146 I If If
er voor deze activiteiten dus geen continuïteitsproblemen. (De heer Van der Wal: Als wij
in april besluiten dat die activiteiten door moeten gaan.) De vraag was welke problemen
er per één januari ontstaan als wij besluiten om deze voorstellen nu niet te honoreren. Ik
heb duidelijk gemaakt dat er voor deze twee activiteiten per één januari geen problemen
ontstaan. (De heer Van der Wal: Wij hebben de vraag anders gesteld, namelijk of er in
april wel tot afstel kan worden gekomen.) Ik vind dat wij die discussie dan moeten voeren
en dat de raad dan ook maar een uitspraak moet doen. Ik heb nu antwoord gegeven op de
vraag die mij gesteld is. (De heer Van der Wal: U heeft gezegd dat de voorbereidingen
gewoon doorgaan, zodat de activiteiten in augustus kunnen worden gestart. U loopt ech
ter wel het risico dat de meerderheid van de raad in april nee zegt.) Ik denk dat dat ook
geldt voor de voorbereidingen die wij de, afgelopen maanden hebben gepleegd met betrek
king tot andere voorstellen voor nieuw beleid. Altijd geldt: onder voorbehoud van goed
keuring door de raad. (De heer Van der Wal: Tot nu toe kon je altijd redelijk op de PvdA-
fractie bouwen. Deze dagen is de opstelling van de PvdA echter drastisch veranderd, want
zij zegt met betrekking tot andere soortgelijke onderwerpen: wij hebben niet besloten, het
college zoekt het maar uit.)
De Voorzitter: Het is een typische verantwoordelijkheid van het college om datgene
voor te bereiden wat voorbereid moet worden. Datgene waartoe de raad niet besluit vindt
niet plaats. Het woord is aan wethouder Timmermans.
De heer Timmermans (weth.): De heren Bijkersma en Buurman hebben zich uitgespro
ken tegen de herwaardering op het punt van de rateltikkers. De heer Koopmans heeft ge
vraagd om eens te bekijken in welke gevallen het bij het plaatsen van verkeersregelinstal
laties of het vernieuwen daarvan wenselijk is dat er een rateltikinstallatie wordt aange
bracht. Ik zeg toe dat dat zal gebeuren. Een en ander houdt in dat het betreffende her-
waarderingsvoorstel doorgaat en dat wij, in het concrete geval dat wij het nodig achten
dat er een rateltikinstallatie wordt aangebracht, de raad dan een voorstel voor nieuw be
leid aanreiken.
De heer Van der Wal heeft met betrekking tot de opbouw maar vooral ook met betrek
king tot de afbouw van het Fonds stadsvernieuwing gezegd dat hij in het bezit is van
een lijstje waarin tot uitdrukking komt wat de consequenties zijn van het structureel dan
wel incidenteel bezuinigen op dit fonds. Dat lijstje is niet meer dan een vingeroefening
hoe je in de systematiek van de opbouw van dat fonds zou kunnen eindigen. Het lijstje is
echter niet getoetst aan de werkelijke stand van zaken van het fonds. Met andere woor
den, de systematiek die de heer Van der Wal heeft aangegeven is vervolgens wel getoetst
aan de feitelijke stand van zaken binnen het fonds. Dat laatste lijstje is het lijstje waar
aan ik heb gerefereerd en dat de conclusie doet dat 2001 het laatste jaar blijft waarin wij
als raad zullen moeten afbetalen. De discussie lijkt mij voor het overige deel van de raad
niet erg interessant, mijnheer de voorzitter, omdat men geen inzicht in deze lijstjes heeft.
In eerste instantie heb ik al toegezegd dat het laatste lijstje met de systematiek tijdens de
behandeling van het Verdeelbesluit 1987 in de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en
Volkshuisvesting aan de orde zal worden gesteld.
De Voorzitter: Ik stel voor om tot de stemming over te gaan. Uiteraard krijgt u de ge
legenheid om ten aanzien van de verschillende posten die genoemd staan in de PvdA-motie
uw stem voor of tegen uit te brengen.
Ik stel eerst aan de orde motie II van D66 waarin het college wordt opgedragen voor 1
maart 1987 met een nieuw realistisch dekkingsplan te komen.
Motie II van de heren Ybema en Van der Wal wordt verworpen met 34 tegen 1 stemmen,
(Voor de motie stemt de fractie van D66.)
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over motie III van de heer Duijvendak
waarin gevraagd wordt om een aantal uitgaven te doen in het kader van nieuw beleid voor
1987 en een aantal maatregelen te nemen onder andere in de belastingsfeer.
Motie III van de heren Duijvendak en Van der Wal wordt verworpen met 32 tegen 3
stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de PAL-fractie.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over motie I van de heer E.M. Janssen.
Motie I van de heer E.M. Janssen en mevrouw De Haan-Laagland wordt aangenomen
met 32 tegen 3 stemmen.
(Tegen de motie stemmen de leden van de PAL-fractie.)
147 /t/S
De Voorzitter: Nu deze motie is aangenomen moet ik datgene honoreren wat daarin
wordt gevraagd, namelijk dat aan de hand van de informatie van b. en w. per in de motie
genoemd voorstel moet worden beslist of de discussie over honorering al dan niet opge
schort moet worden. Het gaat dus om de vraag uitstelbaar of niet uitstelbaar. Ik stel
voor dat ik de in de motie genoemde voorstellen een voor een noem. Wanneer er behoefte
bestaat om het woord te voeren over uitstelbaar of niet uitstelbaar dan hoor ik dat graag.
In het andere geval kunnen wij direct tot stemming over gaan.
Ik stel aan de orde voorstel 3. Gemeentelijke kinderopvang.
De heer Duijvendak: In aansluiting op wat ik in tweede instantie heb gezegd wil ik
een pleidooi houden voor niet uitstellen. Ik wil proberen aan te geven dat dat aansluit bij
de criteria die de PvdA aanlegt. In eerdere instantie heb ik duidelijk proberen te maken
dat wij dat geen voldoende criteria vinden, maar goed ik zal proberen duidelijk te maken
dat zelfs binnen de criteria die de PvdA aanlegt dit een voorbeeld is van met name dis
continuïteit ten opzichte van derden waarvan ik vind dat je daar als gemeenteraad op
geen enkele manier verantwoordelijkheid voor kunt nemen. Vooraf wil ik nog zeggen dat
ik vind dat de PAL-fractie zo langzamerhand wel wat in een vreemde rol komt, omdat wij
de meest beleidsondersteunende fractie van het college worden.
Wat wij naar voren willen brengen is het punt waar ook wethouder Kessler over heeft
gesproken namelijk het anticiperen. Had het college niet mogen anticiperen? Hadden b. en
w. de Stichting Kinderopvang niet mogen vragen de gemeentelijke medewerkers te infor
meren, hadden zij geen enquête mogen houden en hadden zij geen verwachtingen mogen
wekken dat per één januari de kinderen van een aantal ambtenaren daar kunnen worden
ondergebracht? Als je deze vragen negatief beantwoordt, dan zou je tot uitstel kunnen
overgaan. Maar dan zou je in feite iedere anticipatiemogelijkheid van b. en w. bij zo'n
punt bij voorbaat uitsluiten. Waarop zouden b. en w. zich bij zo'n punt kunnen baseren?
Op het collegeprogramma dat - dat weten wij allemaal - in de lijn ligt van het programma
van de grootste partij in deze raad. Daarin is zelfs aangegeven hoeveel geld er voor dit
punt in 1987, 1988 en 1989 moet worden uitgetrokken. Er worden bedragen genoemd die
veel hoger zijn dan b. en w. nu voorstellen. De anticipatieruimte van b. en w. ligt op zijn
minst daarbinnen en wordt nu zo marginaal gemaakt. Als b. en w. dat zelfs niet meer mo
gen doen dan vraag ik mij af welke ruimte de PvdA-fractie dan nog wil geven aan haar
wethouders en de CDA-wethouders in het college.
Ik wil nog een paar andere argumenten noemen en kom dan op het punt van de effec
ten naar derden. De gemeente steekt tot nu toe geen cent in de Stichting Bedrijfsopvang.
Het zijn het Arbeidsbureau en de provincie die dat initiatief financieel mogelijk hebben
gemaakt. De oprichting van de Stichting Bedrijfsopvang leidt wel tot een kortere wacht
lijst bij de gemeentelijke kinderopvang. Met andere woorden, indirect heeft de gemeente
daar financieel voordeel bij, want wij hoeven uiteindelijk minder uit te breiden. Deze
groep kan niet doorgaan als wij de plaatsen niet kopen. Een aantal bedrijven zal daar
geen kinderen kunnen onderbrengen. Op het moment dat je als gemeente daar geen geld
in steekt en daarmee kinderopvang van derden in de waagschaal stelt, dan vind ik dat er
sprake is van ongehoorde discontinuïteit en het niet nemen van verantwoordelijkheid waar
je die wel hoort te nemen. Het gaat hier om een proto-type van iets wat niet uitstelbaar
is. Ik doe dan ook een dringend beroep op de PvdA-fractie om in ieder geval op dit punt
het college te volgen.
De Voorzitter: Is er van de zijde van de leden van het college nog aanleiding om te
reageren? Ik constateer dat dat niet het geval is. Dan ga ik over tot de stemming.
Uitstel van voorstel 3 wordt aangenomen met 26 tegen 9 stemmen.
(Tegen uitstel stemmen van de fractie van de PvdA mevrouw Vlietstra en de heren Kes
sler en Timmermansvan de fractie van het CDA de heren Heere en Miedema alsmede de
leden van de fracties van PAL en D66.)
De Voorzitter: Aan de orde is voorstel 5. Beleidsmedewerkster emancipatiewerk.
Mefrou Westra: Ik haw wethalder Kessler niis frege wat de gefolgen binne foar de
emansipaasje-meiwurkster wannear't hja dy nije funksje net ferfolje kin en foar it buro
Kultuer wannear't hja dêr foarlopich wer nei werom moat. Ik soe graach witte wolle hoe-
fier de proseduere al is om de vakatuere op it buro Kultuer te ferfoljen. Op it momint
dat wy dit punt ütstelle sil der ek op it buro Kultuer in gat falie wat de nije oanstelling
oangiet fan likernóch fiif moanne. Dit is in léste argumint fan üs kant om ek oaren oer de
streek te heljen om dit punt net ut te stellen.