22
teel niet zijn van een open instelling wegneemt en duidelijk kan maken dat de activiteit on-
uitstelbaar is en onvoorzienbaar was, dan zou subsidiëring in principe kunnen. Ik heb daar
mee overigens nog geen antwoord gegeven op de vraag of er überhaupt een nota komt.
Dan de veroudering van het plan en mijn uitspraak dat de raad heeft gesproken. Ik
vind het op zich terecht datals er eenmaal besluitvorming heeft plaatsgevondendie uit
drukking wordt gebruikt. Het gaat mij wat te ver om dan te spreken over het grootste deel
of een groter deel en welk deel dat dan wel is. In ieder geval is nu vastgesteld dat PAL het
daar toen niet mee eens was.
De heer Duijvendak heeft ook gesproken over een mogelijk bestuursakkoord met de
provincie. Dat is op zich zelf wel een interessante gedachte. Thans is er een dergelijk be
stuursakkoord tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de regering. Een be
stuursakkoord is een mogelijkheid om in ieder geval een aantal procedurele ingrepen van
onverwachte aard te verhinderen. Aan de andere kant moet ik zeggen dat zo'n akkoord na
tuurlijk ook een belemmering geeftin die zin dat wij procedurele zaken nooit meer in de
sfeer van arob-beroepen kunnen brengenals de minister zich maar zeer zorgvuldig aan
de termijnen houdt. Een dergelijke wat formele verhouding met de provincie ligt volgens mij,
mede gelet op de korte afstanden die wij hier toch hebben, niet direct zo in de rede. Maar
ik ben het wel met de heer Duijvendak eens dat wij in toenemende mate ontdekken - hij heeft
het over afschuiven, maar die uitdrukking wil ik niet gebruiken - dat de provincie in onze
richting soms vrij rigoureus nee zegt op voorstellen die ons wel aantrekkelijk lijken. Dat is
inderdaad een spanning die er in zitDe heer Duijvendak wijt dat aan de politieke samen
stelling van de statenMisschien kan daar in maart iets aan gedaan wordenmaar ik spreek
mij er niet over uit in welke zin dat dan zal moeten gebeuren. Dat is de kortste en dichtst-
bij gelegen mogelijkheid.
Dan de benadering van de Abva/Kabo en de conclusie dat de kwestie van de kortingen
een open kweste moet zijn. Volgens mij kan dat wel. De stellingname die wij in het program
ma hebben ingenomen geldt dan ook alleen voor dit programma. Wij moeten de hele kortingen
kwestie in een veel breder kader bekijken dan wij in dit programma hebben gedaan.
Ik heb in eerste instantie al de opvatting van het college gegeven over de kwestie van
de speel-o-theek. Wij moeten ervoor oppassen dat deze zaak teveel uitdijt. Er zijn nu al een
stuk of tien speel-o-theken. In principe kan dat aantal 33 worden en het is de vraag of wij
zo ver moeten gaan. Ik bedoel hiermee dat wij een openbare bibliotheek of wat voor andere
voorziening ook niet gaan decentraliseren in alle wijkgebouwenHet heeft gewoon met effi
ciency te maken. Uitgegaan moet worden van een centrale voorziening met hier en daar
als dat zinvol is, een vestiging. Toch moet er een bepaalde rem op worden gezet.
Ik wil toch nog even de brief van de Werkgroep Stedelijke Activiteiten in herinnering
roepen. De werkgroep stelt zelf dat geen bijdragen van de wijken zullen worden gevraagd
omdat men vermoedt dat de wijken dan wel eens niet mee zouden willen doen. Dat werpt
toch een wat ander licht op de situatie dan dat wat er door de heer Duijvendak op is gewor
pen. Het standpunt van het college blijft dus zoals het was. Ik vind dat zelf een goede be
nadering.
De heer IJestra maakt een wat merkwaardige opmerking over de ingediende moties. Van
motie 1 zegt hij... (De heer IJestra: Die motie wijzen wij af.) Ja, dat begrijp ik en dat stel
ik erg op prijs, daar is geen misverstand over. Maar u heeft het met betrekking tot motie 1
over het standpunt van de wethouder en dat van het college. Bij motie 2 zegt u het juister,
namelijk de benadering van het college. Dat moet voortaan zo blijven. Ik wil het hierbij
laten, mijnheer de voorzitter.
De heer Kessler (weth.): Ik zal nog een reactie geven op drie punten.
De Vrouwengroep NVIH-COC. De PAL-fractie stelt dat haar standpunt met name een
politieke uitspraak omvat, namelijk dat de vrouwengroep subsidiabel geacht dient te worden.
Wij hebben vooral een praktische bestuurlijke benadering gekozen. Daarom hebben wij ook
gesteld dat wij in overleg met het COC na moeten gaan in hoeverre binnen het eigen budget
de activiteiten van de vrouwengroep betaald kunnen worden.
Het Lesbisch Archief. Moet er f. 4.000,of f. 6.000,subsidie worden verstrekt?
Wij moeten er maar over stemmen. De voor's en tegen's zijn genoegzaam bekend. Het zal
duidelijk zijn dat het college, althans de meerderheid daarvan - mevrouw Vlietstra neemt
namelijk een minderheidsstandpunt in de motie ontraadt. De meerderheid van het college
vindt dat met de f. 4.000,het beste wordt aangesloten bij het tot nu toe gevoerde beleid.
Tot slot Sappho. Mevrouw Westra heeft het over een documentatie/corner en zegt dat de
argumentatie van het college niet deugt. Dat laatste is mij volstrekt onduidelijk. Ik heb het
gevoel dat de manier waarop wij proberen de zaak op te lossen bijna een ideale situatie met
zich meebrengteen laagdrempelige voorziening op het gebied van documentatie in de bi
bliotheek die op een gemakkelijke manier toegankelijk is en een meer specialistische voor
ziening in de vorm van het Lesbisch Archief. In het Lesbisch Archief is zo langzamerhand
een indrukwekkende hoeveelheid literatuur op het gebied van vrouwenemancipatie verzameld.
23
Ondanks het specialistische karkater van de voorziening - er wordt namelijk literatuur ver
zameld op het gebied van wat ik noem het lesbisch bestaan - is er sprake van een dermate
breed pakket aan materiaal dat iedereen, zowel vrouwen als mannen, die meer specialistische
informatie wil hebben en die niet in de bibliotheek kan vinden dan bij het Lesbisch Archief
terecht kan. Er is sprake van een ideale mix: een laagdrempelige voorziening in de biblio
theek en een specialistische informatievoorziening in het Lesbisch Archief. Het is mij dus
niet helemaal duidelijk waarom de argumentatie niet zou deugen. Ik wil de motie van de PAL-
fractie dan ook ontraden.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik wil nog iets zeggen over de nota met betrekking tot de
studentenvoorzieningen. De heer Bilker verwacht wat dat betreft het verlossende woord van
mijn kant. Ik moet hem teleurstellen, want dat verlossende woord komt niet. Wij hebben in
de afdelingsvergadering uitvoerig over deze kwestie gediscussieerd. Ik heb toegezegd dat
wij er naar zullen streven om de nota in de tweede helft van 1987 aan de raad voor te leggen.
In overleg met de Commissie voor het Onderwijs is destijds afgesproken welke prioriteiten
door ons in het schooljaar 1986/1987 zullen worden aangepakt. De nota met betrekking tot
de studentenvoorzieningen was daar niet bij. Ik heb ook toegezegd dat wij in het voorjaar
de verschillende instellingen op het gebied van het hoger beroepsonderwijs en wellicht de
provincie zullen uitnodigen voor een gesprek om te starten met de opzet van de nota en te
bepalen wat daar in zou moeten staan. De nota is zeker niet eerder klaar dan volgend najaar.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Ik breng eerst de moties in volgorde van
indiening in stemming. Daarna breng ik het voorstel van het college in stemming.
Aan de orde is de stemming over motie 1 van PAL.
Motie 1 van de heer Duijvendak en mevrouw Westra wordt verworpen met 30 tegen 3
stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de fractie van PAL
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over motie 2 van PAL.
Motie 2 van de heer Duijvendak en mevrouw Westra wordt verworpen met 30 tegen 3
stemmen
(Voor de motie stemmen de leden van de fractie van PAL.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over motie 3 van PAL.
Motie 3 van mevrouw Westra en de heer Duijvendak wordt verworpen met 30 tegen 3
stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de fractie van PAL
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over motie 4 van de heer Herrema en mevrouw
Westra.
De hear Bilker: Us fraksje hat him noch net oer dizze moasje ütsprutsen. Wy stellen üs
achter it antwurd fan it kolleezje. De wethalder hat it prachtich ferwurde. It no üt te lüken
bedrach slut it béste oan by wat it belied altyd west hat. Dat is ek us miening.
Motie 4 van de heer Herrema en mevrouw Westra wordt aangenomen met 18 tegen 15
stemmen
(Tegen de motie stemmen van de PvdA-fractie de heren Kessler en Timmermans alsmede de
leden van de fracties van CDA en VVD.)
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over het voorstel van b. en w.
De heer Duijvendak: De PAL-fractie wenst aantekening dat zij geacht wenst te worden
te hebben gestemd tegen subsidiëring van het Leger des Heils.
De heer IJestra: De VVD-fractie wil aantekening dat zij geacht wenst te worden te heb
ben gestemd tegen de door mij in eerste instantie genoemde punten.
De heer Schade: Vier leden van de PvdA-fractie willen aantekening dat zij wensen te
worden geacht te hebben gestemd tegen de verdeling van de uren op stedelijk niveau van
COL en SSKWL.