6
tie pas in stemming te brengen bij punt le.) (Mevrouw De Haan-Laagland: Ik kan mij
voorstellen dat de fracties in de eerste ronde dat punt eventueel meenemen, zodat wij
daarop in tweede instantie kunnen reageren en een uitspraak kunnen doen over datgene
wat de heer Duijvendak voorstelt. Ik wil de motie nu in ieder geval zo indienen.) Het is
correct dat de raad op een gegeven moment kan bepalen wat de orde is. Ik zit alleen
even te zoeken naar een oplossing waarbij mevrouw De Haan haar verhaal verder kan
vervolgen en wij op een dusdanig moment het ordedebat kunnen continueren en daarover
een besluit kunnen nemen dat andere fracties die kennelijk zeggen dat zij, als zij een en
ander geweten hadden, tijdig eventueel maatregelen hadden genomen, daarmee kunnen in
stemmen. Ik stel voor mevrouw De Haan te verzoeken haar betoog te vervolgen en daarna
te kijken hoe de mening van de raad met betrekking tot de orde ligt. Ik constateer dat
de heer Duijvendak zich daarin kan vinden. Dat betekent dat mevrouw De Haan nu haar
betoog kan voortzetten.
De heer IJestra is inmiddels ter vergadering gekomen.
Mevrouw] De Haan-Laagland: Ik wil ten aanzien van deze motie tenslotte wijzen op de
voorstellen die het college heeft gedaan omtrent de besteding van het overschot, ontstaan
door de verbeterde rijksvergoeding op het basisonderwijs. Bij de behandeling van punt 3
van de raadsagenda komen wij daar op terug.
De organisatie van het gemeentelijk apparaat.
Mijnheer de voorzitter, het intern functioneren van de totale gemeentelijke organisatie
is de afgelopen jaren in de raad niet voldoende aan de orde geweest. Zo werd verhoging
van efficiency opgehangen aan ad-hoc herwaarderingsoperaties en is er alleen gesproken
over deelonderzoeken, zoals bij de DSO. Dit is overigens een bewuste keuze geweest. In
middels zijn de gedachten veranderd. Door middel van een aantal duidelijke passages
hierover in het collegeprogram heeft mijn fractie getracht dit onderwerp op de politieke
agenda te krijgen. De zeer ernstige problematiek rond het gemeenteüjk huishoudboekje
vormt voor ons des te meer reden tot diepgaande bezinning over de taken, maar zeker
ook over het functioneren van de gemeente. In het collegeprogram zijn de uitgangspunten
voor een goed functionerende gemeentelijke organisatie genoemd: cliëntgerichtheid, doel
matigheid, slagvaardigheid, voldoende mogelijkheid voor politieke sturing en voldoende
ontplooiingsmogelijkheden voor de ambtelijke medewerkers. Het college somt deze punten
ook op in het beleidsplan. Daar echter, waar het college zegt nader te zullen evalueren
of de huidige organisatie aan deze uitgangspunten voldoet, meent mijn fractie dat langza
merhand genoegzaam is aangetoond dat dat niet voldoende het geval is. In het collegepro
gram staat niet voor niets dat procedures en ambtelijke besluitvormingslijnen „bekort"
moeten worden en dat flexibiliteit van de organisatie moet worden „vergroot", etc. Als al
leen al de uitgaven van het afgelopen jaar worden vergeleken met de begroting is duide
lijk dat van doelmatig beheer onvoldoende sprake is.
Er zijn diverse voorbeelden te noemen waaruit blijkt dat de ambtelijke organisatie
structuur hier en daar te wensen overlaat. Daarmee wil ik overigens niet zeggen dat
ambtenaren individueel niet goed zouden functioneren. Ik heb het over de structuur
waarin zij moeten werken. Deze structuur is aan herijking toe, niet alleen in het licht
van de komende herwaardering, maar ook in het licht van de kwaliteit van de dienstver
lening die het gemeentelijk apparaat kan bieden. Er zal gewerkt moeten worden aan een
„overall"-visie op en een plan van aanpak voor de wijze waarop het gemeentelijk apparaat
het best kan worden gereorganiseerd, gegeven de door ons gestelde uitgangspunten. De
motie die door mij zojuist is ingediend is op dit punt glashelder. Mijn fractie geeft hier
aan een zeer hoge prioriteit.
Ik hecht eraan, mijnheer de voorzitter, te stellen dat organisatieveranderingen voor
de medewerkers ingrijpende processen zijn. Het is ook met het oog op zorgvuldigheid op
dit punt dat ik aandring op snelheid. Ambtelijke medewerkers moeten na efficiënte in
spraakprocedures zo snel mogelijk weten waar zij aan toe zijn. Tenslotte, mijnheer de
voorzitter, snelheid alleen is niet voldoende. Even belangrijk is dat een organisatie-ont
wikkelingsproces slechts kans van slagen heeft wanneer politiek en ambtelijk management
daar gezamenlijk hun schouders onder zetten.
Versterking van de positie van de gemeenteraad.
Mijnheer de voorzitter, over de rol en de positie van de gemeenteraad in relatie tot
het college en het ambtelijk apparaat, dat ik overigens nadrukkelijk wil bedanken voor de
betoonde inzet in het afgelopen jaar, zou ik het volgende willen zeggen.
In het collegeprogram staat dat de politieke sturingsmogelijkheden en de positie van
de gemeenteraad moeten worden versterkt. Daaraan kunnen zowel het college als de raad
zelf een wezenlijke bijdrage leveren. Ik wil een aantal praktische voorstellen doen die de
effectiviteit en het sturende vermogen van de raad kunnen vergroten.
7
1) Om de discussie in commissies en raad op hoofdpunten te kunnen voeren, moeten
raadsvoorstellen helder worden gepresenteerd. Duidelijk moet zijn wat de beslispunten
en wat eventuele alternatieven zijn. Duidelijk moet ook zijn wat de financiële gevolgen
zijn van de voorstellen. Ieder voorstel zou moeten eindigen met een beknopte samen
vatting van deze punten.
2) Doublures tussen commissie- en raadsvergaderingen moeten wij zoveel mogelijk vermij
den. Als het gaat om belangrijke politieke standpunten en meningsverschillen is dat
niet mogelijk en ook niet gewenst. Onnodige doublures kunnen echter worden voorko
men, niet alleen door zelfdiscipline maar ook door commissievergaderingen zo tijdig
voor de raadsvergadering te plannen dat raad en college serieus op de inhoud van|
het advies kunnen ingaan. Nu is het effect van een advies van een commissie, als ge
volg van de beperkte tijd, regelmatig marginaal.
3) Om de inbreng van de fracties in commissies zo optimaal mogelijk te laten zijn, moet er
zorg voor worden gedragen dat stukken niet later dan tien dagen voor de desbetref
fende commissievergaderingen zijn toegezonden. Dat maakt zorgvuldige bestudering
mogelijk, maar geeft ook de gelegenheid om bij gevoelige onderwerpen fractiegenoten
te raadplegen. Als aan genoemde voorwaarde is voldaan, zal het maken van een voor
behoud in de commissie in afwachting van het fractieberaad tot een minimum beperkt
moeten blijven. Het risico om in incidentele gevallen te worden teruggefloten door de
fractie is mijns inziens minder erg dan een advies van een commissie waar wij niet mee
uit de voeten kunnen.
4) De greep van de raad op de beleidsvoorbereiding kan ook worden vergroot wanneer de
door het college vastgestelde lijst met voor te bereiden beleidsnotities - ik denk dan
niet alleen aan de notities in het kader van het collegeprogram, maar aan alle noti
ties - aan de betrokken raadscommissies wordt voorgelegd.
5) Een laatste opmerking, mijnheer de voorzitter, is van een wat algemenere strekking.
Beleidsvoorbereiding en vaststelling van beleid scoren in het algemeen hoger op de
politieke agenda dan de uitvoering en evaluatie van het vastgestelde beleid. Wat heb
ben wij bijvoorbeeld als raad voor inzicht in de maatschappelijke effecten van in het
verleden doorgevoerde bezuinigingen en welke analyses liggen bijvoorbeeld ten grond
slag aan de uitkomsten van de jaarrekening. Zeker in een tijd van bezuinigingen is
een systematische evaluatie van beleid van groot belang.
Zoals gezegd zal ik in deze algemene beschouwingen tevens stilstaan bij een aantal
specifieke doelgroepen.
Eerst wil ik dan het emancipatiebeleid aan de orde stellen. In het nieuwe collegepro
gram is terecht het emancipatiebeleid opgenomen als een van de drie hoofdprioriteiten.
Daarmee zijn wij er natuurlijk niet, het belangrijkste is dat zo'n papieren uitspraak ook
uitmondt in concrete en vooral effectieve maatregelen. De ontwikkelingen op landelijk ni
veau geven wat dat betreft een duidelijk voorbeeld van hoe het niet moet. Zo wordt bij
voorbeeld benadrukt hoe belangrijk het is de herintreding van vrouwen in het arbeids
proces te stimuleren, maar er wordt geen geld beschikbaar gesteld voor meer kinderop
vang, een voorziening die voor een dergelijke stimulering essentieel is. De ene minister
wijst op het belang van economische zelfstandigheid voor iedereen, de andere bevestigt
nog eens dat het gezin de hoeksteen van de samenleving is en dat de rol van de vrouw
daarbij onvervangbaar is. Zo'n tegenstrijdigheid is ook in de Leeuwarder situatie niet on
denkbaar gezien de al eerder genoemde zorgelijke financiële positie van de gemeente en
de weerstand van het CDA ten aanzien van emancipatie. In hun blad CDAlert werd zelfs
gesproken over de welhaast neurotische overwaardering van emancipatie bij de PvdA! Die
waardering heeft echter niets te maken met neuroses, maar is slechts een logisch gevolg
van onze keus voor eerlijk delen en wij onderstrepen dan ook nogmaals het uitgangspunt
dat op de hoofdprioriteit emancipatie niet bezuinigd mag worden.
Van een ander punt uit het collegeprogramma, namelijk het criterium van voldoende
geschiktheid bij het aannemen van personeel, is de terechtheid onlangs nog eens bewezen
door de Vrij Nederland-bijlage over gelijke geschiktheid. De reportage van Vrij Nederland
maakt duidelijk dat dat laatste criterium voor Arnhem in de praktijk niet of nauwelijks
het gewenste effect heeft gehad en dat is voor Leeuwarden niet anders. Het aange
scherpte criterium kan een goede bijdrage leveren aan het bereiken van ons doel op dit
punt: een gelijke deelname van vrouwen en mannen óók binnen het gemeentelijk apparaat.
Wij wachten de nota Werving en Selectie met onder andere een uitwerking van dit criteri
um dan ook met belangstelling af. Overigens kan onzes inziens ook de in 1986 ingestelde
ombudsfunctie voor vrouwen een positieve rol vervullen bij klachten op dit terrein.
Naast concrete maatregelen is bij emancipatie ook een mentaliteitsverandering van
groot belang. Ondanks de veranderde maatschappelijke inzichten zijn er toch ook nog
veel weerstanden tegen emancipatie en wordt aan meisjes en jongens nog steeds een ver
schillend toekomstperspectief geboden. Met name het onderwijs kan een belangrijke bij
drage leveren aan een werkelijk geëmancipeerde samenleving en de binnenkort aan de
raad voor te leggen nota Onderwijs-emancipatie levert daarvoor zeer bruikbare ideeën en
voorstellen.