28 De ontwikkelingen rond het hoger beroepsonderwijs (hbo) in onze stad zijn gunstig. De rond 12.000 hbo-studenten en de Leeuwarder pretenties als centrumfunctie maken een even wichtig cultureel voorzieningenniveau wenselijk; de heer Van der Wal is daar zojuist ook op ingegaan Evenzeer geldt dit voor de ontwikkeling van een toeristisch beleid. Juist de dagrecreatie is sterk groeiende. Uit onderzoek is gebleken dat de musea en monumenten hier een wezen lijke aantrekkingskracht in uitoefenen. Beide elementen zijn in onze stad in een ruime en hoogwaardige schakering aanwezig. In de notitie wordt opgemerkt dat binnen het stadsgewest gezorgd moet worden voor een goede infrastructuur op het gebied van het verkeer. Dit ondersteunen wij van harte. Of de aanleg van de noordtangent daarbij van essentieel belang is, is voor ons op dit moment twijfelachtig. Bovendien vergt die aanleg aanzienlijke investeringen die wellicht niet opge bracht kunnen worden en mogelijk niet in verhouding staan tot de gewenste effecten. Ik wil het hierbij laten. De heer Timmermans (weth.): Alle sprekers hebben eigenlijk aangegeven dat zij de notitie Stadsgewest Leeuwarden als uitgangspunt onderschrijven. De verschillende sprekers hebben daarbij overigens nogal wat kanttekeningen geplaatst, hoewel een aantal daarvan op dezelfde punten slaan. Algemeen wordt geconstateerd - dat is overigens ook gebeurd tijdens de discussie in de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting - dat de notitie wellicht wat ondui delijkheid kan bieden in de richting van de buurgemeenten. Ik heb dat onderschreven. De heer Terpstra heeft heel goed duidelijk gemaakt dat, als wij het hebben over de invulling van het stadsgewest, het dan niet gaat om een primair of uitsluitend Leeuwarder belang, maar dat het op zijn minst een regionaal en op onderdelen zelfs een Fries belang is. Ik her haal nogmaals mijn toezegging in de commissie dat wij de notitie zoals die voorligt zullen aan passen voor wat betreft het belang van de invulling ook voor de randgemeenten, want het gaat niet aan om een concurrentiepositie te suggereren. Daarover, maar ik kom daar straks in de richting van de heer Van der Wal nog wel op terug, mag in de notitie geen misverstand bestaan Wij zijn voornemens om in eerste instantie met de andere regiogemeenten hierover van gedachten te wisselen in de Commissie Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting van de Regio Friesland-Noord. Wij zullen het dan niet alleen hebben over de voorliggende notitie maar ook, zoals de heer Terpstra heeft geformuleerd, onze reactie toelichten met betrekking tot de notitie Ruimtelijke perspectieven omdat die toch een wat andere ontwikkelingskans voor Leeuwarden suggereert dan de Structuurschets Stedelijke Gebieden, waar het stads gewest een uitvloeisel van isdoetDe gemeenteraad en de provincie hebben daar al een standpunt over ingenomen. Het is van het grootste belang dat de regio ter zake van de reactie op de notitie Ruimtelijke perspectieven en in het verlengde daarvan, want deze zaken hangen heel nauw met elkaar samen, ter zake van het stadsgewest Leeuwarden in het over leg met de buurgemeenten tot invulling en gemeenschappelijke stellingname kan komen. Ik wil nogmaals wijzen op het feit dat de voorliggende notitie heel nadrukkelijk in nauw overleg met het provinciaal bestuur tot stand is gekomen. Immers, dat is ook al genoemd, de provincie heeft zelf de aanwijzing van Leeuwarden als stadsgewest nadrukkelijk onder schreven en ook bepleit in Den Haag. Wij vonden dan ook dat invulling in nauw overleg met de provincie plaats moest en moet plaatsvinden, niet alleen wat betreft het (voor)overleg maar ook wat betreft de uitvoering. Ik ben dan gekomen bij een tweetal punten, mijnheer de voorzitter, die van het grootste belang zijn. Het moet zo zijn dat de inhoud van deze notitie zijn vertaling vindt in het te wijzigen Streekplan. Gelet op het tot nu toe met de provincie gevoerde overleg hebben wij er ook het volste vertrouwen in dat dat zal gebeuren. Dat is de ene kant van de medaille. De andere kant is de concrete invulling als het gaat om projecten. Ik ben overigens vergeten te zeggen dat behalve de regiogemeenten ook de randgemeenten die grenzen aan Leeuwarden maar niet behoren tot de Regio Friesland-Noord bij deze zaak moeten worden betrokken. Wij vinden dat er een permanente overleggroep, werkgroep of hoe je het ook wilt noemen moet worden ingesteld, waarin naast het provinciaal bestuur en het gemeentebestuur van Leeuwarden ook de besturen van de overige regiogemeenten en randgemeenten zijn ver tegenwoordigd om heel concreet projecten tot stand te brengen die van belang zijn voor de invulling van het stadsgewest. De heer Ybema heeft in dit verband gesproken over een initiatief in Groningen waar op activiteitenniveau afspraken worden gemaakt tussen het gemeentebestuur van de stad Gro ningen en het provinciaal bestuur van Groningen in het kader van de vierde Nota Ruimte lijke Ordening. Het zal duidelijk zijn dat de vierde Nota Ruimtelijke Ordening een compilatie is van de discussies die tot nu toe hebben plaatsgevonden over de Structuurschets Stede lijke Gebieden en de notitie Ruimtelijke perspectieven. Daar wordt momenteel aan gewerkt. Het zal duidelijk zijn dat, als ik het heb over een overleggroep met de provincie, dat inhoudelijk wat ons betreft gelijk staat met het draagvlak van het activiteitenniveau in 29 Groningen. Ik vermoed dat de heer Ybema en ik het over dezelfde soort praktische invulling hebben. (De heer Ybema: Voor alle duidelijkheid nog het volgende, mijnheer de voorzitter. Volgens uitlatingen van de burgemeester van Groningen gaat het om een contact tussen zijn gemeente en het rijk om afspraken te maken op activiteitenniveau. Het gaat dus niet om een akkoord tussen de gemeente Groningen en de provincie Groningen. Ik wil deze suggestie graag aan het college voorleggen.) Ik kan die suggestie niet helemaal overzien, mijnheer de voorzitter. Ik denk niet dat het zo eenvoudig is om, als het gaat om bijvoorbeeld een vierde Nota Ruimtelijke Ordening - het gaat daarbij om macro-modellen -, dan heel concrete afspra ken te maken tussen het gemeentebestuur en het kabinet. Als wij het hebben over projecten en invullingen van het stadsgewest die met rijkssteun gerealiseerd moeten worden, dan lijkt het mij verstandiger om daarbij naast de gemeente Leeuwarden ook de andere regiogemeenten en randgemeenten en het provinciaal bestuur te betrekken. In die zin denk ik dat er, wat de suggestie van de heer Ybema betreft, inhoudelijk niet zoveel verschillen zullen bestaan. Verschillende sprekers zijn ingegaan op het stabiliseren van pendelstromen. Vanaf 1978 tot nu is de pendelstroom met 50% toegenomen en dat zal uiteindelijk tot een groot aantal pro blemen leiden. Onze wegen kunnen het verkeer niet meer verwerken. Ook anderszins is het draagvlak van de in Leeuwarden bestaande voorzieningen ter discussie gekomen, gelet op de bevolkingsontwikkeling van de gemeente. Het uitgangspunt moet zijn - ik denk dat dat ook volstrekt in de lijn is van de rijksnota's op grond waarvan het stadsgewest is gebaseerd - dat de toename van de suburbanisatie wordt tegengegaan. Wij hebben begrepen dat ook het provinciaal bestuur zich op dat standpunt stelt. De heer Buurman heeft nog gesproken over het verminderen van de verschillen in grond prijzen. In concurrentietechnisch opzicht is er een verschil te constateren in grondprijzen - ik doel dan op de koopwoningsector - tussen de randgemeenten en de gemeente Leeuwarden. Daarbij spelen twee aspecten. In de eerste plaats bepaalt de beschikbaarstelling van het aan tal contingenten in aanzienlijke mate de vraag of er gebouwd wordt. In de tweede plaats is het prijsverschil strijdig met de wens dat mensen die in Leeuwarden werken ook in Leeuwar den worden gehuisvest, zeker als het om nieuwe werkgelegenheid gaat. Wij zullen moeten na gaan of daar iets aan is te doen al dan niet aan de hand van een bijstelling van lokatiesubsi- dies, rijkssubsidies ten behoeve van een duurdere bouwplaats in grotere kernen en derge lijke. De heer Buurman heeft ook nog gewezen op de situatie rond het project de Potmarge. Er is inderdaad onduidelijkheid over ontstaan, maar wij hebben in dat verband voor zover mij bekend nog geen brief ontvangen. In samenspraak met de provincie is een afspraak ge maakt met de Directie Openluchtrecreatie om nog eens precies de problemen te analyseren. Het zal de raad duidelijk zijn dat het college op het standpunt blijft staan dat dit project moet worden uitgevoerd. Ik heb begrepen dat de provincie ook op dat standpunt staat. Wij komen hier binnenkort nog wel op terug. De heer Buurman heeft geconstateerd dat in de voorlopige notitie een groeipercentage van 0,32% wordt voorgestaan, terwijl dat percentage op dit moment 0,18% is. Hij heeft ge vraagd of hierbij rekening is gehouden met de ontwikkelingen bij de Aegon. Zo concreet is dat niet gebeurd. In de richting van de heer Van der Wal, die in de veronderstelling verkeert dat Leeu warden plotseling als natuurlijke aanwas een percentage van 0,32% moet hanteren, wil ik zeggen dat dat niet de bedoeling is. Wij hebben moeten constateren dat in de provincie de gemiddelde natuurlijke groei ongeveer 0,3% is en in Leeuwarden 0,18%. Daarnaast denken wij dat de bevolkingssamenstelling van Leeuwarden zich ten gevolge van een aantal ontwikke lingen in de afgelopen jaren zal wijzigen. De omvang van de natuurlijke aanwas gaat acheruit, waardoor de positie van Leeuwarden zich ten opzichte van de in demografisch opzicht beter groeiende randgemeenten in het nadeel zal ontwikkelen. Als wij op grond van de huidige cijfers de natuurlijke aanwas zijn gang zouden laten gaan, dan zal de positie van Leeuwarden ten opzichte van de randgemeenten verzwakken. Dat is in strijd met de invulling van het stadsgewest Daarom is gezegd dat de gemeente Leeuwarden niet zelf de natuurlijke aanwas moet realise ren, maar een cijfer even groot als de gemiddelde natuurlijke aanwas in Friesland zal moeten realiseren. Dat laatste kan in overwegende mate plaatsvinden door een zorgvuldige manier van toekennning van contingenten. Ik doel dan op de situatie waarin van migratie-overschot geen sprake meer ismaar hooguit sprake is van een nulgroei dan wel van een migratietekort Delen van de natuurlijke groei van andere gemeenten zullen dus in de centrumgemeenten van onze provincie terecht moeten komen. Niet alleen Leeuwarden, maar ook de andere centrum gemeenten zullen ten opzichte van de situatie zoals die nu in het Streekplan is aangegeven moeten worden versterkt. De randgemeenten zullen dus, gelet op hun natuurlijke groei, minder moeten bouwen. (De heer Van der Wal: Op zich is Leeuwarden qua stad niet zo uit zonderlijk met die 0,18% in vergelijking met andere steden in een landelijke omgeving. Ook daar lukt een hogere natuurlijke aanwas niet. Nu kan men wel zeggen dat dat zal moeten en dat er woningcontingenten moeten worden toegedeeld. Wij proberen al jaren meer woningcon-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 15