50 Wat betreft de niet-commerciële kunsten ben ik met de PvdA-fractie van mening dat er een vorm van overleg en samenwerking tot stand gebracht moet worden tussen alle instel lingen die daar nu mee bezig zijn. Ik zet wel de nodige vraagtekens bij het punt of een en ander georganiseerd moet worden door middel van een door het college officieel ingesteld platform. Ik wil de suggestie om daarover na te denken wel meenemen, hoewel ik mij op zich zelf ook wat meer lossere, spontanere vormen in dat verband kan voorstellen. De PAL-fractie heeft over het cultuurbeleid twee concrete vragen gesteld. De eerste vraag is hoe het onderzoek naar de mogelijke vestiging van een concertzaal naast de Harmo nie zich verhoudt tot de haast die is geboden met betrekking tot de realisatie van de voor ziening voor niet-traditionele kunstbeoefening in de Harmonie. Ik wil daarover het volgende zeggen. Er is geen probleem meer, omdat een globale analyse heeft uitgewezen dat het zowel op financieel en ruimtelijk gebied als bestemmingsplantechnisch onmogelijk is om een concert zaal/conservatorium naast de Harmonie te situeren. De betrokkenen hebben vanuit die optiek dan ook afgezien van het verder uitwerken van de lokatie Harmonie. De tweede vraag is wat de uiterste datum is waarop een dergelijke niet-traditionele voor ziening aangehaakt aan de Harmonie gerealiseerd kan worden. Het is natuurlijk heel moeilijk om een antwoord op die vraag te geven, maar ik wil dat wel proberen. Het is in ieder geval mijn streven om te bekijken in hoeverre realisatie in 1988 mogelijk is. Ik zeg er heel nadruk kelijk bij dat het hier om een streefdatum gaat en dat realisatie natuurlijk ook afhangt van de vraag in hoeverre wij een en ander financieel kunnen rondbreien. Ik wil dan nu ingaan op het emancipatiebeleid. Een aantal fracties heeft daarover het woord gevoerd. De PvdA-fractie heeft zich in kritische zin uitgelaten in de richting van het landelijke beleid en het CDA. Ik zal daar verder niet op ingaan. Het CDA vraagt het oordeel van het college over de uitbreiding van het ouderschapsver lof zowel vanuit emancipatie- als vanuit werkgelegenheidsoptiekHet zal bekend zijn dat wij in het verleden al twee maatregelen hebben genomen, namelijk de flexibilisering van het zwangerschapsverlof en het bieden van de mogelijkheid om daarop aansluitend gedurende twee maanden onbetaald verlof te nemen waarbij de werkgever, de gemeente, de premies die dan betaald moeten worden voor haar rekening neemtLandelijk schijnt er een wet in voor bereiding te zijn die het mogelijk maakt om zes maanden onbetaald verlof te nemen. Daarnaast bestaat nog steeds de mogelijkheid voor vrouwen, maar in feite geldt dat voor iedereen, om in deeltijd te gaan werken, eventueel zelfs op proef. In de praktijk bestaan er thans dus al mogelijkheden voor vrouwen die zwanger zijn en die voor een soort ouderschapsverlof in aan merking willen komen om van de reeds genomen maatregelen gebruik te maken. Gelet op die mogelijkheden lijkt het mij voorlopig niet nodig om met voorstellen voor nieuw beleid op dit terrein te komen. Het enige wat ik mij zou kunnen voorstellen is dat wij de periode waarover men onbetaald verlof kan opnemen uitbreiden van twee tot bijvoorbeeld zes maanden. Ik ben echter benieuwd hoe de CDA-fractie daarover denkt. Ook de VVD-fractie heeft haar standpunt weergegeven over het emancipatiebeleid. Zij is het daar in grote lijnen mee eens. Overigens denk ik wel dat wij over de concrete maatrege len en de prioriteit daarvan van mening zullen blijven verschillen, hoewel dat natuurlijk niet voor alle maatregelen zal gelden. Tot slot nog een opmerking over het criterium van voldoende geschiktheid, waarover de PAL-fractie en de heer Buurman hebben gesproken. De heer Buurman is van mening dat dat criterium niet voor vrouwen van toepassing moet zijnDe PAL-fractie vraagt waarom wij dat criterium ook niet voor etnische groepen toepassen. Het gaat hier - dat is al vaker in de raad aan de orde geweest - om een afweging van twee soorten belangen. Aan de ene kant het belang van vrouwen om meer in het arbeidsproces ingeschakeld te worden en dus ook binnen het gemeentelijke apparaat een plekje te krijgen en aan de andere kant het belang van een kwalitatief zo goed mogelijke organisatie. Bij het opstellen van het verkiezingsprogramma en later bij de onderhandelingen over de collegevorming is die afweging aan de orde gekomen. Een en ander heeft geresulteerd in een overeenstemming om ten aanzien van vrouwen het criterium voldoende geschiktheid te hanteren, dat wil zeggen in dat geval de afweging te laten doorslaan naar het belang van meer vrouwen in het gemeentelijk apparaat enigszins ten nadele van het belang van de kwaliteit van het apparaat. Ten aanzien van vrouwen is de af weging op deze wijze uitgevallen. Het is gewoon een kwestie van kiezen. Bij het opstellen van het collegeprogram is de afweging ten aanzien van andere groepen niet op die wijze uit gevallen In feite is de zaak simpel. Iedereen kan voor zich zelf de keuze maken wat hij of zij be langrijk vindt. Het aantrekken van meer vrouwen binnen het gemeentelijk apparaat heeft, gelet op die keuze, in feite een hogere prioriteit dan het aantrekken van meer leden van etnische groepen, althans dat is de situatie tot op dit moment. Zoals bekend is het college momenteel bezig met het opstellen van een activiteitenplan voor etnische groepen. Bovendien zijn wij bezig met het opstellen van een nota werving en selectie, waarin deze problematiek ook nader aan de orde komt. In dat kader zijn wij bereid ons nader te beraden op de vraag of wij de prioriteitsstelling, die op dit moment op grond van het collegeprogram voor vrouwen 51 geldt, ook moeten uitbreiden in de richting van etnische groepen. Los daarvan zullen wij in deze nota ook met andere minder vergaande voorstellen en maatregelen komen om de et nische groepen een beter plekje te geven binnen het gemeentelijk apparaat. (De heer Buur man: Mijnheer de voorzitter, zou de wethouder ook in willen gaan op mijn vraag hoe hij dat rijmt met artikel 3 van de Grondwet waarin staat: alle Nederlanders zijn in openbare dienst op gelijke voet:benoembaar.) Ik ben niet zo"n juridische specialist dat ik dat helemaal voor 100% zeker kan uitsluiten. Wel weet ik dat er een aantal gemeenten zijn die dit uitgangspunt reeds hanteren en dat de universiteit van Amsterdam dat ook hanteertKortomlangzamerhand gaan overheidsinstanties hiermee werken. Grondwettelijk denk ik dat datgene wat wij voor staan zeer wel mogelijk is, maar het juiste juridische antwoord op de vraag van de heer Buurman zal ik helaas schuldig moeten blijven. (De Voorzitter: Benoembaar zijn wil nog niet zeggen dat je ook benoemd wordt.) (De heer Buurman: Ik heb het over op gelijke voet be noembaar.) (De Voorzitter: Ja, iedereen is benoembaar, maar dat wordt ook niet bestreden. Wanneer men benoembaar is dan houdt dat geen garantie in dat men ook benoemd wordt Tot slot het laatste thema, de werkgelegenheid. Ik heb geconstateerd dat daarover wat tegenstrijdige geluiden naar voren zijn gebracht. De PvdA geeft een forse pluim, terwijl het CDA vindt dat deze zaak in het beleidsplan niet voldoende aandacht krijgt. Men zou nog eens graag vernemen welke beleidsvoornemens er ter zake zijn. Ik verbaas mij wat over die vraag, want het lijkt wel alsof de CDA-fractie vergeten is dat wij sinds de vaststelling van de nota werkgelegenheid elk jaar met een activiteitenprogramma komen dat ook in de raad wordt besproken. In januari van dit jaar is dat ook nog gebeurd. Het is ons voornemen om dat over een maand of over twee maanden weer te doen. In het activiteitenprogramma staat precies wat wij zo al doen. Op dit moment gaat het meen ik zelfs al om 45 activiteiten. Ik verwijs het CDA dus graag naar dat activiteitenprogramma. De PvdA vraagt nadrukkelijk aandacht voor de positie van langdurig werklozen. Het college deelt de zorg die naar voren komt. Als wij niet oppassen dan denk ik dat wij met een harde kern van langdurig werklozen blijven zitten die voor altijd uit het arbeidsproces ver dreven zullen zijn. Gelukkig zijn er in dit verband ook een aantal positieve ontwikkelingen te noemen. In de eerste plaats de uitvoering van de wet Vermeend/Moorwaarbij het gaat om werk lozen die langer dan drie jaar werkloos zijn. Het arbeidsbureau krijgt de beschikking over 3i extra formatieplaatsen om die wet verder tot uitvoering te brengen. Bovendien ligt er een taakstelling om ongeveer 250 langdurig werklozen te plaatsen, waarvoor een budget van ongeveer één miljoen gulden is uitgetrokken. Gelet op de invulling van de wet Vermeend/ Moor is uitvoering van een apart project van de sociale dienst en het arbeidsbureau, dat gericht is op de verbetering van de positie van langdurig werklozen, op dit moment niet erg relevant. Bovendien zullen wij als gemeente naar alle waarschijnlijkheid tussen nu en een half jaar onze handen vol krijgen aan de uitvoering van het jeugdwerkgarantieplan. Een en ander betekent natuurlijk niet dat de sociale dienst en het arbeidsbureau niet permanent alert zou den moeten zijn en niet permanent aandacht zouden moeten besteden aan de begeleiding van langdurig werklozen. Op dit moment doet men dat al en daar moet men uiteraard gewoon mee doorgaan In de tweede plaats is er sinds kort op het Ministerie van WVC weer een discussie over het terugploegen van uitkeringsgelden in andere sectoren dan de bouw. Nu de terugploeg- operatie in de bouw op haar eind loopt, is iets dergelijks in andere sectoren een goede zaak. Er zijn plannen om dat te gaan doen in de gezinszorg en de bejaardenzorg. Ik weet niet of die plannen bewaarheid worden, maar ik weet wel dat wij onze invloed zullen moeten aanwen den om die plannen ook realiteit te laten worden. Ik wil een afsluitende opmerking maken in de richting van de heer Buurman met betrek king tot het jeugdwerkplan. Hij verbaast zich er over dat het college het eens is met de kri tiek op het feit dat de RWW-uitkering niet mag vervallen indien personen niet aan het jeugd werkgarantieplan mee gaan doen. Het college is dat niet met hem eens. Het gaat bij het jeugdwerkgarantieplan niet om volwaardige banenmaar om banen voor 20 uur in de week tegen het minimumloon. In de circulaires over dit onderwerp wordt heel duidelijk gezegd dat garantieplaatsen niet mogen fungeren als alternatief voor reguliere banen en dat de beloning van een garantieplaats lager moet zijn dan het inkomen dat verkregen wordt bij een gewone arbeidsplaats. Vandaar dat wij van oordeel waren en zijn dat er geen sancties mogen plaats vinden. Dat oordeel is ook door de bonden naar voren gebracht. Een en ander heeft, zoals in het beleidsplan staat, het kabinet doen besluiten om dit punt nogmaals in overweging te nemen. Mijnheer de voorzitter, ik wil het hierbij laten. De heer Miedema (weth.): Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Haan heeft vanmiddag een naar mijn smaak waardevolle opmerking gemaakt, namelijk een positieve presentatie van het Noorden en maar niet al te veel klagen. Zij zegt vervolgens dat er bij ongewijzigd beleid in 1990 een forse werkloosheid zal ontstaan in het Noorden en spreekt haar zorg daarover uit. De CDA- fractie is ook ingegaan op de economische toestand van ons gewest en zegt dat het teruglopen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 26