Ten aanzien van het emancipatiebeleid merk ik tenslotte op dat het, ook in het kader
van de algemene beschouwingen, van belang is nogmaals te benadrukken dat emancipatie
beleid facetbeleid is. Dat houdt in dat wij, om de ongelijke machtspositie van vrouwen en
mannen te doorbreken, op alle beleidsterreinen en in alle commissies alert zullen moeten
zijn op de emancipatorische effecten van verschillende maatregelen.
Een andere bevolkingsgroep waarnaar de bijzondere zorg van alle betrokken overhe
den dient uit te gaan betreft de ouderen. Begin volgende eeuw zal een kwart van onze
bevolking uit 65-plussers bestaan. Bovendien zal er dan sprake zijn van een dubbele
vergrijzing in de vorm van relatief veel hoogbejaarden die extra zorg behoeven. Het
rijksbeleid voor deze groep heeft een vernietigend onthaal gekregen in het wetenschappe
lijk rapport Het ouderenbeleid gewogen. J5e AOW-ers zijn er sinds 1980 maar liefst 13% op
achteruit gegaan. Er is sprake van veel;: stille armoede. Er is een groot tekort aan voor
ouderen geschikte woningen. Het aantal verzorgingsplaatsen in bejaardenoorden loopt
drastisch terug. In 1990 zullen er landelijk 200.000 ouderen extra (in Leeuwarden circa
2.000) een beroep doen op professionele hulp. De gezinszorg mag van het rijk echter niet
groeien. Het speculeren op een „zorgzame samenleving", zoals minister Brinkman graag
doet, gaat voorbij aan de sociale condities die nu gelden.
Wat het gemeentelijk beleid betreft, de betrokken wethouder heeft in de afdelingsver
gadering hoog opgegeven van het voorzieningenniveau in Leeuwarden. Aan flankerend
beleid is er inderdaad het nodige gebeurd, maar voor een tevreden achterover leunen is
absoluut geen reden.
Voor wat betreft de huisvesting wacht mijn fractie nu echt met ongeduld op de in
ventarisatie van woningen die geschikt zijn of geschikt te maken zijn voor ouderen. Een
integraal beleid met betrekking tot de ouderenhuisvesting ziet mijn fractie als belangrijk
ste beleidsprioriteit voor de komende jaren. Ook om die reden moet een verregaande kor
ting op het woningbouwcontingent scherp van de hand worden gewezen. In het huisves
tingsbeleid verdient ook de betaalbaarheid van het wonen voor ouderen extra aandacht,
omdat ouderen naast de gebruikelijke woonlasten extra uitgaven aan servicekosten heb
ben.
Tenslotte wil ik aandacht vragen voor het groepswonen van ouderen. Deze woonvorm
kan isolement en eenzaamheid voorkomen, maar ook afhankelijkheid van anderen verklei
nen. De gemeente kan deze woonvorm actief stimuleren door de informatiebrochure van de
Landelijke Vereniging Groepswonen van Ouderen op brede schaal onder ouderen te ver
spreiden en mee te denken over geschikte lokaties. Wellicht behoort het Diaconessenhuis
tot de mogelijkheden.
Voorzitter, ik kan natuurlijk de pijnlijke sluitings- en reductieplannen van de provin
cie niet onbesproken laten. Het college heeft een goed doortimmerd bezwaarschrift aan
provinciale staten gezonden. Wij hopen van harte dat provinciale staten het college van
gedeputeerde staten alsnog terugfluiten
Aandacht verdienen hier ook de langdurig werklozen. Mijnheer de voorzitter, de te
genstelling in perspectieven tussen kansrijken en kansarmen lijkt steeds scherper te wor
den. Dat is vooral wrang voor de nog steeds grote groep langdurig werklozen. Zij heb
ben vaak te weinig of een ongeschikte opleiding en leggen het daarom ook af tegen de
tijdelijk werklozen. Dat wordt nog versterkt door het beleid van het GAB en het be
drijfsleven zelf, dat arbeids- en scholings„pools" openstelt voor werkzoekenden met werk
ervaring en opleiding binnen de eigen bedrijfstak. Daarom breng ik het landelijk PvdA-
plan Werk maken: een nieuwe toekomst voor langdurig werklozen nadrukkelijk onder de
aandacht van het college. Het gaat daarbij om arbeids„pools" voor de kwartaire sector
onder bestuursregie van de gemeenten en te financieren uit terug te ploegen uitkerings-
geld.
Tenslotte zou de gemeente na kunnen gaan of er net als in Den Haag een project kan
worden opgezet van GSD en GAB waarbij langdurig werklozen via een persoonlijke bena
dering worden begeleid bij het vinden van passend werk (passende scholing). Tevens
dringen wij er op aan in samenwerking met het GAB een actieve rol te vervullen bij het
realiseren van het plan Vermeend-Moor dat gericht is op de harde kern van langdurig
werklozen
Voorzitter, in het laatste gedeelte van mijn algemene beschouwingen zal ik nog ingaan
op een aantal beleidssectoren. In het beleidsplan geeft het college aan dat op verschillen
de terreinen notities worden voorbereid. Om dubbele discussies te vermijden wachten wi]
die zaken af en zullen wij te zijner tijd in de commissies en in de raad onze opmerkingen
daarover maken. Ik zal mij hier dus beperken. Derhalve komt de problematiek van open
bare orde, politiebeleid nu niet aan de orde en ook aan de kortingen op sociaal-cultureel
werk is in de raad al aandacht geschonken. Gezien echter de behandeling in de Tweede
Kamer in de afgelopen dagen van het sociaal-cultureel werk kan ik niet heen om het feit
dat de PvdA-Tweede Kamer-fractie een uiterste poging heeft gedaan om met het CDA tot
overeenstemming te komen om via herschikking een substantieel deel van de bezuinigingen
9
voor 1987 achterwege te laten. De welzijnsspecialisten van beide fracties hadden elkaar
hierin gevonden. Met verbijstering constateren wij nu dat de CD A-fractie haar eigen wel
zijnsspecialisten en daarmee ook tal van lokale CDA-bestuurders in de kou heeft laten
staan en de maatschappelijke gevolgen alsnog ondergeschikt heeft gemaakt aan de kille
bezuinigingsdrift. Ik ben benieuwd hoeveel CDA-ers in deze raad na alle stoere verhalen
- ik denk daarbij even aan de heer Bilker in de afgelopen raad - aan de voortzetting van
hun CD A-lidmaatschap gaan twijfelen, zeker omdat wij inmiddels uit de pers hebben kun
nen lezen dat wij op dit terrein serieus rekening moeten houden met nog eens 220 miljoen
aan bezuinigingen in de komende jaren. Ik ben benieuwd hoe de CD A-fractie hierop rea
geert.
Als eerste plaats ik een aantal kanttekeningen bij het beleidsterrein van de Ruimtelij-
ke Ordening en Milieu.
Wat de stadsvernieuwing betreft is Leeuwarden nog steeds een van de toonaangeven
de gemeenten in Nederland. Dat geldt zowel voor de relatieve omvang van de daadwerke
lijke verbeteringen als ook voor de wijze waarop de bewoners bij dit proces betrokken
zijn. Die positie moeten wij zien te handhaven met een open oog voor veranderende maat
schappelijke ontwikkelingen.
Nu het stadsvernieuwingsprogramma in de binnenstad en in de vooroorlogse wijken
een eind gevorderd is, wordt het steeds duidelijker dat de na-oorlogse wijken in versneld
tempo stadsvernieuwingsaandacht vragen. Mijn fractie vindt het noodzakelijk dat een
meetinstrumentarium wordt ontwikkeld, waardoor het mogelijk is om permanent de ontwik
kelingen op maatschappelijk terrein en op het terrein van de woonomgevingskwaliteit in
woonwijken te onderkennen, opdat door tijdige en gerichte maatregelen achteruitgang kan
worden voorkomen.
In dit verband kunnen de gevolgen van de helaas noodzakelijke achtereenvolgende
herwaarderingen op de onderhoudsbudgetten voor wegen en openbaar groen in de wijken
worden herkend. Gesteld voor de keuze achten wij het gewenst dat de meest kwetsbare
wijken worden ontzien, hetgeen in de Leeuwarder situatie betekent dat wijken die in
sterke mate worden bepaald door de aanwezigheid van middelhoogbouwcomplexen bij de
toerekening van onderhoudsbudgetten prioriteit krijgen boven wijken waar veel particulier
groen het beeld bepaalt.
De verantwoordelijkheid die Leeuwarden heeft om inhoud te geven aan haar status
van stadsgewest, verplicht tot een aanzienlijke krachtsinspanning op het terrein van de
infrastructuur. Niet alleen de omvang van deze activiteiten, maar zeker ook het tempo
van besluitvorming rond projecten als Plan van aanpak parkeervoorzieningen, de recon
structie van het stationsgebied en het Zuiderplein, als ook de aanpak van knelpunten in
onze rondweg, zullen de discussie in het komend jaar sterk bepalen. Al deze projecten
betekenen een forse belasting van de gemeentelijke huishouding. Daar staat tegenover het
grote werkgelegenheidsbelang en het belang van het behoud van onze centrumfunctie op
korte, maar ook op lange termijn. Mijn fractie meent dat aan het werkgelegenheidsbelang
bij de te plegen financiële afweging een zwaar gewicht moet worden toegekend. Ook hier
zou de provincie op haar mede-verantwoordelijkheid moeten worden aangesproken. Ik ver
wijs naar mijn eerder geplaatste opmerkingen over het schriftelijk vastleggen van afspra
ken tussen de gemeente en de provincie.
Met betrekking tot het welstandsbeleid wil ik in herinnering roepen dat mijn fractie al
eens heeft gewaarschuwd voor een te eenzijdige door de jaren '80 gedomineerde vormge
ving van nieuwbouwprojecten. Zeker waar de"bouw afhankelijk is van de gemeentelijke
medewerking om een bestemmingsplan te wijzigen, moet de gemeente het lef hebben om
grensverleggende architectuur en stedebouw te bevorderen op strategische punten waar
de omgeving non-conformistische bebouwing toelaat. In dit verband beoordelen wij het als
positief dat is overgegaan tot het uitschrijven van een prijsvraag voor het Hoeksterend-
gebied. Nagegaan dient te worden of dit initiatief voor herhaling vatbaar is.
Wat het milieubeleid betreft ziet mijn fractie reikhalzend uit naar de op te stellen mi
lieunota. In onze fractie leven ideeën over de opzet van een dergelijke nota en ik ver
zoek dë wethouder dan ook die opzet zo snel mogelijk in de Commissie voor Ruimtelijke
Ordening en Volkshuisvesting aan de orde te stellen.
Een uit oogpunt van geluidsoverlast actuele vraag is of de gemeente Leeuwarden in
aanmerking komt voor de vestiging van een heli-haven. Alle partijen in provinciale staten
hebben inmiddels uitgesproken dat in het Lauwersmeer, nabij de Waddenzee en op of om
nabij de vliegbasis Leeuwarden geen plaats is voor een dergelijke heli-haven. Dit laatste
is ingegeven door de overweging dat uitbreiding van de al aanzienlijke geluidsoverlast
ten gevolge van de vliegbasis onaanvaardbaar is. Dat standpunt wordt ook al sinds jaren
door onze gemeenteraad onderschreven. Wij verwijzen ook naar het collegeprogram waarin
staat dat „de huidige kwaliteit van het milieu niet verder achteruit mag gaan". Bovendien
vinden wij dat een verdere militarisering van Friesland, na de kruitfabriek, oefenterrei
nen Lauwersmeer en de al bestaande voorzieningen op de Waddeneilanden en op ons