54 De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Wethouder Heere heeft het woord. De heer Heere (weth.): Mijnheer de voorzitter, ik loop de diverse sprekers achtereen volgens even langs om antwoord te geven op de vragen die gesteld zijn en de opmerkingen die gemaakt zijn. Mevrouw De Haan heeft met betrekking tot het ouderenbeleid gevraagd naar het inzicht dat het college heeft in de ouderenhuisvesting. Ik heb van wethouder Timmermans begrepen dat het de bedoeling is om in 1987 de nota over de ouderenhuisvesting in de raad ter besluit vorming te brengen. Met betrekking tot de contingenten waarover mevrouw De Haan heeft gesproken is het zo dat van rijkszijde 150 woningen aan Friesland zijn toegekend in het kader van het huis vesten van ouderen. Wij zullen daar als gemeente Leeuwarden een claim op doen om ook onze tekorten op dat punt zo goed mogelijk aan te vullen. Mevrouw De Haan heeft ook nog gesproken over het groepswonen voor ouderen en heeft gevraagd of het college dat wil bevorderenonder meer door het verspreiden van een bro chure. Ik wil dat graag toezeggen. Wij moeten natuurlijk wel oppassen dat wij daarmee niet ongewild te grote verwachtingen wekken, want de mogelijkheid om dergelijke voorzieningen als groepswonen voor ouderen te realiseren is betrekkelijk beperkt. Maar wat kan gebeuren zal ook gebeuren. Het is mij bekend dat er op initiatief van Humanitas al in gespreksgroepen over dit onderwerp wordt gesproken. Ik hoop dat daar nog eens wat uitkomt. Tot nu toe zijn er op dat punt geen claims gelegd. Verder wijs ik erop dat het COSBO een plaats heeft in het lokale woonconsumentenoverleg. Wellicht zou in dat forum dit onderwerp nog eens ter sprake kunnen worden gebracht. Maar op zich zelf staat het college bepaald wel positief tegenover deze mogelijkheid. Mevrouw De Haan en meerdere sprekers zijn ingegaan op het uitvoeringsplan ouderen voorzieningen. Dat plan komt voor Leeuwarden neer op het reduceren van het aantal plaatsen in verzorgingshuizen met 143, onder andere door sluiting van Sonnenborgh en reductie op plaatsen van andere huizen. Het standpunt van het college van b. en w. is al sinds een jaar een aantal malen onder de aandacht van het college van gedeputeerde staten gebracht. In de eerste plaats in de fase van de voorbereiding en in de tweede plaats, zeer onlangs nog, als reactie op het uitvoeringsplan Ik heb met vreugde vernomen dat alle fracties het eens zijn met de benadering die op dat stuk van zaken door het college is gekozen, namelijk dat wij in de eerste plaats het aan tal van 143 op getalsmatige basis aanvechten. Daarbij komt onder meer ook ter sprake dat wat de heer Koopmans heeft gevraagd, namelijk of er voldoende rekening is gehouden met demografische ontwikkelingen. Het college is van mening dat dat niet het geval is en dat het college van gedeputeerde staten daarbij niet de goede PPD-cijfers heeft gebruikt. Als zij dat wel zouden hebben gedaan dan had dat een aanzienlijk beter beeld gegeven van de situatie dan nu het geval is. In de tweede plaats kiezen wij zeer principieel een andere manier van reduceren dan het college van gedeputeerde staten voorstaat. Wij kiezen niet voor sluiten van één of meer hui zen in het geheel, maar voor het spreiden van de reductie over in principe alle tehuizen in Leeuwardenmet hier en daar accenten naar aanleiding van een aantal door ons genoemde criteria. Ik noem in dat verband: de kwaliteit van de zorg, de kwaliteit van het huis, de ligging in de wijk, de identiteit en wat dies meer zij. Een zeer genuanceerde benadering dus. Het college van gedeputeerde staten heeft in eerste instantie onze benadering niet aan vaard. Deze zaak is nu voorgelegd aan provinciale staten. Ik wijs er op dat het college van b. en w. in de brief die wij hebben geschreven aan de leden van provinciale staten zeer na drukkelijk en klemmend vraagt om het standpunt van gedeputeerde staten niet over te nemen, maar alsnog voor het model van Leeuwarden te kiezen. Tegelijkertijd hebben wij aangeboden om daarover met de instellingen en de provincie een overleg te starten en zo nodig een onderzoek te doen. Ik zeg dat zo nadrukkelijk omdat ik daarmee tegelijk wil reageren op de motie die de heer Ybema over dit punt heeft ingediend. Het college vindt dat het, gelet op wat ik heb gezegd en op het feit dat het standpunt van Leeuwarden duidelijk en keihard, en onderschreven door de raadbij de provincie ligtoverbodig is - ook nu hebben alle fracties opnieuw het standpunt van het college onderschreven - om met behulp van een motie uit te drukken dat wij het daarmee eens zijn. Inhoudelijk heb ik ook enige bezwaren tegen de motie, want daar staat niet in wat wij hebben gezegd namelijk: zo niet, maar anders - dat is onze hoofddoelstelling -, maar er wordt een klemmend beroep gedaan op de leden van provinciale staten om nu niet in te stemmen met het voorliggende uitvoeringsprogramma doch de beslis sing uit te stellen, enz. Ik vind dat dat onze stelling eerder zal verzwakken dan versterken en dat betekent dat ik om de twee genoemde redenen de voorliggende motie ontraad. De heer Koopmans heeft over dit onderwerp een aantal specifieke vragen gesteld. Hij heeft gevraagd naar de mogelijkheden van herbestemming van eventueel leegkomende (delen van) verzorgingshuizen. Het gaat hier om een zaak die door de provincie ingevuld zou moe 55 ten worden, maar het is ons nog steeds niet bekend hoe men zich dat concreet voorstelt. Het onderzoek daarover moet kennelijk nog starten. Men gaat op dit moment wat de reductiecij- fers betreft uit van heel globale gegevens. De stelling is dat de reductie gemiddeld zoveel duizend gulden per plaats zal opleveren, zonder dat concreet in de bepaalde situatie te heb ben nagegaan. Als er herbestemming zal moeten plaatsvinden - dat zal natuurlijk zo zijn, want op deze manier zullen ergens in verzorgingshuizen plaatsen vervallen -, dan zal beke ken moeten worden of daar met name specifieke huisvesting van bejaarden kan worden inge vuld, waarbij dan het bejaardentehuis als aanleunpunt kan worden gebruikt. Of dat dan weer past in de contingenten die wij daarvoor beschikbaar hebben zal ook bij de provincie moeten worden bevochten. De heer Koopmans heeft gevraagd welke risico's de gemeente loopt als dat nu eens niet zou lukken. Die risico's zijn niet onaanzienlijk. Wij hebben het getal wat betreft Sonnenborgh al genoemd. Als dit tehuis gesloten zou worden en er zou geen exploitabel alternatief bedacht kunnen worden, dan zou dat kunnen betekenen dat een bedrag van ongeveer acht ton, die wij als lening hebben gegarandeerd, voor rekening van de gemeente komt. Dat zal, vertalen de ook naar andere tehuizen, in de papieren lopen. Dat is ook een reden te meer om te zeg gen dat er met veel kleinere eenheden moet worden gewerkt. Het functioneren van het tehuis dat dan nog overblijft wordt daardoor veel minder problematisch. De heer Koopmans heeft verder nog gesproken over de mogelijkheden van het flankerend beleid. Ik heb daar tijdens de afdelingsvergadering al het nodige over gezegd. Bovendien zijn wij daarop ingegaan in onze antwoorden op de vragen van CDA en D66. Ik neem aan dat daar voldoende over bekend is. Het enige wat ik nog kan toezeggen is dat wij daar ook mee zullen doorgaan. De heer Koopmans pleit ook voor voortzetting eventueel uitbreiding van de subsidie aan de Stichting SMAL voor de bejaardenalarmering. De discussie daarover wil ik verwijzen naar de behandeling van de herwaardering en het nieuw beleid. De VVD-fractie heeft opnieuw gezegd dat een aparte beleidsnota over dit onderwerp niet overbodig lijkt. Ik weet niet of dat een aanbeveling is aan het college om er alsnog mee te komen. Ik heb dat niet als zodanig opgevat. Ik neem aan dat ook de heer Bijkersma instemt met dat wat wij hebben afgesproken, namelijk dat wij in alle gevallen dat zich de noodzaak daartoe voordoet met concrete voorstellen richting raad zullen komen. De heer Bijkersma merkt overigens nog wel op dat hij vindt dat er op dit punt wijkgericht gewerkt zal moeten worden. Ik ben dat met hem eens, hoewel dat al gebeurt vanuit de verzorgingshuizen, de dienstencentra en een aantal wijkcentra. Ik stap nu van dit onderwerp af, mijnheer de voorzitter, en kom dan bij het sociaal- cultureel werk. Een aantal sprekers hebben het daarover gehad met name in verband met de bekende korting waarover wij hier al verschillende malen hebben gesproken. Komt het uitvoeringsplan ouderenvoorzieningen 17 december in de staten aan de orde, morgen al wordt er in de Tweede Kamer gestemd over de kwestie van de korting. De kaarten lijken te zijn geschud en dat betekent dat Leeuwarden hoogst waarschijnlijk een zeer fors bedrag aan kor ting voor de kiezen krijgt. Wij betreuren dat in hoge mate en hebben er alles aan gedaan om een andere oplossing tot stand te doen komen, maar dat is helaas, zoals het nu lijkt, niet ge lukt. Nu doet zich dus de vraag voor hoe wij daar verder mee om gaan. De opvatting van het college is dat deze tegenvaller moet worden meegenomen in het totaal van de afweging die wij met elkaar in het voorjaar moeten maken. Op zich zelf betekent dat natuurlijk niet dat het sociaal-cultureel werk daardoor niet alsnog een forse bijdrage voor de kiezen zal krijgen voor het oplossen van de hele financiële problematiek. De directe koppeling, namelijk dat de korting rechtstreeks zal worden doorberekend aan deze sector, is echter voorshands losgelaten. Dat dus in tegenstelling met wat de VVD daarover vindt. Dan de kwestie van de maatschappelijke dienstverlening, waarover nogal tegengestelde opvattingen naar voren zijn gebracht. Het CDA zegt dat er meer geld voor nodig is gelet op een toenemend takkenpakket en vult daar zelfs al een getal voor inIk neem aan dat ook dat moet worden betrokken bij de afweging die wij met elkaar nog zullen moeten maken. Ik zal daar dan nu ook verder niets meer over zeggen. Wel wil ik nog zeggen dat ik de benadering die de VVD in dit kader toepast, namelijk dat er prioriteiten moeten worden gesteld door te bezuinigen waardoor het werkveld toch kan worden bediendop zich zelf een soort contra dictio in terminis vind of wel het bijten in eigen staart, want ik begrijp niet hoe dat zou moeten. Misschien kan de heer Bijkersma mij daarover nog eens een uitleg geven. Het MCL. Een aantal sprekers heeft daarvan gezegd dat de oplossing die nu voorligt een goede oplossing lijkt die in ieder geval niet leidt tot gedwongen ontslagen wat op zich zelf verheugend is. Dat standpunt heeft de gemeente ook altijd in de richting van het be stuur van het MCL vertolkt als een wenselijkheid. De oplossing doet ook een poging om de zorg aan het bed zo goed mogelijk te waarborgen. Nochtans staat de taakstelling van vijf miljoen gulden nog recht overeind en dat is toch een reden om zorgelijk te blijven kijken. De VVD heeft de kwestie van het kinderdagverblijf aangekaart en gezegd dat de kosten voor voeding en verblijf kostendekkend zouden moeten zijn althans zouden moeten worden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 28