U4 (l3
preciatie en ik denk dat wij het daarover wel nooit eens zullen worden. (De heer Van der
WalMaar op het moment waarop de commissievergadering werd gehouden was dat politie
verslag toch niet aanwezig? Dat moest nog komen.) Dat is ook zo, maar ook daarna is er
aan de hand van stukken de nodige informatie gegeven. (De heer Van der Wal: En daar
zijn geen conclusies uit getrokken. Naar aanleiding van die commissievergadering zijn wel
vragen gesteld en die wachten nog steeds op beantwoording aan de raad.) Dat klopt,
want die vragen kwamen 25 november 1985 binnen, terwijl het bericht van het gelaste
voorlopig getuigenverhoor ons op 27 november 1985 bereikte. En dan zijn wij weer pre
cies bij het punt van uitgang, dat heb ik u al één- en andermaal uitgelegd. Er zijn an
dere vragen gesteld die wel zijn beantwoord, namelijk in eerste linie.
Ik ga nu verder met de beantwoording. De heer Duijvendak verwijst ook naar uit
spraken van de rechtbankpresident. Die zijn mij bekend, die heeft hij in het begin ge
maakt. De rechtbankpresident heeft zich op een later moment wel weer anders uitgelaten,
omdat hij begreep dat het meer om een principiële zaak ging waar een schikking een min
der geëigend middel is. Het gaat niet alleen om die ene zaak; ik denk dat er zelfs twee
dingen aan de orde zijn. Is er sprake van een verwijtbaarheid van de politie? Zo ja, is
er uit die verwijtbaarheid een aansprakelijkheid te construeren? Dat zijn twee vragen die
van zo principiële en vérstrekkende aard zijn dat het niet alleen voor deze gemeente maar
ook voor andere gemeenten van belang is. Ik heb van meet af aan gezegd dat ik het op
zichzelf een goede zaak zou vinden wanneer de onafhankelijke rechter een uitspraak
deed. Alleen, het zou mijn keus niet zijn geweest om daaraan zo'n langdurige procedure
vooraf te laten gaan. (De heer Van der Wal: Ook onze keuze niet en wij spreken hier na
mens een klein deel van de raad.) Ik kan mij herinneren dat de heer Van der Wal in een
zeer vroegtijdig stadium vond dat er maar een civiele procedure moest komen. (De heer
Van der Wal: Die heb ik niet aangespannen.)
Ik ga weer verder. Ik heb geconstateerd dat de heer Duijvendak vindt dat ik enige
aansporing behoef. Dat is natuurlijk nooit weg. Het is alleen wel zo dat aansporing
slechts dan effect heeft als de aangespoorde daardoor enigermate wordt overtuigd. Ik
moet u tot mijn niet gering leedwezen zeggen dat u daarin nog niet geslaagd bent. Ik
denk echter dat de overtuigingskracht over en weer niet zo sterk is en wat dat betreft
staan wij dus weer quitte.
De heer Den Oudsten heeft een andere afweging gemaakt. Hij vindt dat er maar eens
een principiële uitspraak van de onafhankelijke rechter moet komen. Dat is precies wat
ook mijn mening is. Mijns inziens zijn alle belangen het best gediend als de onafhankelijke
rechter hierin nu maar een uitspraak gaat doen.
Alle andere sprekers hebben zich aangesloten bij het standpunt van de heer Den
Oudsten. De heer Ybema heeft nog even gewezen op het conflicteren van de civielrechte
lijke spelregels met de publiekrechtelijke gang van zaken. Dat is zo. In dit geval - het
Reglement van orde geeft daartoe ook een handreiking - moet mijns inziens het publiek
rechtelijke ondergeschikt worden gemaakt aan het civielrechtelijke, te meer omdat het hier
niet gaat om een volledig buiten het beeld manoeuvreren, maar slechts om het opschorten.
Ik breng thans de twee ingediende moties in stemming. Eerst motie I, waarin ge
vraagd wordt in te stemmen met een volgend redelijk schikkingsvoorstel inzake schade
vergoeding ten gevolge van de gebeurtenissen in de Schoolstraat e.o. op 13/14 september
1985.
De motie van de heren Duijvendak en Van der Wal wordt verworpen met 31 tegen 3
stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de PAL-fractie; de heer Pruiksma was tijdens de
stemming niet in de raadzaal aanwezig.)
De Voorzitter: Vervolgens breng ik in stemming motie II, waarin wordt gevraagd er
bij de burgemeester op aan te dringen de schriftelijke vragen namens de PAL-fractie,
d.d. 25 november 1985, genummerd 7, 8, 9, 10 en 11a op korte termijn te beantwoorden.
De motie van de heren Duijvendak en Van der Wal wordt verworpen met 31 tegen 3
stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de PAL-fractie; de heer Pruiksma was tijdens de
stemming niet in de raadzaal aanwezig.
De Voorzitter: Aan de orde is het laatste geclaimde punt. Een vertegenwoordiger van
de PAL-fractie zal spreken over het landelijk voornemen tot eventuele invoering van de
legitimatieplicht
De heer Duijvendak: Wij hebben dit punt geclaimd, omdat wij vinden dat de raad zich
uit moet spreken in de richting van de Tweede Kamer over de plannen tot invoering van
115
de legitimatieplicht. B. en w. hebben, als reactie op het regeerakkoord, hierover helaas
niets in hun beleidsplan opgenomen. Over andere punten zijn b. en w. zeer uitgebreid;
dit punt komt er niet in voor. Dat is verwonderlijk, omdat een en ander op een tamelijk
onfatsoenlijke manier in het regeerakkoord is terecht gekomen. In de verkiezingsprogram
ma's van CDA en VVD werd over dit punt geen woord gezegd, maar desondanks duikt
het wel in het regeerakkoord op. Ook inhoudelijk gezien is het onzes inziens een punt
waarop b. en w. uit zichzelf hadden moeten ingaan. Daarnaast waren wij er over verbaasd
dat de burgemeester op een door ons tijdens de afdelingsvergadering gestelde vraag
slechts antwoordde: Als tot invoering van de legitimatieplicht wordt besloten, dan moet
daaraan ook door ons uitvoering worden gegeven. Met andere woorden, niet zoals bij an
dere punten zag de burgemeester aanleiding om zelf initiatieven te nemen om de Tweede
Kamer alsnog op andere gedachten te brengen.
Ik wil praten over twee zaken die nauw met elkaar samenhangen. Met de algemene le
gitimatieplicht hangt nauw samen de verscherping van de vreemdelingenwetgeving. Uit de
discussie in de Tweede Kamer blijkt dat de nieuwe voorstellen, die wij onlangs ook al in
de raad met elkaar besproken hebben, leiden tot zo'n algemene legitimatieplicht.
Eerst iets over de legitimatieplicht in zijn algemeenheid. Er staat in het regeerak
koord dat er een algemene identificatieplicht komt op basis van bestaande documenten
zoals paspoort en rijbewijs. Daarbij gaat het over criminaliteit en fraude, maar er wordt
niet beargumenteerd op wat voor manier een eventuele legitimatieplicht daaraan iets zou
kunnen bijdragen. Ook het feit dat uit cijfers uit de ons omringende landen blijkt dat
zo'n legitimatieplicht daar niets toe bijdraagt wordt wijselijk verzwegen. Het andere argu
ment is dat andere landen deze kwalijke instelling ook al hebben en dat wij daar dus
maar nooit aan mee moeten doen, want dan horen wij bij 'Europa'. Uit het debat in de
Kamer bleek dat er veel weerstanden waren, zowel in de Kamer zelf als daarbuiten, zoals
uit ingezonden brieven bleek. Desondanks staat nog steeds de mogelijkheid tot invoering
van een eventuele legitimatieplicht overeind. Een motie van de linkse partijen om de legi
timatieplicht echt van de agenda af te voeren werd verworpen. Minister-president Lub
bers heeft gezegd dat er nu een onderzoek komt naar de wijze en de omvang van de le
gitimatieplicht. Daaruit blijkt al dat er in die richting wordt doorgedacht. Ik zal heel
kort citeren uit een blad van de Stichting waakzaamheid persoonsgegevens, om niet alle
argumenten tegen de legitimatieplicht op een rijtje te zetten, maar wel een van de belang
rijkste. Er staat: „Nu kan de politie natuurlijk niet iedereen om identificatie gaan vragen.
Er moet dus geselecteerd worden. Die selectie gebeurt echter niet meer zoals vroeger op
grond van een vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Daarvoor is immers helemaal
geen identificatieplicht nodig. Ook nu kan de politie, als men een vermoeden van schuld
heeft, aan mensen vragen om zich te legitimeren. Op welke gronden gaat de politie dan
beslissen welke onverdachte personen zij wel en welke zij niet om identificatie zal vragen?
Het antwoord moet wel zijn: willekeur en vooroordelen. De slachtoffers worden de mensen
die niet verdacht zijn, maar er verdacht uitzien, althans in de ogen van de (of sommige)
politie-agenten. Het is voortaan aan te raden om in ieder geval blank te zijn, er niet als
een punker, een Zuid-Europeaan, een voetbalsupporter, een zigeuner of een kraker uit
te zien, een heteroseksuele voorkeur te hebben en niet na elven op straat te zijn. Echt
veilig bent u waarschijnlijk alleen maar in een politie-uniformDat is cryptisch samenge
vat wat de risico's zijn van de invoering van de algemene legitimatieplicht. In onze motie
zullen wij u ook uitnodigen om in ieder geval daartegen stelling te nemen.
Maar er is meer aan de hand. Wij hebben hier een tijdje geleden gediscussieerd over
de aanscherping van de vreemdelingenwetgeving. Bij de behandeling daarvan in de Twee
de-Kamercommissie bleek dat CDA en VVD helemaal geen afscheid hebben genomen van
het idee van een algemene identificatieplicht. Op onze kritiek op de aanscherping van de
vreemdelingenwetgeving - de Sociale Dienst zal bijvoorbeeld aan de mensen moeten vragen
of men wel ingezetene van Nederland is, hetgeen waarschijnlijk alleen maar zal worden
gedaan bij mensen die geen witte huidskleur hebben - hebben VVD en CDA gezegd dat
voortaan alleen maar mag worden geïnformeerd bij de bevolkingsadministratie. Om dat
echter mogelijk te maken moeten wel de computers van de bevolkingsadministratie worden
aangesloten op de Sociale Dienst, op het Woningbedrijf, enz. Met andere woorden, dan
kan iedereeen gecontroleerd worden. Ben je bang voor discriminatie, heb je kritiek op
deze wijze van handelen, nou, laat jezelf dan ook controleren, zo lijkt het motto van CDA
en VVD te worden. Zo'n redenering is natuurlijk flauwekul. Wanneer je dus tegen discri
minatie bent, zul je ook jezelf moeten willen onderwerpen aan dat soort vormen van con
trole. Alsof je niet zou kunnen zeggen dat je noch de identificatie reëel vindt, noch een
scherpere vreemdelingencontrole. Het is dus een oneigenlijke keus. CDA en VVD hebben
letterlijk aan de Kamer het volgende voorgelegd: „De controle op de wettigheid van het
verblijf zal geschieden in het kader van de bevolkingsregistratie. Er zal een wettelijke
basis komen voor de uitwisseling van de gegevens tussen de toelatingsinstanties c.q. de
bevolkingsadministratie enerzijds en andere overheidsinstanties anderzijds." Met andere