v& fso
tele als de structurele verlaging van het Fonds Stadsvernieuwing gesproken. De heer Janssen
heeft daarbij gememoreerd dat het beeld van de financiering van de stadsvernieuwing in
combinatie met de bezuinigingen, die blijkbaar geen echte gevolgen hebben, ondoorzichtig
is. Hij heeft daarbij voorgesteld om bij de komende herwaarderingsoperatie te komen met
echte beleidskeuzes. Het probleem bij deze zaak is dat de financieringsopzet van de
stadsvernieuwing een bijzondere is en in ieder geval zeer sterk afwijkt van wat gebruike
lijk is als het gaat om fondsen. De heer Van der Wal heeft ons gisteravond inzicht ver
schaft in de hoofdopzet van die systematiek en ook aangegeven dat hij, gelet op een aan
tal argumenten, akkoord gaat met deze eenmalige vorm van herwaardering, zowel inciden
teel als structureel, maar dat voor zijn fractie in ieder geval de laatste afbetalingstermijn dient
te geschieden in 2003. Het college is het daar niet helemaal mee eens. Wij stellen namelijk voor
om de laatste afbetalingstermijn in 2001 te'doen plaatsvinden. Met andere woorden, zoals ik
ook in de afdelingsvergadering en recentelijk nog in de Commissie RO heb aangegeven is on
ze stellige indruk dat een en ander niet gaat ten koste van de activiteiten op het terrein van
de stadsvernieuwing. Uitsluitend ten gevolge van allerlei praktische argumenten bestaat de
mogelijkheid om tot deze herwaardering te komen. Overigens is het zo dat binnenkort inde
Commissie RO nader inzicht zal worden verschaft met betrekking tot de wijze van financie
ring. Ook zal inzicht worden gegeven in de stand van het Fonds Stadsvernieuwing. Mocht
in die gegevens onvoldoende handvat worden gevonden, dan is iedereen in de gelegenheid
daarop bij de volgende herwaardering terug te komen.
De heer Bijkersma twijfelt aan de haalbaarheid van de bezuiniging op het onderhoud van
de gemeentelijke gebouwen. Er ligt een opdracht bij de afdeling die het aangaat om vóór
1 februari 1987 met een concrete invulling te komen. Uit de onderzoeken die hebben plaats
gevonden blijkt dat die taakstelling inderdaad gehaald kan worden en wij komen met een con
creet voorstel bij u terug.
Ten aanzien van het onderhoud van de begraafplaatsen heeft de heer Bijkersma gezegd
dat door deze bezuiniging mogelijkerwijs getornd wordt aan de rechten van degenen die daar
voor betalen. Het is zo dat de kosten die gemoeid zijn met het onderhoud en het beheer van
onze begraafplaatsen ver uitstijgen boven de inkomsten. Daarnaast moet worden geconsta
teerd dat op het onderhoud van de graven zelf in laatste instantie zal worden bezuinigd. Een
en ander lijkt zich te concentreren op een minder onderhoud op het gebied van asfalteren van
de paden en de afrastering van het terrein.
De heer Buurman vindt het feit dat de netto-opbrengst ten aanzien van de fiscalisering
van de parkeerboetes met ingang van 1988 vooralsnog op f. 400.000,is gesteld een typisch
voorbeeld van optimistisch ramen. De door het college aangegeven termijn is mijns inziens
correct. Op dit moment worden de Kamervragen naar aanleiding van dit voorstel schriftelijk
door de minister behandeld. Ook de VNG gaat er van uit dat de regeling inderdaad per
1 januari 1988 ingaat.
De heren Buurman en Van der Wal hebben bezwaar aangetekend tegen het verlagen van
de onderhoudsbudgetten van onder meer straten, wegen en openbaar groen. Ik zal niet ont
kennen dat het onderhoudsniveau onder zware druk staat als het om deze onderwerpen gaat.
Toch meent het college, gezien de financiële positie van de gemeente, dat dit moet. Wij zullen
nog concreet aangeven waar met betrekking tot het onderhoud van wegen en het onderhoud
van het openbaar groen bezuinigingen moeten plaatsvinden. Met andere woorden, wij zullen
u binnenkort meedelen op welke onderdelen geen onderhoud meer zal worden gepleegd.
De Voorzitter: Dan naderen wij thans de tweede termijn. Voor wat de orde van de ver
gadering betreft zou ik u willen voorstellen in deze tweede termijn alles wat u over het ge
hele punt herwaardering en nieuw beleid wilt zeggen naar voren te brengen. Ik zou mij kun
nen voorstellen dat er, aangezien het college in eerste termijn een aantal argumenten heeft
aangereikt over datgene wat wel en wat niet uitstelbaar is, daarna behoefte bestaat om over
het wel of niet uitstelbaar zijn van bepaalde punten nog een enkele opmerking te maken. Ik
wil u die mogelijkheid niet onthouden. Aan de ander kant moet het mijns inziens mogelijk zijn,
door een beetje verstandig met de nogal uitgebreide lijst om te gaan, dat een en ander bin
nen een aanvaardbaar tijdsbestek zijn beslag krijgt. Het ligt in mijn voornemen de stemming
over de moties, voorzover die op het moment dat ze in stemming worden gebracht nog over
eind staan, te doen plaatsvinden in volgorde van indiening.
Ik constateer dat u zich met deze gedachtengang kunt verenigen en ik geef thans de
heer Janssen graag gelegenheid om in tweede termijn het woord te voeren.
De heer E.M. Janssen: Ik vind het wel aardig dat, als wij praten over wat objectief of
technisch uitstelbaar of niet uitstelbaar isdaarmee blijkbaar een hele discussie gepaard
moet gaan. Wat objectief is, is in de politiek blijkbaar toch wel schijn-objectief(De Voorzitter
Het was niet mijn bedoeling u daartoe uit te nodigen.) Wij hebben geprobeerd die scheidslijn
heel nadrukkelijk te trekken en ik denk ook niet dat wij behoefte hebben om daarop in een
derde termijn nog terug te komen.
/J133
Ik wil nog een paar algemene opmerkingen maken. Wij hebben eigenlijk spijt gekregen
van de splitsing van onze aanvankelijke motie van afgelopen dinsdag en wel om de volgende
redenen. Wij hebben de indruk dat er een grote spraakverwarring is ontstaan, die weer tot
bepaalde misverstanden heeft geleid. Het zij zo. Belangrijker is dat onze intentie van die
motie was dat wij een accentverschuiving van beleid naar beheer bepleiten en dat onderstre
pen door te zeggenPraat nou even niet over nieuw beleidmaar laten wij ons eerst tot de
financiële situatie bepalen. Die koppeling, die heel nadrukkelijk in de motie was gelegd,
hebben wij er zelf weer uitgehaald en ik merk uit de discussies daaromheen dat dat gat steeds
breder wordt. Dat spijt mij zeer. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer.
De tweede algemene opmerking die ik wil maken betreft de besluitvorming in deze raad.
De hele gang van zaken tot nu toe heeft mij in ieder geval tot nadenken gestemd over de
manier waarop de besluitvorming verloopt. Door b. en w. is immers aangegeven dat besluit
vorming over 8 voorstellen van nieuw beleid niet 4 maanden kan worden opgeschort. Voor
een deel komt dat door factoren van buitenaf, maar voor een ander deel door toezeggingen
die, vooruitlopend op de besluitvorming van vanavond, al zijn gedaan. Dit onderstreept
mijns inziens de noodzaak van de maatregel die wij in onze motie hebben opgenomen en die
inmiddels kamerbreed door deze raad is aangenomen, namelijk dat voorstellen voor nieuw be
leid maar één keer per jaar in de raad moeten worden behandeld en dat dat slechts bij hoge
uitzondering en na toetsing door de Commissie voor de Financiën tussentijds kan gebeuren.
De derde opmerking die ik wil maken betreft de opmerking van de VVD en PAL-motie IV,
waarin wordt gesproken over het gegeven dat herwaardering en nieuw beleid niet uit elkaar
moeten worden gehaald, maar dat daarover in één keer moet worden beslist. Ik ben het daar
in principe mee eens. Het gaat er immers om dat een afweging moet worden gemaakt tussen
herwaardering en nieuw beleid. Wij vinden echter dat er in dit geval een uitzondering moet
worden gemaakt en dat wij nu wel moeten beslissen over de herwaarderingsvoorstellenWij
zijn namelijk van mening dat, als die beslissing wordt opgeschort, de financiële situatie
alleen maar moeilijker wordt en daar zijn wij geen voorstander van. Dat betekent dus dat
wij tegen PAL-motie IV zullen stemmen.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de kant van b. en wover de herwaarderings
voorstellen het volgende. De antwoorden van de wethouders Kessler en Timmermans geven
mij geen aanleiding daarover nog iets nieuws te zeggen. Onze conclusie in de eerste termijn
dat wij met alle voorstellen van ben wop het gebied van de herwaardering instemmen
blijft dan ook overeind.
Dan kom ik bij nieuw beleid. B. en w. hebben gisteren aangegeven dat 8 voorstellen
voor nieuw beleid niet kunnen worden opgeschort. Wij delen de conclusie van b. en wten
aanzien van 6 voorstellen: punt 15, lichtinstallatie trainingsveld S.C. Leeuwarden; punt 18,
uitvoering Nota Werkgelegenheid; punt 19, gastouderproject; punt 20, Kinderdagverblijf;
punt 23, basisvoorziening drugshulpverlening/-preventiede incidentele dekking ten aan
zien van het Project Mensen zonder werk. De argumenten waarom deze punten niet uitstel
baar zijn, zijn gisteren voortreffelijk door de wethouders verwoord en die zal ik niet her
halen. Een meerderheid van onze fractie vindt dat de andere twee voorstellen best kunnen
worden opgeschort. Het gaat dan om punt 3, gemeentelijke kinderopvang, en punt 5, beleids
medewerksters emancipatiewerk. Daarvoor zijn 3 redenen. In de eerste plaats betreft het
hier een feitelijke uitbreiding van beleid, waarover wij als raad nog niet hebben besloten.
Er is onzes inziens dan ook geen sprake van discontinuïteit. In de tweede plaats gaat het om
zaken die de eigen ambtelijke organisatie direct betreffen. Wij willen te allen tijde voorko
men dat de indruk zou kunnen ontstaan dat in deze kwestie voor ons het hemd nader is
dan de rok. Ten derde bevinden wij ons bij deze twee voorstellen in het voor ons als
raadsleden wazige veld van toezeggingen/afspraken die door b. en w. zijn gedaan. Hier
instappen betekent voor ons dat wij geen redenen zien om ook andere voorstellen voor
nieuw beleid op te schorten; wij denken dan bijvoorbeeld aan het Lesbisch Archief. Een
minderheid van onze fractie is het met de conclusies van b. en w. eens en zal voor nu
honoreren van deze twee voornemens, te weten gemeentelijke kinderopvang en beleidsme
dewerksters emancipatiewerk, stemmen.
Tot slot de ingediende moties. In de eerste plaats onze eigen motie. Deze motie bestaat
uit een mening en uit een verzoek. Cliëntgericht als zij zijn hebben b. en w. al aan ons ver
zoek, namelijk informatie geven over de gevolgen van opschorten, voldaan voordat de motie
in stemming is gebracht. Wij zijn b. en w. daarvoor zeer erkentelijk. Wij schrappen als ge
volg daarvan de passages "verzoekt het college van b. en w...." tot "en wil graag mede
aan de hand vanuit onze motie.
De D66-motie. De heer Koopmans zei gisteren bij interruptie: "Ik snap er niets meer van."
Ik heb de D66-motie nog eens zorgvuldig gelezen en ik kom tot dezelfde conclusie. Immers,
om kwart over zes gisteravond stemde de heer Ybema voor onze motie, waarin wij b. en w.
onder andere opdragen vóór 1 mei 1987 met een nieuw dekkingsplan te komen. Zo'n 4 uren
later dient D66 eenzelfde motie in, waarin alleen het tijdstip is vervroegd tot 1 maart. Het
enige verschil dat ik in beide moties kan ontdekken is dat, door het aannemen van onze