58
jecten. Per één januari 1987 wordt op de afdeling Onderwijs een medewerkster aangesteld in
het kader van het vrouwenwerkplan, die onder andere tot taak zal krijgen om dit punt ver
der in overleg met de scholen uit te werken.
Ik wil dan nu ingaan op het punt van de zelfdoding onder scholieren. De heer Koopmans
noemt dat een verdrietige zaak. Ik ben dat met hem eens; ik vind dat ook een ernstige zaak.
Ik vind het ook terecht dat er landelijk steeds meer aandacht aan dit punt wordt gegeven,
getuige een symposium dat hier kort geleden over gehouden is. De heer Koopmans constateert
terecht dat het college niet direct een oplossing in deze heeft. Het lijkt mij wel goed om deze
problematiek aan de orde te stellen in het overleg met de directeuren van het voortgezet
onderwijs. Bekeken kan dan worden wat de omvang van het probleem is in Leeuwarden en
wat daar bijvoorbeeld in samenwerking met het RIAGG aan gedaan kan worden. Uit erva
ringen van een school in Assen heb ik namelijk begrepen datop het moment dat er iets
wordt gedaan in de sfeer van vertrouwenslerarenhet aantal zelfdodingen, althans op die
school, terugloopt. Ik zeg toe dat ik hierover nader contact met de scholen zal opnemen.
De VVD-fractie. Ook de heer Bijkersma gaat met geen woord in op de onderwijsbezuini-
gingen. Gezien de opstelling van de VVD met betrekking tot de bezuinigingen op het sociaal-
cultureel werk is dat wellicht wat minder verbazend dan het feit dat het CDA dat niet deed.
Ik vind dat wel teleurstellend omdat juist de VVD, als het gaat om fusies, de rechtspositie
van het onderwijzend personeel benadrukt. Die rechtspositie is natuurlijk ook in het geding
ingeval van bezuinigingen. Ik heb al aangegeven hoeveel formatieplaatsen op deze manier
moeten verdwijnen en dat heeft natuurlijk direct gevolgen voor de rechtspositie van de men
sen die daarbij betrokken zijn. Ik ben het niet helemaal met de heer Bijkersma eens dat wij
in het verleden bij fusies te weinig aandacht hebben besteed aan de rechtspositie. Ik ben
het wel met hem eens dat dat een belangrijk gegeven is waar wij ook zeker bij volgende fu
sies rekening mee zullen houden.
Het voortbestaan van de school in Hempens is inderdaad een probleem. Ik heb dat in de
afdelingsvergadering ook geconstateerd. De leerlingenaantallen lopen daar per jaar terug.
Ik heb in de afdelingsvergadering gezegd dat wij de mogelijkheid zullen onderzoeken of de
school in Hempens een soort tussenvoorziening zou kunnen worden tussen basisonderwijs en
speciaal onderwijs. Kort geleden heb ik daar ook een gesprek met de medezeggenschapsraad
van de school over gehad. De medezeggenschapsraad is bereid om deze mogelijkheid samen
met ons verder te onderzoeken. Er is een werkgroep gevormd waarin vertegenwoordigers
zitten van de medezeggenschapsraad en van de gemeente. De werkgroep zal alle voor- en
nadelen en alle financiële consequenties van zo'n alternatief op een rijtje zetten, zodat wij
op basis daarvan kunnen bekijken of die mogelijkheid reëel is of dat ook deze laatste stro
halm wellicht toch niet tot voldoende oplossingen leidt.
De heer Bijkersma is ook ingegaan op het continuroosterIn de richting van de heer
Koopmans ben ik daar al vrij uitvoerig op ingegaan. De heer Bijkersma heeft nog gevraagd
met wie overleg zal plaatsvinden. In ieder geval zal er overleg plaatsvinden met - dat lijkt
mij vrij voor de hand liggend - het personeel en de ouders van de betrokken scholen.
De heer Bijkersma vraagt vervolgens naar de stand van zaken met betrekking tot de
nieuwbouw van de Prof. Grewelschool. Ik wil het antwoord op die vraag iets verbreden in
die zin dat ik iets wil zeggen over de stand van zaken met betrekking tot de nieuwbouw van
alle drie scholen voor speciaal onderwijs. Het is op dit moment zo dat de inspecteur de bouw
plannen van alle drie scholen heeft goedgekeurddat voor alle drie scholen de benodigde
toestemming van het ministerie binnen is, dat op basis van de door het ministerie goedgekeurde
investeringsruimte de aanbesteding op gang gekomen is en dat nog deze week het college een
beslissing zal nemen over de gunning. Zodra die zaak rond is zullen wij er voor zorgen dat
de opdrachten nog deze maand de deur uitgaan, zodat wij inderdaad op tijd kunnen starten.
Ik moet zeggen dat ik zeer gelukkig ben met de toch onverwacht snelle totstandkoming van
deze huisvesting.
De heer Bijkersma heeft een vraag gesteld over het gebruik van de sporthal in de Fries
landhal. Het zal bekend zijn dat het college de directeuren van de DSR en de DMF opdracht
heeft gegeven om na te gaan wat de knelpunten zijn en wat daar mogelijke oplossingen voor
zijn. De uitkomst van dat onderzoek zal zeker bekend zijn voordat wij de verenigingen mee
delen waar zij volgend jaar hun sport kunnen beoefenen. In die zin kan ik aan de wens van
de heer Bijkersma tegemoet komen
Het minimabeleid. De heer Bijkersma zegt dat minimabeleid overheidsbeleid is. Ik ben
dat met hem eens, maar in onze visie is dat ook lokaal overheidsbeleid en niet uitsluitend
rijksoverheidsbeleidDe heer Bijkersma merkt dan vervolgens op dat de uitkeringen in ons
land veel hoger liggen dan in een aantal ons omringende landen. Dat zal best waar zijn,
maar dat ontslaat ons niet van de plicht om al het mogelijke te doen - wij hebben al eerder
aangegeven dat dat uiteraard beperkt is - om de positie van de minima zo veel mogelijk te
verbeteren. Om die reden is ook de stuurgroep minimabeleid ingesteld. Een aantal andere
sprekers heeft daar ook op gewezen. De bedoeling is dat deze stuurgroep binnen afzienbare
tijd komt met voorstellen om het mininabeleid te intensiveren.
59
De heer Bijkersma heeft tot slot nog een opmerking gemaakt over de studentenhuisvesting.
Ik ben het niet met hem eens dat daar nog niets aan gedaan is. Als je in de stad zo om je heen
kijkt dan is er op dit terrein natuurlijk al het een en ander gerealiseerd. Voor de rest wordt
dit punt meegenomen in de nota over de jongerenhuisvesting. Het is de bedoeling dat die nota
in de loop van 1988 verschijnt. (De heer Bijkersma: Mevrouw Vlietstra is niet ingegaan op
mijn opmerking over het minimabeleid dat de steun - laat ik het maar zo zeggen - niet struc
tureel maar stimulerend moet zijn. Dat is natuurlijk wel een andere benadering.) Misschien
kunt u mij in tweede instantie uitleggen wat u verstaat onder "structureel". Ik kan daar dan
alsnog op ingaan.
De PAL-fractie. De algemene beschouwingen van de PAL-fractie geven mij geen aanlei
ding tot het maken van opmerkingen. De heer Duijvendak noemde tijdens zijn "wandeling"
één woord dat betrekking heeft op mijn portefeuille, namelijk het woord "schuldenproblema
tiek". Hij vroeg zich af of hij de vragen die hij daar vorig jaar over heeft gesteld ook dit jaar
weer zou moeten stellen.Hij heeft zelf geen antwoord op die vraag gegeven. Ik denk dat het
ook niet aan mij is om daar een antwoord op te geven en dat laat ik dan ook maar achterwege.
D66. Ook over de algemene beschouwingen van D66 kan ik kort zijn. Ik ben het in grote
lijnen met de heer Ybema eens. In het antwoord in de richting van mevrouw De Haan heb ik
al stilgestaan bij de gevolgen van de bezuinigingen. De heer Ybema noemt ook een aantal
positieve ontwikkelingende clustering van het hoger beroepsonderwijs en de differentiatie
binnen het basisonderwijs. Het gaat hier om ontwikkelingen die ook wij hebben onderkend
en die wij in het beleidsplan heel nadrukkelijk hebben genoemd.
De heer Ybema pleit er tenslotte voor om gezamenlijk met het overige bevoegde gezag
ervoor te zorgen dat Leeuwarden een zo gevarieerd mogelijk aanbod van onderwijsvoorzie
ningen houdt. Uiteraard ben ik het daarmee eens. Wij zullen al het mogelijke doen wat in ons
vermogen ligt om daaraan tegemoet te komen.
Tot slot de fractie van GPV/RPF/SGP. De heer Buurman gaat allereerst in op de proble
matiek van het zelfbeheer in het kader van de Londo-vergoedingenHij brengt het feit in
herinnering dat het openbaar onderwijs volgens de werkgroep-Londo duurder is dan het
bijzonder onderwijs en refereert daarbij aan begrippen als centralisatie, regulering en spe
cialistische benadering. Ik vraag mij af of het goedkoper zijn van het bijzonder onderwijs
een gevolg is van decentralisatie en deregulering in die kringen. Ik weet dat niet, maar ik
ben het wel met de heer Buurman eens dat in het algemeen het onderwijs ontzettend centra
listisch is geregeld. Het departement is daar denk ik het beste voorbeeld van. Als je kijkt
naar het aantal specifieke uitkeringen van de rijksoverheid, dan is het Ministerie van Onder
wijs de koploper met 113 specifieke uitkeringen. De eerstvolgenden zijn het Ministerie van
WVC met 89 en het Ministerie van VROM met 55 specifieke uitkeringen. Dat zijn dus tekenen
de verhoudingen. Wij merken bijna dagelijks zou je kunnen zeggen dat de circulairedrift van
het ministerie eigenlijk onbegrensd is. Wat dat betreft ben ik het dus met de heer Buurman
eens dat daar best het een en ander aan zou kunnen gebeuren.
Ik denk dat er in dat opzicht ook binnen ons eigen openbaar onderwijs wel het een en
ander te verbeteren valt. Morgen komt het nieuwe bekostigingsstelsel in de raad aan de orde.
Daarin worden al een paar eerste voorzichtige voorstellen gedaan. Momenteel bekijken wij in
overleg met de directeuren van basisscholen welke mogelijkheden er op dit gebied verder zijn.
Uiteraard spelen daarbij de voordelen die de heer Buurman noemt een belangrijke rol, hoe
wel - wij moeten daar heel nadrukkelijk niet aan voorbij gaan - er ook nadelen aan verbon
den zijn.
De Buitenschool. Als ik het goed begrijp dan pleit de heer Buurman niet zozeer voor een
verlaging van het voorzieningenniveau, maar meer voor een strenge selectie bij toelating van
leerlingen. Ik ben dat niet op voorhand met hem eens, omdat uit het gepleegde onderzoek is
gebleken dat het niveau van de verzorgingskosten en de omvang van de groep leerlingen die
gebruik maken van de Buitenschool sterk afwijken van wat op andere Buitenscholen in Neder
land gebruikelijk is. Ik kan mij op basis daarvan niet aan de indruk onttrekken dat het ver
zorgingsniveau op de Buitenschool in Leeuwarden toch aan de hoge kant is. Zeker gezien de
slechte financiële positie waarin onze gemeente verkeert, lijkt het mij nodig dat wij ook
de subsidiëring van de verzorgingskosten van leerlingen van de Buitenschool - het gaat
daarbij per jaar toch om zo'n kleine zeven ton - kritisch bekijken. Wij hebben dat inmiddels
ook aan het bestuur van de Buitenschool meegedeeld en wij zullen daarover eind januari
verder met elkaar praten.
Het voortgezet onderwijs. De heer Buurman refereert aan de Hefvo-operatie die inder
daad afgeblazen is. Dat betekent dat scholen voor voortgezet onderwijs niet hoeven te vol
doen aan de norm van 60 leerlingen per leerjaar. Die norm is voorlopig vastgesteld op 30
leerlingen. De heer Buurman constateert daarbij dat het gevaar nog niet verdwenen is en
wijst daarbij op het VBaO, als experiment van efficiency en schaalvergroting. Ik heb uit de
opmerkingen van de heer Buurman in het kader van het zelfbeheer begrepen dat hij eigen
lijk voorstander is van het zo efficiënt mogelijk gebruiken van de financiële middelen om zo
veel mogelijk te kunnen doen. Volgens mij heeft de heer Buurman daar geen grote problemen
mop