14 niet verder op ingegaan, omdat ik de afschrijvingstermijn van de technische installatie het belangrijkste vind. De wethouder zegt dat hij het eens is met de heer Janssen die de IJshal beschouwt als een sportvoorziening. Ik heb in de commissie gezegd dat wij de IJshal ook als zodanig beschouwen, maar het college zegt dat juist niet. Het college zegt aan het eind van de raadsbrief namelijk: "Op grond van de hierboven aangegeven verwachtingen ten aanzien van de ontwikkelingen van het financiële resultaat van de IJshal en vanwege het maatschap pelijk nut dat wij aan deze sportvoorziening toekennenOp grond van deze twee zaken geeft het college de raad in overweging overeenkomstig zijn voorstel te besluiten. In de raadsbrief wordt gesproken over de ontwikkeling van de kosten. Daar hoort natuur lijk ook de afschrijving van de technische installatie bij. Er kan zonder meer worden gesteld dat er kosten zullen komen wat betreft deze installatie, maar in het besluit worden die buiten beschouwing gelaten. De machines moeten vroeg of laat worden vervangen en de investering die daaraan verbonden is moet natuurlijk wel worden gedekt. Op welke manier wil de wethou der of het college dat dan presenteren aan de raad? De geest van het voorliggende voorstel is - mijn fractie onderschrijft die ook - dat de IJshal open moet blijven. Wij hebben wel gezegd dat de afweging die in de toekomst misschien moet worden gemaakt tussen openhouden of sluiten gemaakt moet worden binnen een priori teitsstelling op het terrein van de sportaccommodaties. Wij krijgen dan niet iedere keer theo retische discussies over de vraag of de variabele kosten precies tegenover de inkomsten/op brengsten staan. Het besluit laat in die zin enige ruimte. De raadsleden/fracties die vertegen woordigd zijn in de beheerscommissie hebben wat dat betreft alle mogelijkheden om op de punten waar het mis gaat lopen in te grijpen. U zult uit onze opstelling begrijpen, mijnheer de voorzitter, dat wij de motie van D66 niet zullen steunen. De heer J.F. Janssen: Uit het antwoord van de wethouder is mij duidelijk geworden dat wij in feite op één lijn zitten. Ik neem dan ook aan dat wij niet ieder jaar weer de IJshal af zonderlijk op de agenda krijgen, maar dat dat zal gebeuren in samenhang met andere accom modaties. Als er tussentijds een explosie plaatsvindt waardoor de machines het in één keer opgeven, dan zullen wij er natuurlijk toch wel over moeten praten, maar dat zie ik nog niet direct gebeuren. De machines zijn volgens mij heus wel lang genoeg te repareren om ze aan de gang te houden. Ik wil dan nu ingaan op het betoog van de heer Ybema van D66 en de door hem en de heer Van der Wal ingediende motie. De heer Ybema heeft nogal angst voor het nieuwe Thialf- complex in Heerenveen. Hij ziet geen mogelijkheden om tot bezuinigingen te komen om daar door een meer sluitende exploitatie te krijgen. De wethouder heeft al gezegd dat Leeuwarden de eerste overdekte kunstijsbaan had. Onze baan is echter de helft kleiner dan die in Heeren veen. Misschien zou men er eens over kunnen denken om in plaats van 600 recreatiebungalows er 300 neer te zetten, want dan zijn wij waarschijnlijk ook uit de brand. Ik werp die mogelijk heid, want dat is wel een van de laatste reddingsmogelijkheden voor de IJshal, eerst maar eens ver van mij af. Uit het verhaal dat ik in eerste instantie heb gehouden zal het u duidelijk zijn, mijnheer de voorzitter, dat de PvdA-fractie er niets voor voelt om de motie van D66 te steunen, want wij vinden die in feite overbodig. De heer Buurman: Mijnheer de voorzitter, ik wist al dat de Commissie voor het Markt wezen en de Frieslandhal beheersbevoegdheden heeft en de plicht heeft om te rapporteren. Ik wil echter wel benadrukken dat het college de ontwikkelingen op de voet moet volgen. Wat de motie van D66 betreft het volgende. Voor de goede orde wil ik opmerken dat het altijd een goede gewoonte is dat de fractievoorzitters tijdig over een exemplaar van een motie beschikken. Ik heb in eerste instantie ook gesproken over het in het besluit genoemde uit gangspunt. Deze zaak moeten wij natuurlijk niet - ik zeg dit in verband met de motie van de heer Ybema - langs een ijzeren liniaal gaan meten en al te eng interpreteren. De heer De Beer: Ik heb in eerste instantie al gezegd dat wij akkoord gaan met het door het college geformuleerde besluit. Ook heb ik gezegd dat wij niet steeds weer over de IJshal willen praten. Wanneer er problemen zijn dan moeten die onmiddellijk in de commissie worden gesignaleerd en daarna via b. en win de raad. Wij hebben geen behoefte aan de motie van D66. Mefrou Westra: Ik haw yn earste ynstansje net it wurd frege by dit punt, omdat wy yn- stimme kinne mei it ütstel fan it kolleezje. Nei de wiidweidiche behanneling yn de kommisje hawwe wy no gjin fragen mear. Der leit no lykwols in moasje dêr't wy üs oer ütsprekke wolle. Ik wol it misferstan weinimme dat PAL de moasje ek stipet. Myn fraksjegenoatde hear Van der Wal, hat de moasje mei ündertekene, mar dat is allinne in technyske oangelegenheid Sa't ik niis al sei kinne wy ynstimme mei it ütstel om de lishal iepen te halden. It docht jün bliken dat de oare fraksjes dêr ek mei akkoart geaneal wurdt der hjir en dér noch wol in bytsje prottele. Wy binne fan betinken dat wy op dit stuit einliks gjin oar beslüt nimme kinne dan dat de lishal iepen bliuwe moat. Ommers, slute is op dit stuit djoerder dan iepen- halde. Olsjoen fan it kapitaal, binne wy dan ek noch in sportakkommodaasje kwyt. 15 It is op dit stuit wichtich dat der düdlikheid komt oer de lishal. De organisaasjes dy't gebrük meitsje fan de lishal hawwe dêr ek al op oantrune. Neffens üs giet it der jün om dat it besteansrjocht fan de lishal binnen bepaalde grinzen erkend wurdt. Op it momint dat men dêr oer praat moat men net wer alderlei slaggen om'e earmtakke haldesa't bygelyks it CDA dien hat troch te sizzen dat, wannear't der in kalamiteit is, de lishal by need mar ticht moat. Der wurdt jün düdlikheid fan üs frege en my tinkt dat wy ek düdlik wêze moatte. Mocht it yn de takomst al sa komme dat de lishal der finansjeel noch slimmer foar komt te stean, dan binne wy lykas in pear oare fraksjes yn de ried fan betinken dat dizze saak binnen de hiele sportsektor besjoen wurde moat en net as in op himsels steande foarsjenning. Ik kom dan no by de moasje fan D66. De moasje is yn üs eagen einliks oerstallich. Under pant ien fan it oeslüt fan de moasje stiet dat de fariabele Kosten folslein dutsen wurde moatte troch de opbringsten. Wy binne fan betinken dat men dat sa net stelle kin. Fansels moat der strib- be wurde nei in lykwicht tusken de kosten en de opbringsten, mar fierder kin men net gean en ek praktysk sjoen net omdat men altyd wurket op basis fan in begrutting. Pas in jier letter docht it op rekkeningbasis bliken oft der yndied sprake is fan in lykwicht. Wy sjogge einliks net hoe't men sa't D66 yn de moasje ütsteltfan dit strjibjen in hurd betingst meitsje kin. Under punt twa fan it beslüt fan de moasje stiet dat wy oer twa jier op'e nij oer it fuort- bestean fan de lishal prate moatte. Dêr binne wy it no krekt net mei iens. Wy binne fan be tinken dat de lishal net langer op himsels stean moat mar binnen de sportsektor besjoen wurde moat. As wy de moasje oannimme dan wurdt de lishal wol wer as in op himsels steande foarsjenning sjoen. Fierders kin men yn it algemien sizze dat alle foarsjenningen dêr't de gemeente in belangrike bydrage oan jout yn prinsipe alle jierren ter diskusje steane. De lis hal wykt dêr dus net fan öf. Mar, sa't ik al earder sein haw, it giet der jün om dat wy in düdlike ütspraak dogge. Wy moatte net wer alderlei foarbehalden meitsje. Wy fine de moasje fan D66 oerstallich. De heer Ybema: Als ik het goed heb dan is de belangrijkste conclusie dat noch het CDA noch de PvdA kan instemmen met het voorstel van het college. Het college stelt namelijk voor om heel nadrukkelijk als beleidslijn te kiezen dat het uitgangspunt is dat de variabele kosten en de opbrengsten ongeveer in evenwicht moeten zijn. Die lijn wordt door de twee grote fracties afgewezen. Ik signaleer dat met nadruk. Ik vind dat het college in tweede instantie een reactie moet geven wat de conclusie daarvan dan zou moeten zijn. Beide grote fracties vin den dat genoemde lijn losgelaten moet worden en dat de IJshal, als die weer ter discussie zou moeten komen, betrokken moet worden in de totale afweging van alle sportvoorzieningen Dat is een volstrekt andere beleidslijn. Het is ook een breuk, mijnheer de voorzitter, met het beleid dat, voor zover ik mij kan herinneren, tot nu toe ten aanzien van de IJshal is ge voerd. Steeds is de koppeling gelegd tussen variabele kosten en opbrengsten. De band breedte was de ene keer wat ruimer dan de andere keer, maar die koppeling is voortdurend in het beleid aanwezig geweest. Het lijkt erop dat, nu de beslissingen wat scherper op ons afkomen door de moeilijke financiële situatie, de grote fracties wat moeite hebben om deze keuzes onder ogen te zien. Het afschuiven naar een totale afweging in een veel breder kader is dan toch weer wat gemakkelijker. (De heer J.F. Janssen: Verstandiger!) Ik kom bij de reactie van de wethouder in eerste termijn. Hij heeft gezegd dat wij veel kunnen leren uit het verleden en is op de zijn bekende manier met wat grappen en grollen over de van mijn kant serieus bedoelde opmerkingen heengestapt. In de afgelopen jaren zijn een aantal keren serieuze debatten in de raad gevoerd met heel nadrukkelijk als hoofdthema: Hoe ver kunnen wij in financiële zin gaan met het openhouden van de IJshal? Als ik dat feit in mijn herinnering terugroep en als ik dan nu hoor hoe de opstelling is, dan vind ik, zeker rekening houdende met een nog verder verslechterende financiële situatie, dat wij daar nu wel heel erg luchtig over doen. De wethouder heeft verder gezegd dat het element van het nieuwe Thialf-complex nog onduidelijk is. Dat is ook zo, maar ik heb dat element alleen onder de overwegingen van de motie opgenomen omdat een en ander over twee jaar een stuk duidelijker is. Het inbouwen van een toetsingsmoment over twee jaar geeft de mogelijkheid om dan te kijken naar de in vloed van het Thialf-complex op de IJshal. Vandaar dat ik dat punt in de motie heb opge nomen. Mevrouw Westra zegt dat zij niet uit de voeten kan met de formulering in mijn motie dat het een voorwaarde zou moeten zijn dat de variabele kosten volledig gedekt worden door de opbrengsten, omdat zo'n voorwaarde vooraf eigenlijk nooit hard gemaakt kan worden. Ik ben dat voor een deel met haar eens. De bedoeling van deze formulering is dat die conditie eigen lijk nog iets strakker wordt gesteld. In het besluit dat b. en w. hebben geformuleerd wordt de terminologie "uitgangspunt" gebruikt. De wethouder heeft in eerste termijn al gesproken over een globaal in evenwicht zijn van de variabele kosten en de opbrengsten en dat geeft aan dat er een vrij ruime marge in zit. Die marge is mijn fractie te breed. Wij hebben in het verleden te vaak moeten constateren dat wij door het kiezen van die lijn er te veel geld bij moeten leggen. Ik sluit af met te constateren dat de beleidslijn die door het college in de raadsbrief

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 8