk passieve recreatie. Bovendien moet als niet onbelangrijke tak van sport het schoolschaatsen worden genoemd. De IJshal werd namelijk gesticht om vooral de jeugd ge legenheid te bieden zich met de schaatssport vertrouwd te maken. Nu spreken wij voor de zoveelste keer over het voortbestaan van de IJshal zonder dat aspect mee te nemen bij een beschouwing over de hele sportsector. Mijnheer de voorzitter, de PvdA-fractie zou graag zien dat de IJshal gelijk getrokken wordt met de andere sportaccommodaties. Dit betekent dat wij niet ieder jaar de vraag voor gelegd willen krijgen of de IJshal al dan niet moet blijven, want dat doen wij ook niet ten aanzien van sporthallen en andere sportvoorzieningen. Het uitgangspunt moet zijn dat de IJshal net zoveel bestaansrecht heeft <4an de andere sportaccommodaties. Dat houdt niet in dat men ongelimiteerd de begroting kan blijven overschrijden, maar dat men binnen redelijke grenzen dient te blijven. Ook is het niet zo dat men in de toekomst buiten de herwaardering zal kunnen blijven. Zoals bij alle instellingen het geval is zullen de schapen geschoren worden naar zij wol hebben. Resumerendmijnheer de voorzitterde PvdA-fractie gaat akkoord met het raadsvoorstel met inachtneming van hetgeen ik zojuist heb gezegd over de gelijkschakeling van alle sport accommodaties en met als uitgangspunt dat de IJshal een blijvende accommodatie moet zijn binnen Leeuwarden. De heer Buurman: Mijn fractie heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat, wanneer de verliezen van de IJshal niet binnen aanvaardbare grenzen blijven, de exploitatie dient te worden beëindigd. Openhouden van de IJshal als waardevolle voorziening, maar stel een limiet! Dat was ook de teneur van onze inbreng tijdens de raadsvergaderingen van 25 april 1983 en 26 juni 1984. De grens wordt overschreden wanneer behalve de vaste lasten - lees aecommodatiekosten - ook de zogenaamde x-lijn (variabele kosten min opbrengsten) een nade lig saldo aangeeft. Mijn fractie kan zich dan ook in het concept-besluit vinden. Ik wijs wel op de ruime formulering van het college, namelijk het als uitgangspunt nemen dat de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 5