2
Toen in augustus jl. bekend werd hoe groot de bezuinigingsdrang van het Ministerie van
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) wel was - een totale korting van bijna 50% op het
sociaal-cultureel werk - hoopten wij, net zoals het college dit verwoord heeft in de aanvang
van de Nadere Standpuntbepaling, dat bezuinigingen van een dergelijke omvang onaanvaard
baar geacht en niet doorgevoerd zouden worden. De verbijsterende reacties uit het gehele
land, het door allen die betrokken zijn bij het sociaal-cultureel werk uitspreken van het on
aanvaardbaar zijn van zulke kortingen en de reacties van de landelijke politici van met name
de regeringspartijen op de stroom van protesten, gaven ons het idee dat onze hoop geen
ijdele hoop zou zijn. Doch bij de behandeling in de Tweede Kamer van de begroting van WVC
bleek dat wij ten onrechte zijn uitgegaan van het idee dat een regering een open oor zou
moeten hebben voor de uitgesproken onmogelijkheid om de lagere overheden de bijna halve
ring van het sociaal-cultureel werk te laten doorvoeren.
Ten onrechte, zoals ik reeds zei. Een bezuiniging van 126 miljoen gulden op het sociaal-
cultureel werk moest gehaald worden. Niet de werksoort en niet het feit dat jarenlang zorg
vuldig opgebouwde programma's voor het sociaal-cultureel werk door deze bezuinigingen ge
sloopt worden waren van enig gewicht in de politieke weegschaal. Slechts cijfers, getallen
en bedragen bleken voor het Kabinet Lubbers-11 maatgevend te zijn. Men zal van achter de
regeringstafel wel gedacht hebben: het sociaal-cultureel werk zal merken dat Lubbers-II zijn
karwei gaat afmaken.
Mijnheer de voorzitter, in het licht van het voorgaande wil ik dan ook namens mijn frac
tie waardering uitspreken voor het feit dat het college voorgesteld heeft in zowel het ontwerp
programma Sociaal-cultureel Werk 1987 als in de Nadere Standpuntbepaling de voorgenomen
bezuinigingen in 1987 niet door te voeren op het sociaal-cultureel werk, maar in 1987 even
tuele tekorten die ontstaan door de verlaging van de rijksbijdrageregeling incidenteel te
dekken in het kader van de gehele gemeentebegroting.
Toch kunnen wij niet heen om de zorgwekkende situatie. In 1987 worden slechts op in
cidentele basis tekorten gedekt. Wij zullen prioriteiten dienen te stellen om nog iets van het
belangrijke sociaal-culturele werk in stand te houden voor de jaren na 1987. Het meest ge-
eigende moment om deze prioriteiten vast te stellen is volgens mijn fractie tijdens de behan
deling van het nieuwe Sociaal-cultureel Plan 1988-1991 in het voorjaar van 1987. Hier doemt
voor mijn fractie echter een probleem op. Net zoals alle andere fracties in de raad zijn ook
wij onaangenaam verrast - ik druk mij dan zeer voorzichtig uit - door de uitkomst van de
voorlopige rekeningscijfers over 1985. De nu noodzakelijke tussentijdse herwaardering - zeg
maar bezuinigingen - in het voorjaar van 1987 is van een dusdanige omvang dat, samen met
de reeds genoemde verlaging van de rijksbijdrageregeling ook het sociaal-cultureel werk al
of niet behoorlijk zal moeten inleveren. Het lijkt ons echter vrij moeilijk en ook onlogisch aan
te geven waarop binnen het sociaal-cultureel werk kan of moet worden bezuinigd zo lang het
nieuwe Sociaal-cultureel Plan 1988-1991 nog niet is vastgesteld. Onze vraag aan het college
is dan ook of het mogelijk is dat, voordat de tussentijdse herwaarderingsronde gaat plaats
vinden, eerst het Sociaal-cultureel Plan 1988-1991, wellicht slechts op hoofdlijnen maar wel
met daarin de prioriteiten genoemd, wordt vastgesteld.
Mijnheer de voorzitter, ik wil dan nu graag ingaan op enige punten van het Programma
Sociaal-cultureel Werk 1987. Mijn fractiegenoot, de heer Herrema, zal het woord voeren over
het emancipatiewerk.
Nadere Standpuntbepaling, bladzijde 13. Regionale werkgroep Kindercentra Leeuwarden.
Door genoemde werkgroep is een evaluatierapport uitgebracht over de subsidieverordening
met betrekking tot de peuterspeelzalen. In de Nadere Standpuntbepaling gaat het college in
op de in dit rapport gesignaleerde knelpunten. Een tweetal wijzigingsvoorstellen die geen
geld kosten neemt het college over. Het college wil de overige knelpunten thans niet oplossen
met als argument dat de evaluatieperiode te kort is en gelet op de aangekondigde bezuini
gingen op de Rijksbijdrageregeling Sociaal-cultureel Werk. Onze fractie kan zich vinden in
deze argumentatie. Toch vinden wij dat genoemde evaluatie een vervolg dient te krijgen. Is
het mogelijk dat er in samenwerking met genoemde werkgroep een vervolg komt op de evalu
atienotazodat bij het vaststellen van het Sociaal-cultureel Plan 1988-1991 in ieder geval
duidelijk wordt wat de knelpunten zijn en welke knelpunten er zijn overgebleven? Wij kun
nen daarmee dan in ons beleid voor de jaren 1988-1991 rekening houden.
Het verheugt ons dat het college zich soepel opstelt als er ontheffing wordt aangevraagd
wat betreft de minimale groepsgrootte van 14 kinderen. Dit jaar hebben de peuterspeelzalen
Sinneljocht en Het Westen - vorig jaar ging het om de peuterspeelzaal Molenpad - ontheffing
gekregen om de minimale groepsgrootte op 12 kinderen te brengen.
Nadere Standpuntbepaling, bladzijde 36 tot en met 43. Ondersteunende instellingen. Op
bladzijde 39 staat dat het Centraal Orgaan Leeuwarden (COL) en de Stichting Sociaal Kultu-
reel Werk Leeuwarden (SSKWL) een gezamenlijk voorstel voor de verdeling van de beschik
bare beroepskrachtentijd hebben ingediend. Het college constateert dat zowel bij het COL
als bij de SSKWL sprake is van aanzienlijke verschuivingen van beroepskrachtenuren van
buurt- en wijkwerk naar het stedelijk werk. Op bladzijde 42 wijst het college op de conse
3
quenties die uit de eventuele vaststelling van de Nota Bewonersparticipatie en Buurtbeheer
zullen voortvloeien. Als voorwaarde voor het slagen van deze beleidsvoornemens wordt ge
steld dat er op buurt- en wijkniveau voldoende beroepsmatige ondersteuning wordt geleverd.
Het college stelt op bladzijde 42 tevens dat vorig jaar de grens is bereikt van de overheve
ling van uren van wijkniveau naar stedelijk niveau.
Voorgesteld wordt dan ook door het college om op voorhand akkoord te gaan met het
voorstel voor de beroepskrachten verdeling en de eventuele koerswijziging in het beleid van
het COL en de SSKWL bij het vaststellen van het Sociaal-cultureel Pan 1988-1991 in de dis
cussie te betrekken. Eventueel kunnen hierdoor wijzigingen optreden in de beroepskrachten
uren voor het restant van 1987. De meerderheid van mijn fractie is het eens met deze uit
gangspunten van het college. Een minderheid van mijn fractie is het met alle conclusies eens
die het college signaleert met betrekking tot de beleidswijzigingen van het COL en SSKWL,
maar aanvaardt niet het voorstel voor de verdeling van de beroepskrachtenuren op stedelijk
niveau. De minderheid wil een en ander terugbrengen tot het niveau van 1986. De hele frac
tie is er voor dat in het voorjaar 1987 de inhoudelijke discussie over het beleid van COL
SSKWL voor de jaren 1988-1991 gevoerd wordt. Is het mogelijk dat het college de beleids
notities van het COL en de SSKWL, waarin deze verschuivingen in het beleid zijn genoemd,
van commentaar voorziet en een en ander doet toekomen aan de leden van de Commissie
voor Welzijnsaangelegenheden voordat de discussies in het voorjaar plaatsvinden?
Nadere Standpuntbepaling, bladzijde 60/61. Werkgroep de Meenthe. Het college schrijft
op bladzijde 61 dat er voor de eventuele realisatie van een definitieve sociaal-culturele accom
modatie voor de Meenthe in 1987 geen financiële ruimte is. Hoewel in de vergadering begin
dit jaar van de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden meer ruimte was voor de realisatie
van zo'n accommodatie, heeft onze fractie begrip voor de financiële onmogelijkheid om tot
realisering daarvan in 1987 over te gaan. De wethouder deelde in de commissievergadering
mee dat de sociaal-culturele accommodatie thans voor 1988 gepland is. Mijn vraag is of er
wat dat betreft sprake is van een ontwerp-lijst die nog vastgesteld dient te worden of dat
de lijst al definitief is zodat de Meenthe in 1988 de accommodatie krijgt.
Nadere Standpuntbepaling, bladzijden 112 en 113. Stichting van Turkse en Marokkaanse
Gemeenschap Leeuwarden i.o. Onze fractie is blij met het gegeven dat het er nu op lijkt dat
er een overkoepelende organisatie in oprichting is voor de Turkse en Marokkaanse gemeen
schap in Leeuwarden. Gelet op de brieven van drie Turkse en drie Marokkaanse organisaties
zal de stichting in oprichting over voldoende draagkracht gaan beschikken. De projectmatige en
incidentele subsidie-aanvragen uit het verleden kunnen dan achterwege blijven. De nieuwe orga
nisatie kan via het indienen van een activiteitenprogramma rechtstreeks de voor haar gereser
veerde gelden ontvangen. Onze vraag aan het college is of er reeds een activiteitenprogramma
is ingediend. Toetst het college dit programma ook aan de randvoorwaarde zoals die in de
Nadere Standpuntbepaling staat, namelijk dat alle geledingen binnen de gemeenschappen aan
bod dienen te komen? Komt de subsidie-aanvraag met het activiteitenprogramma ook nog aan
de orde in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden?
Nadere Standpuntbepaling, bladzijden 119 en volgende. Projecten voor mensen zonder
werk. De Stichting Project Mensen Zonder Werk heeft een aanvraag ingediend om vier mede
werkers/medewerksters, die reeds enige malen een arbeidscontract voor bepaalde tijd hebben
gekregen, nu een arbeidscontract voor onbepaalde tijd te geven. Het college wijst dit ver
zoek af. Redenen van financiële aard liggen daaraan ten grondslag: kortingen die eraan
komen en wachtgeldverplichtingen uit een dergelijk contract. Onze fractie is van mening dat
ook de door de gemeente gesubsidieerde instellingen goede werkgevers moeten kunnen zijn.
Onzes inziens betekent dat dat niet alleen gekeken moet worden of de CAO-Welzijn de ruimte
biedt om meerdere jaren achtereen arbeidscontracten voor bepaalde tijd aan te bieden - de
Welzijns-cao kent wat dit betreft slechts één uitzondering -, maar ook dat gekeken moet
worden of men moreel verplicht is arbeidscontracten voor onbepaalde tijd aan te bieden
Onze fractie gaat voorlopig akkoord met het gestelde in de raadsbrief op de bladzijden 4 en
5, onder punt 9, om dit punt terug te laten komen bij de behandeling van de beleidsplannen
voor 1988 en volgende jaren. Kan het college bij de behandeling in het komende voorjaar van
het Sociaal-cultureel Plan 1988-1991 zijn standpunt reeds meedelen over deze zaak? Een en
ander kan dan betrokken worden bij het uitstippelen van het beleid voor deze jaren.
Tot slot, mijnheer de voorzitter, het volgende. Uit de Nadere Standpuntbepaling blijkt
dat het aantal instellingen dat verzuimd heeft een subsidie-aanvraag voor 1987 in te dienen
groter is dan voorgaande jaren. Het gaat om instellingen die al meerdere jaren subsidie ont
vangen. Wij zijn het met het college eens om voor deze instellingen de huisvestings-orga
nisatie- en activiteitenkosten pro memorie (pm) te reserveren. Onze fractie vindt echter wel
dat het college de desbetreffende instellingen duidelijk moet maken dat een dergelijke handel
wijze niet kan en dat zij net als alle andere instellingen binnen de daarvoor gestelde termijn
de subsidie-aanvragen moeten indienen.
Ik wil het hierbij in eerste instantie laten, mijnheer de voorzitter.