U6 US woorden, mensen hoeven zich niet meer te legitimeren als zij bij een loket komen van de gemeente, maar zij kunnen er altijd om gevraagd worden. De ambtenaar bij welk loket dan ook kan dan op de knop drukken en dan rolt er uit de computer wat voor status ie mand heeft en meer van dat soort zaken. Daarmee komt men dus toch weer bij de algeme ne legitimatieplicht en vandaar ook dat wij dat element er in onze motie bij betrokken hebben. Wij willen de volgende motie aan u voorleggen. „De gemeenteraad van Leeuwarden, bijeen op 16 december 1986, overwegende dat: - de gemeenteraad onlangs uitgesproken heeft dat de verscher ping van de vreemdelingenwetgeving afgewezen moest worden; - de discussie over dit onderwerp in de Tweede Kamer geleid heeft tot voorstellen die in de richting gaan van een algemene identificatieplicht c.q. mogelijkheid; - het regeerakkoord op dit punt weliswaar afgezwakt is maar er toch nog een onderzoek gaande is naar wijze en omvang van de legitimatieplicht - zowel de oorspronkelijke voorstellen voor de verscherping van de controle op vreemdelingen als de eventuele invoering van (een vorm van) een algemene identificatieplicht ruim baan ge ven aan willekeur en vooroordelen en de positie van minderhe den, zoals etnische groepen, verzwakken; - de identificatieplicht ook overigens om onder andere redenen van privacy-aantasting afgewezen dient te worden, besluit aan regering en parlement kenbaar te maken: - tegenstander te zijn van ieder toetsingssysteem van de wettig heid van de verblijfstitel van niet-Nederlands ingezetenen waarin (gemeentelijke) overheidsdiensten een rol spelen, met uitzondering van de instellingen die daartoe aangewezen zijn op grond van de huidige wetgeving; - voorstellen van de uitwisseling van gegevens tussen bijvoor beeld de bevolkingsadministratie enerzijds en andere overheids diensten anderzijds die toetsing mogelijk maken, af te wijzen; - van mening te zijn dat het onderzoek naar de wijze en de om vang van de legitimatieplicht gestaakt moet worden." De motie is mede-ondertekend door de heer Van der Wal. De Voorzitter: Een paar opmerkingen vooraf. Het komt mij voor dat wij nu wel heel ver zijn doorgedrongen in zaken die in de Tweede Kamer thuishoren, waar men nog niet tot de besluitvorming is genaderd; de heer Heere zal daarop nog nader ingaan. Het is mijns inziens vooral erg belangrijk dat men, wanneer men een grote mate van aversie er vaart bij het horen van voornemens om te komen tot legitimatieplicht, in eerste linie zijn eigen politieke vrienden in de Kamer daarbij zoveel mogelijk inschakelt. Voorzover er be hoefte bestaat bij gemeenten om in die zin ook wat te doen lijkt het mij beter dat te doen via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waar de gebundelde gemeentelijke menin gen gestalte krijgen in een regulier overleg met de landelijke overheid, dan in individuele acties in de richting van het parlement, waar een en ander veelal toch ook in de maal stroom van vele ingekomen stukken wordt meegezogen, terwijl de politieke partijen die daar uiteindelijk de beslissingen moeten nemen voldoende geïnformeerd zijn vanuit hun achterban over de tegenstand die tegen bepaalde maatregelen aanwezig is. (De heer Duij- vendak: Ik wil graag een korte interruptie maken na deze opmerking van u, mijnheer de voorzitteromdat ik vind dat u op deze manier een aantal zeer oneigenlijke elementen in de discussie betrekt. Ik heb willen benadrukken dat het gaat om taken die gemeentelijke overheidsinstanties moeten uitvoeren.) Ik ben nog niet aan het eind van mijn betoog, hoor. (De heer Duijvendak: Ik vind dat u niet kunt zeggen dat wij met betrekking tot dit punt heel ver zijn doorgedrongen in zaken die in de Tweede Kamer thuishoren. Het gaat heel concreet om dingen die de gemeentelijke instellingen moeten uitvoeren en die op korte termijn in de Kamer aan de orde komen. Vandaar dat wij hebben besloten dit zo voor te stellen.) Wij komen daar nog op terug; de heer Heere zal straks met name op dit punt nog enige informatie geven. Wat ik bedoeld heb te zeggen is dat wij, als wij hier gaan discussiëren over zaken die nog tot wetgeving moeten leiden - over de wetgeving moet namelijk in de Kamer nog worden besloten -, wel enorm op de zaken vooruit lopen. Dat kan best, maar de normale gang van zaken is dat allerlei ontwerpen van wet door de achtereenvolgende kabinetten worden voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse Ge meenten, met het verzoek om commentaar te leveren. Daarom komt het mij voor dat een 117 lijn naar de Vereniging van Nederlandse Gemeenten veel nadrukkelijker scoort dan een rechtstreekse hotline naar de Tweede Kamer. (De heer Duijvendak: Dat lijkt mij een uit stekende toevoeging.) De heer Heere gaat nu nog een beetje verder. De heer Heere (weth.): Ik wil nog even de discussie in herinnering roepen die wij een tijdje geleden hebben gevoerd naar aanleiding van een aan ons gerichte brief van ge meenteraadsleden afkomstig uit etnische groepen - wij hebben daarop gereageerd bij brief van 13 november 1986 aan de Tweede Kamercommissie van Justitie en aan de staatssecre taris -, waarin met name werd ingegaan op het probleem dat toen leek voor te liggen, namelijk dat aan allerlei gemeentelijke instanties taken zouden worden opgedragen die aanvankelijk door burgemeester en politie werden uitgevoerd. Wij hebben toen aan de Ka mer geschreven dat wij, indien dat de bedoeling zou zijn, daartegen op gronden die er in de brief werden vermeld ten stelligste opponeerden. Intussen was er ook al een brief van de VNG van 5 november 1986 uitgegaan, die ongeveer dezelfde teneur had. In beide ge vallen was het uitgangspunt uitgesproken dat het al of niet aanvaarden van legitimatie plicht in welke vorm dan ook primair een aangelegenheid is die door de Tweede Kamer moet worden behandeld en beantwoord. Blijkens mededeling van de heer Duijvendak zijn daarover stemmingen geweest en heeft, zoals hij dat zelf formuleert, de motie van linkse partijen het niet gehaald. Wat daarvan zij, ik constateer dat deze aangelegenheid zich dus ten principale in de Kamer heeft afgespeeld. Nu is het zo dat bij de behandeling op 17 november 1986 - de stemmingen hebben overigens vandaag plaatsgehad - niet alleen de motie is ingediend die de heer Duijvendak heeft verwoord, maar dat er ook nog een motie is ingediend die de volgende passages bevat: „....van oordeel dat het ongewenst is de burgemeester respectievelijk de politie-instanties te belasten met de uitvoering van het toelatingsbeleid, verzoekt de regering op basis van een nadere afweging voorstellen te doen betreffende de inrichting van regionale civiele bureaus welke worden belast met de uitvoering van het toelatingsbeleid van vreemdelingen." Met andere woorden, de druk is wat dat betreft van de gemeentelijke ketel, hetgeen ook de opvatting is van de VNG die wij daarover ter zake hebben gevraagd. Er zullen dus afzonderlijke bureaus worden geïn stalleerd die belast zijn met het toezicht op dat toelatingsbeleid. Er zullen dus geen ge meente-ambtenaren van bijvoorbeeld de Sociale Dienst of het Woningbedrijf, wat aanvan kelijk werd gevreesd en waartegen wij ook hebben geopponeerd, bij dit beleid worden in geschakeld. Dat heeft er toe geleid dat de VNG - de burgemeester heeft er ook op gewe zen - binnenkort in samenwerking met justitie een circulaire in de richting van de ge meente zal sturen, waarin wij nader worden geïnformeerd over de consequenties die dat voor ons heeft, althans over de ontwikkelingen zoals die zich tot nu toe hebben voltrok ken. Ik denk dan ook dat samenvattend kan worden gezegd dat de vraag of er al of niet een legitimatieplicht moet komen in de Kamer een antwoord heeft gevonden, dat een en ander nog een nadere uitwerking krijgt in de vorm van wetgeving, maar dat de nadruk kelijke rol die gemeentelijke instanties zouden krijgen in het aanvankelijke voorstel - de notitie van de staatssecretaris - inmiddels is herzien en is vervangen door een onafhan kelijk nog in te stellen instantie die geen gemeentelijke hoedanigheid heeft. Op grond daarvan is mijns inziens voor de gemeenten de kou uit de lucht. Nu de motie, waarin onder andere wordt gevraagd te besluiten aan regering en par lement kenbaar te maken dat wij tegenstander zijn van ieder toetsingssysteem.... Ik heb geprobeerd aan te tonen dat dat een aangelegenheid is die wij primair aan de wetgever op nationaal niveau moeten overlaten en dat de gemeentelijke bemoeienis op de wijze zoals die aanvankelijk was voorgenomen niet meer aan de orde is. Er is dus voor ons geen re den de motie in de vorm zoals die is ingediend te aanvaarden. De heer Duijvendak: Als reactie op het betoog van de burgemeester lijkt het mij een uitstekend idee om het in onze motie genoemde besluit ook aan de VNG kenbaar te maken. Dat gedeelte van de motie wordt dus als volgt gewijzigd: „....besluit aan regering, par lement en VNG kenbaar te maken Over hetgeen de voorzitter als „de normale gang van zaken" noemt het volgende. Ik heb bij interruptie al geprobeerd duidelijk te maken dat het de normale gang van zaken kan zijn dat gemeenten pas gaan reageren als de regering een voorstel voorlegt aan de VNG. Er zijn ook andere onderwerpen waarbij gemeenten helemaal niet wachten tot er voorstellen van het rijk komen en waarbij zelfstandig al dan niet in VNG-verband aan de regering kenbaar wordt gemaakt wat van de voorstellen wordt gevonden. Wij vinden dit een erg zwaarwegend punt - het is ook het enige punt uit het regeerakkoord dat wij hier ter discussie stellen - en zijn van mening dat wij dit spontaan uit ons zelf aan de orde moeten stellen. De wethouder zegt dat de discussie met betrekking tot de legitimatieplicht in zekere zin is afgesloten door het afwijzen van de motie van de linkse partijen in de Kamer. Door middel van de thans ingediende motie heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat wij ons

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 59