74 /3
Wethouder Kessler heeft gezegd dat de komende herwaardering moeilijk zal zijn en dat
alle sectoren daarbij onder de loep zullen worden genomen. Ik vind dat een uitstekende ge
dachte, want niemand mag de indruk hebben dat een bepaalde sector er buiten zou vallen.
Toch vinden wij dat ervoor gewaakt moet worden dat politieke stokpaardjes al bij voorbaat
buiten schot worden gehouden. Er is sprake van een tekort en er zijn debacles geweest waar
de burgerij niet verantwoordelijk voor is. De raad is daar verantwoordelijk voor, maar na
tuurlijk in eerste instantie het college omdat dat de bewaker is van het dagelijks beleid. Daar
om vind ik dat er moet worden gematigd met het buiten schot houden van bepaalde stokpaard
jes. Mijn fractie dringt er op aan dat alle sectoren onder de loep worden genomen en iets van
de narigheid meenemen en dat er geen een sector buiten schot blijft.
Wethouder Kessler is ook ingegaan op onze kritiek omtrent de organisatiecultuur. Hij
doet alsof de organisatiecultuur de schuldige is van ons slechte reilen en zeilen. Het is niet
de organisatiecultuurmaar het politieke college dat in de eerste en de enige plaats verant
woordelijk is, ook in deze raad, voor de financiële debacles. Het college dient die consequen
tie dan ook te dragen. Ik moet constateren dat het college bestaat uit leden van de PvdA en
het CDA. (Mevrouw De Haan-Laagland: Wat dacht u van de verantwoordelijkheid van de raad
zelf?) Ja, ik heb de raad toch ook genoemd? Maar ik heb gezegd dat het college in eerste
instantie verantwoordelijk is voor het dagelijks beleid. (De heer Duijvendak U distantieert
zich zeker ook van de opmerkingen van minister Van Dijk over ambtenaren! Ik voel niets
voor parlementje-spelenmijnheer Duijvendak, maar misschien zou u die vraag willen stellen
aan de heer Koopmans want de heer Van Dijk is geen lid van mijn partij. Ik vraag mij af -
mevrouw De Haan heeft dat ook naar voren gebracht - of de VNG wel de juiste instantie is om
het college in deze zaak te adviseren. Het bureau waar op wordt gedoeld is een heel specia
listisch bureau en houdt zich ergens anders mee bezig dan met managementsbeheerIk weet
dus niet of de benadering van de wethouder in deze wel juist is.
Ik kom bij het antwoord van wethouder Miedema. Ik wil beginnen met het uiten van mijn
waardering aan het adres van de heer Miedema. Het siert iemand als die terugkomt op een
eerder ingenomen standpunt. Wethouder Miedema heeft dat gedaan met betrekking tot onze
motie over de folder voor de waterrecreanten. Hij kan zich in deze motie vinden, zij het dat
hij het bedrijfsleven het voortouw niet wil laten nemen en ook niet wil dat dat de aard van de
folder bepaalt. Ik ben het daar helemaal mee eens. De wethouder heeft gezegd dat het een
gemeentelijke folder moet zijn en daar sta ik helemaal achter. Ik heb het bedrijfsleven ge
noemd omdat ik dacht dat dat misschien financiën zou kunnen aandragen voor de adverten
ties. Maar ik ben het helemaal met wethouder Miedema eens dat het bedrijfsleven de folder
niet moet samenstellen. Zijn toezegging om op de gedachte van de motie in te gaan brengt mij
ertoe de motie in te trekken, want datgene wat wij graag willen wordt daarmee gehonoreerd.
(De Voorzitter: Ik constateer dat motie IV is ingetrokken.) Ja, op basis van datgene wat wet
houder Miedema heeft toegezegd.
Wethouder Miedema heeft verder gezegd dat in 1987 wordt doorgegaan met de korting op
de grondprijs van het industrieterrein de Hemrik, maar dat het een heikele zaak is om dat te
blijven doen. Dat is realistisch maar wij moeten natuurlijk alert blijven. Ik hoop wel dat
het college als zich mogelijkheden voordoen daarop inspeelt, hoewel daarbij de rechtsgelijk
heid wel in de gaten moet worden gehouden. Je weet echter nooit hoe een bepaalde zaak toch
een bepaald belang kan dienen. Het CDA heeft gesproken over een permanente korting, maar
dat betekent natuurlijk niets. Je zult in dat geval de prijs moeten aanpassen, want dan weet
iedereen waar die aan toe is. Ik kom daar straks nog wel op terug. (De heer Koopmans:
Albert Heijn werkt al jaren met de formule van permanente korting.) Ja, maar permanent be
tekent wat anders, namelijk eeuwigdurend. U heeft zich vergist, mijnheer Koopmans, want
u bedoelde waarschijnlijk "tijdelijk".
Wethouder Heere is ingegaan op mijn opmerkingen over het ouderenbeleid. Hij constateer
de dat dat vorig jaar ook al door mijn fractie naar voren is gebracht. Datgene wat vorig jaar
is afgesproken houd ik in stand en ik meen dat wethouder Heere dat ook doet. Wij willen de
kwestie van het ouderenbeleid steeds naar voren brengen, omdat die in de komende jaren op
ons afkomt. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden dat deze zaak veel integraler moet wor
den aangepakt. Het is jammer dat hierover nog geen nota komt.
Wethouder Heere heeft gevraagd wat ik bedoelde met mijn opmerking over de bezuinigin
gen op het'maatschappelijk werk en dat het werk in het werkveld toch door kan gaan. Ik wil
dat verduidelijken. In onze algemene beschouwingen hebben wij gezegd dat de pijn moet wor
den verdeeld. Wij hebben daarmee bedoeld dat in iedere sector de eventuele kortingen ver
werkt moeten worden. Met andere woorden, je moet niet in de ene richting kappen en de
andere laten bestaan. In alle sectoren moet worden gekapt. Wij weten natuurlijk dat daardoor
een verschraling optreedt, maar dat gebeurt dan wel in het hele veld.
Wethouder Vlietstra heeft ons en ook het CDA verweten dat wij niet zijn ingegaan op de
onderwijsbezuinigingen. Het is natuurlijk zo, mevrouw Vlietstra, dat je in algemene beschou
wingen niet steeds zaken naar voren kunt brengen die je in andere jaren ook al eens aan de
orde hebt gesteld. Ik heb wel degelijk oog voor het feit dat er bezuinigingen in het onderwijs
75
plaatsvinden. Die bezuinigingen worden volgens mij in de eerste plaats gerealiseerd bij de
rijksoverheid. Daarnaast heb ik er geen behoefte aan om het onderwijsveld ook nog eens te
confronteren met zaken die in onze ogen zouden moeten gebeuren. Tegen de vorige wethou
der van Onderwijs hebben wij vaak gezegd dat er met veel te ruime hand geld wordt gegeven
aan de onderwijssector. Er worden, laat ik het zo maar zeggen, overmaatse middelen ver
strekt aan het onderwijsveld. Daar kan op bezuinigd worden. Wij hebben vorig jaar al ge
vraagd waarom er voor de scholen geen budgetbepalingen worden gemaakt. Wij hebben heus
wel oog voor de bezuinigingen in de onderwijssector, maar wij zijn het er niet mee eens als
de wethouder zegt dat het alleen maar ach en wee is en dat het alleen maar verkeerd is wat
daar gebeurt. Per slot van rekening is de onderwijsbegroting een van de grootste begrotingen
zoniet de grootste begroting van ons totale landsbeleid.
Wethouder Vlietstra heeft gezegd dat, als er in de onderwijssector ontslagen vallen, dan
ook de rechtspositie van het personeel wordt aangetast. Wij verschillen dan wel wat van me
ning over wat wij verstaan onder "rechtspositie." Bij fusies moet de overheid besprekingen
voeren met het personeel, want daar heeft dat personeel recht op. Als mevrouw Vlietstra
zegt dat onder recht ook wordt verstaan het feit dat er geen ontslagen mogen vallen, dan is
dat wat anders.Volgens mij bedoelt de wethouder recht op werk, maar dat is een andere be
nadering dan die welke ik heb gekozen. Het is natuurlijk wel zo dat het personeel, wanneer
er ontslagen moeten vallen, recht heeft op een goede afvloeiingsregeling, maar daar tornen
wij niet aan. Als wethouder Vlietstra dat vergelijkt met recht op werk - ik proef dat althans
uit haar woorden -, dan ben ik dat niet met haar eens.
Het minimabeleid. Wethouder Vlietstra heeft mij gevraagd nog eens uit te leggen wat ik
met structureel en stimuleren bedoel. Op zich geven de woorden natuurlijk al aan wat ermee
bedoeld wordt, maar ik wil het wel uitleggen. Met structureel bedoel ik dat er min of meer
sprake is van een blijvende, ondersteunende voorziening. Met stimuleren bedoel ik dat wij
degene die de ondersteuning krijgt een prikkel meegeven om te proberen weer aan het werk
te komen. Toen ik vanmiddag thuis naar de radio luisterde hoorde ik een verhaal over de
teruggang van de werkloosheid en de vrees van ondernemers dat er in de toekomst onvoldoen
de arbeidspotentieel op markt zal zijn. Ik vind dat, wanneer er een ondersteuning met een
stimulerend karakter wordt gegeven, dat dan op immaterieel gebied moet. Probeer, voor zover
wij de mogelijkheden hebben, de mensen te stimuleren om iets op een ander gebied te gaan le
ren. Het moet niet alleen een kwestie van geld zijn. Ik hoop dat ik hiermee heb aangegeven
wat wij met stimuleren bedoelen. Het gaat dus om het geven van een prikkel om toch weer aan
het werk te kunnen tot voordeel van betrokkene zelf, want niets is natuurlijk beroerder dan
dag in dag uit thuis te moeten zitten. Ik vond het in dit verband wel passend om datgene
wat ik vanmiddag op de radio hoorde nu even aan te halen.
Wethouder Timmermans begon met de tegenstelling tussen PAL en VVD omtrent de groei.
Hij vertaalde een en ander een beetje alsof wij met groei alleen het getal zouden bedoelen
maar dat is natuurlijk niet zo en dat staat ook duidelijk in onze algemene beschouwingen. Het
gaat ons om het economische volume ten aanzien waarvan het getal de basis is. Op dat punt
hebben wij dus de nadruk gelegd. Ik vind het niet correct dat de wethouder de opmerkingen
van PAL en VVD over de groei, zij het dat die tegengesteld zijn, op één lijn zet.
Wethouder Timmermans heeft gezegd - ik grijp dan ook even terug naar hetgeen wethou
der Heere in dit verband heeft gezegd - dat de zaak van de ouderenvoorzieningen een gigan
tisch probleem wordt. Ik ben blij dat de wethouder dat als eerste lid van het college zo uit
drukkelijk stelt, want - wij hebben dat al eerder gezegd - dat wordt een gigantisch probleem.
Ik wil erbij wethouder Timmermans op aandringen dat die aandachtvoor zover het zijn por
tefeuille betreft, niet alleen moet worden gericht op het pakket van voorzieningen, maar ook
op het stimuleren van de oudere mensen om meer te doen. Er moet niet alleen sprake zijn van
een ondersteunend karakter - dus ergens behulpzaam mee zijn -, maar deze zaak moet zo wor
den aangepakt dat ook de ouderen zich nog lange tijd in de maatschappij thuis voelen.
Mijnheer de voorzitter, ik wil nu ingaan op wat andere fracties hebben gezegd. Ik wil be
ginnen met datgene wat mevrouw De Haan gisteren tijdens de algemene beschouwingen heeft
gezegd. Haar algemene beschouwingen ademden naar mijn gevoel te veel een geest van wat
een ander voor ons zou moeten doen. Naar mijn gevoel werd er te weinig, op een enkele uit
zondering na, centraal gesteld wat wij kunnen doen. Nee, volgens haar is het de ander, het
rijk of de provincie, die ons te kort doen. Het zijn altijd de anderen en nimmer wordt de hand
in eigen boezem gestoken. Mevrouw De Haan zegt straks misschien dat zij met de door haar
ingediende motie heeft willen aanhalen dat de financiële zaken hier niet goed zijn. Toch is zij
wat dat betreft in de motie wat versluierend geweest. Bovendien heeft mevrouw De Haan ge
zegd dat het de organisatiecultuur is die de fouten heeft gemaakt. Alweer een ander! (Mevrouw
De Haan-Laagland Heeft u geteld hoeveel concrete voorstellen er in onze algemene beschou
wingen zaten en dat aantal vergeleken met uw eigen voorstellen?) Ik heb twee of drie dagen
de gelegenheid gehad om die voorstellen te bestuderen, dus daar ligt het hem niet aan. Ik heb
kritiek op de teneur van: de ander, het rijk, de provincie. Maar goed, het zijn uw woorden,
mevrouw De Haan, en u hebt het recht om die uit te spreken, daar zal ik ook niets van zeg
gen. Ik zal straks bij de behandeling van de moties ook nog ingaan op motie I van de PvdA.