IM 152-
1&5 /SS
De heer Van der Wal stelt een andere koppeling voor. Hij wil geen verhoging van de
afvalstoffenheffing met 0,50 per maand, maar wil een extra verhoging van het riool
recht. Wij wijzen zijn voorstel af. Wij hebben in onze benadering - ik geef onmiddellijk
toe dat er sprake is van behelpen en het is bovendien jammer dat de limieten steeds da
len - geprobeerd een relatie te leggen tussen de daling van de limieten voor het gebrui
kersdeel en voor het eigenarendeel. Vanuit die optiek zijn wij tot de volgende verdeel
sleutel gekomen: ongeveer 212.000,door een extra verhoging van de afvalstoffenhef
fing en ongeveer 513.000,- - door een verhoging van het rioolrecht van eigenaren. Motie
I van PAL wijzen wij dus af.
De heer Ybema laat weer een heel ander geluid horen. Hij heeft het over een bedrag
van 725.000,als extra herwaardering. Ik vraag mij af, gelet op alles wat er moet ge
beuren, waar dat bedrag gevonden moet worden. Het zal duidelijk zijn dat wij niet voor
die keuze zijn. Er is nog steeds sprake van een inhaaloperatie, die overigens nog niet
eens helemaal is voltooid, van een stuk belasting dat wij niet hebben kunnen innen maar
waar wij, als de limieten ons niet hadden belemmerd, trendmatig „recht" op hebben en
gewoon hadden kunnen blijven heffen. Ik zie niet in waarom wij dat ineens niet door zou
den moeten laten gaan.
De heer Ybema heeft ook een vergelijking gemaakt met andere gemeenten. Ik vind het
toch wel gevaarlijk om dat op die manier te doen. In Leeuwarden hebben wij te maken met
een woningbezetting die relatief laag is en in ieder geval veel en veel lager is dan die in
omringende plattelandsgemeenten. Als je het soort sommetjes maakt als de heer Ybema
doet dan kom je wat betreft onze gemeente per inwoner nogal wat hoger ten opzichte van
een gemiddelde plattelandsgemeente. Ik vind een dergelijke vergelijking niet terecht. Het
lijkt mij veel redelijker gewoon uit te gaan van de belastingdruk per woning. Daarnaast
ben ik het met de interruptie van de heer Van der Wal eens dat het toch niet helemaal
juist is om een centrumgemeente van een provincie te gaan vergelijken met plattelandsge
meenten. Het is voor de hand liggender om een vergelijking te maken met andere cen
trumgemeenten of stadsgewesten. Zo'n vergelijking zal eerlijker zijn. Ik heb hiermee alle
vragen beantwoord.
De heer Schade: Wij moeten ons realiseren dat wij niet in een positie zitten dat wij
gaten kunnen schieten in de financiële situatie van de gemeente. Mede gelet op de toe
zegging van de wethouder om, indien mogelijk, de huidige extra verhoging van de afval
stoffenheffing ongedaan te maken zullen wij het voorstel van het college steunen.
Wat betreft de moties van PAL het volgende. Wij zullen motie I niet steunen. Wij vin
den de koppeling tussen afvalstoffenheffing en onroerend goedbelastingen onjuist. Maar
vanuit de gedachte dat deze koppeling nu wordt toegepast om het bedrag van ongeveer
1,7 miljoen gulden gedeeltelijk te compenseren, vinden wij het wel gerechtvaardigd beide
partijen die voordeel hebben bij een daling van de tarieven in het kader van de onroe
rend goedbelastingen enigszins te belasten bij deze inhaalmanoeuvre. Wat dat betreft zijn
wij het eens met de argumenten van de wethouder om deze motie af te wijzen.
De strekking van motie II is overgenomen door het college. Ik neem aan dat de motie
zal worden ingetrokken, maar dat horen wij nog wel.
De heer Van der Wal: In een paar dagen tijd is er binnen de PvdA-fractie een koers
wijziging opgetreden. Bij de instelling destijds van de onroerend goedbelastingen is de
heel duidelijke politieke keus gemaakt dat wij bij de heffing de nadruk zouden leggen op
het eigenarendeel en dat wij het gebruikersdeel zoveel mogelijk zouden ontzien. Door na
dering van de limieten is dat effect weggeëbt. Nu moeten wij dus op een andere manier
de daling van de inkomsten uit de onroerend goedbelastingen dekken. Ook in dat kader
vind ik dat wij de gebruikers zoveel mogelijk moeten ontzien, mede gelet op de oorspron
kelijke politieke keuze bij de invoering van de onroerend goedbelastingen. Wij handhaven
motie I om de oorspronkelijke bedoeling van de verhoudingen toch enigszins in stand te
houden.
Wat betreft motie II het volgende. De wethouder formuleert zijn antwoord wat vaag:
wij zullen de zaak te zijner tijd bekijken en dan met een voorstel komen. Wordt die extra
verhoging van de afvalstoffenheffing dan wel of niet ongedaan gemaakt? Ik ga er vanuit
dat die verhoging ongedaan wordt gemaakt - ik wil dat nog wel graag bevestigd zien - en
de motie is dan overbodig. (De Voorzitter: Trekt u de motie in?) Als de wethouder een
toezegging in mijn richting wil doen dan trek ik motie II in. Maar goed, ik wil er verder
ook geen woorden meer over vuil maken. (De Voorzitter: Motie II is dus ingetrokken.)
Ja.
Ik heb bij interruptie al laten blijken dat ik de vergelijking die D66 maakt de beken
de vergelijking van appels en peren vind en ook niet terecht vind. Het niet laten door
gaan van dekking is wat al te gemakkelijk: regel dat maar bij het volgende beleidsplan of
de volgende herwaardering. Ik moet eerlijkheidshalve opmerken dat het college een derge
lijke dekkingsmethode ook vaak heeft gehanteerd en dan alvast anticipeerde, maar dat
mag nu niet meer. D66 neemt die methode nu over, maar dat kan helemaal niet en boven
dien is dat veel te gemakkelijk. Wij begrijpen een dergelijke opstelling van D66 niet, want
er wordt helemaal geen dekking aangegeven voor het niet doorgaan van de verhoging van
de rioolretributie.
De heer Ybema: Ik blijf van mening dat de vergelijking die ik zojuist heb geschetst
wel relevant is voor de beoordeling van de situatie waarin wij zitten.
Het is wel opvallend dat de verschillende fracties en het college niet zijn ingegaan op
een element dat ik in eerste termijn naar voren heb gebracht en dat de basis is voor ons
standpunt, namelijk het vastgestelde woonlastenbeleid. Datgene wat nu aan de orde is
heeft alles te maken met woonlasten. Wij hebben in het kader van het woonlastenbeleid
gezegd dat wij een uiterste poging moeten doen om de woonlasten naar beneden te bren
gen. Ik constateer dat er thans sprake is van een verhoging van de woonlasten. Daarom
zeg ik nogmaals dat het nu voorgestelde haaks staat op het onlangs vastgestelde woonlas
tenbeleid. (De heer Van der Wal: Per saldo gaan de woonlasten met dit voorstel
600.000,omlaag. De wethouder heeft dat ook in de commissie aangegeven. Er is dus
geen sprake van een verhoging van de woonlasten maar van een verlaging.)
De heer Buurman: De heer Van der Wal heeft zijn tweede motie ingetrokken, maar als
ik hem was geweest had ik gewacht op een keiharde toezegging van de wethouder.
De heer Kessler (weth.): De tweede motie van PAL ligt in de lijn van de bedoelingen
van het college. Zodra zich de mogelijkheid voordoet zal de nu gekozen noodoplossing
worden teruggedraaid. In die zin wil ik de motie dan ook wel overnemen.
De heer Ybema blijft erbij dat zijn in eerste instantie genoemde vergelijking wel rele
vant is. Wij blijven daarover van mening verschillen. Het is natuurlijk waar dat in ons
voorstel de belastingen met 725.000,stijgen, terwijl dat in het voorstel van de heer
Ybema niet het geval is. Als zodanig komt zijn verhaal wat meer tegemoet aan het woon
lastenbeleid, maar dat is natuurlijk niet het enige waar wij in Leeuwarden mee hebben te
maken. Er is een x-aantal wensen die wij ook belangrijk vinden. Wij zijn van mening dat
een trendmatige verhoging van belastingen, zoals dat ook in het collegeprogramma staat,
redelijk is en ook doorgevoerd kan worden. Op het moment dat er belemmeringen optre
den doordat er iets wordt gedaan aan de limieten gaan wij twee dingen doen. In de eerste
plaats treffen wij de voorgestelde noodmaatregelen. In de tweede plaats gaan wij - dat
gebeurt ook heel serieus - via de VNG bepleiten dat de limieten worden verruimd. Als ik
het goed heb dan komt daarover binnenkort een wetsvoorstel aan de orde.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Ik breng in stemming motie I van PAL,
ingediend door de heer Van der Wal.
Motie I van de heren Van der Wal en Duijvendak wordt verworpen met 32 tegen 3
stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de PAL-fractie.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over het voorstel van het college.
De heer Ybema: Ik stem tegen het voorstel.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. met inachtneming
van de toezegging van de wethouder en met aantekening dat de heer Ybema wenst te
worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 3a (bijlage nr. 379).
De Voorzitter: Aan de orde is thans De bekostiging van het basisonderwijs.
De heer Krol: Aan de orde is het bekostigingsstelsel voor het basisonderwijs, het zo
genoemde Londo-stelsel. Onze fractie beoordeelt dit stelsel positief zowel wat betreft de
systematiek en de uitvoering als ook wat betreft de financiële uitkomst. Het nieuwe stelsel
beoogt zoveel mogelijk kostendekkend te zijn en is afgestemd op een sobere uitvoering
van het minimaal noodzakelijke. Voor de gemeente Leeuwarden levert het Londo-stelsel ten
opzichte van de oude stelsels een batig resultaat op van ruim 1,7 miljoen gulden. Reke
ning houdende met het gestelde in het beleidsplan 1986-1990, een meevaller van ruim één
miljoen gulden, en na aftrek van onder andere posten waarin de rijksvergoeding niet
voorziet, resteert een bedrag van 583.000,