8
Met betrekking tot de motie van mevrouw Westra het volgende. Uit de woorden die ik in
eerste instantie heb gesproken hebt u kunnen opmaken dat wij niet zoveel voelen voor de
motie. Ik wilde echter eerst graag het antwoord van de wethouder afwachten. Dat antwoord
was van dien aard dat wij inderdaad geen behoefte hebben aan de motie van mevrouw Westra.
Op dit ogenblik lijkt het ons niet juist PEL doormiddel van deze motie meer financiële midde
len te verschaffen. Ik wil overigens in de richting van PEL waardering uiten voor de wijze
waarop de financiële verslaggeving is gepresenteerd. Vaak komt het voor dat het werk met
veel summierder gegevens moet worden gecontroleerd.
De heer Terpstra: In het verlengde van hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd en naar
aanleiding van het antwoord van het college zal het duidelijk zijn dat wij op zich geen behoef
te hebben aan de door PAL ingediende motie, te meer omdat wij zeker weten dat er ruimte is
in het programma van 1987 om in de activiteitensfeer zo nodig een aanvullend subsidie te ver
strekken
De heer Timmermans (weth.): De heer Stassen heeft nog eens het belang benadrukt dat
hij geeft aan de mogelijkheden die de gemeenteraad moet hebben met betrekking tot het stu
ren van de aanwending van subsidies aan bijvoorbeeld PEL. Ik begrijp dat idee wel. Aan de
andere kant is het zo - ik heb dat ook geprobeerd in eerste instantie naar voren te brengen -
dat wij met inachtneming van die globale percentages toch een zekere schroom hebben als het
gaat om het analyseren van wat een club met een bepaald subsidiebedrag gaat doen. Ik wil u
wijzen op de niet geringe lijst van activiteiten of van kostenposten die men naar voren brengt.
Ik constateer dat daarin naast structurele huisvestingskosten, telefoonkosten, verzekeringen
en dergelijke ook nogal wat activiteitenposten voorkomen. Het is niet zo dat het totale bedrag
aan structurele vaste lasten moet worden toegedeeld. Er zitten wel degelijk ook een aantal
activiteiten in. Het lijkt mij niet verstandig om, los van de ambtelijke capaciteit die er wel
licht niet voor beschikbaar is, precies te analyseren wat men in een volgend jaar moet doen.
Wij zullen zeker bij de beoordeling van eventuele activiteitenaanvragen buiten dit vaste be
drag nagaan wat op dat moment met de beschikbare subsidie heeft plaatsgevonden en of het
in dat kader gerechtvaardigd is om nog een specifieke afzonderlijke bijdrage aan een activi
teit te geven. Met andere woorden, het is duidelijk dat wat ons betreft de nadruk op de
activiteiten ligt, maar het lijkt mij niet verstandig om de begrotingen van deze verenigingen
tot zoveel cijfers achter de komma te bestuderen om te kijken of men wel precies voldoet aan
de verhouding zoals die naar voren wordt gebracht.
Dan mevrouw Westra. Ik heb in eerste instantie al aangegeven dat het college er niet van
overtuigd is dat men tekort komt. Wij hebben geconstateerd dat de subsidies vorig jaar al
aanzienlijk verhoogd zijn. Tevens is geconstateerd dat er in de afgelopen jaren wel degelijk
een groot aantal activiteiten heeft kunnen plaatsvinden. Er komt nu een verruiming van de
beschikbare middelen. Begrotingen kunnen nu eenmaal tot in het oneindige - dat geldt na
tuurlijk ook voor andere instanties - worden uitgebreid, waarmee ik niet wil zeggen dat deze
begroting door middel van die mechaniek is opgesteld. Wij zijn echter van mening dat met
deze f. 10.900,op voorhand goed kan worden gewerkt. Bovendien zullen wij wanneer er
concrete projecten zijn - zoals ik in eerste instantie ook al heb gezegd - bekijken of een en
ander uit de al gegeven middelen moet gebeuren dan wel of aanvullende middelen gerecht
vaardigd zijn.
Voor het overige lijkt het mij niet nodig nog te reageren op de woorden van de heren
Ybema, Bijkersma en Terpstra.
De Voorzitter: Ik breng thans in stemming de motie die door mevrouw Westra is ingediend.
De motie van mevrouw Westra en de heer Duijvendak wordt verworpen met 29 tegen 2
stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de PAL-fractie
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 12, 13 en 14 (bijlagen nrs. 78, 77 en 75).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 15 (bijlage nr. 79).
De Voorzitter: Aan de orde is de subsidiëring in 1987 van het Krisis Interventie Centrum
(KRIC)
9
De heer Van Olffen: Een deel van dit voorstel is al uitgebreid in de Commissie voor Wel-
zijnsaangelegenheden aan de orde geweest. Nieuw is het onder punt 4.4 genoemde voorstel
Onkostenvergoeding vrijwilligers. Ik wil mij dan ook beperken tot dit onderdeel.
Er is de laatste tijd veel te doen geweest rond het KRIC. De problemen ontstonden vorig
jaar in de zomer, toen er onvoldoende vrijwilligers waren om het KRIC draaiende te houden.
Sluiting van het KRIC was het gevolg. Daarmee verloor Leeuwarden, zij het gelukkig tijde
lijk, een belangrijke sociale voorziening, die geheel werd en wordt gedragen door vrijwilligers.
Gezien de aard van de voorziening op zich een opvallend iets. Een van mijn fractiegenoten
heeft eens in een commissievergadering gezegd dat Leeuwarden met het KRIC eigenlijk voor
een dubbeltje op de eerste rang zit. Daarin heeft hij mijns inziens volkomen gelijk. Tijdens
de periode dat het KRIC gesloten was heeft ook het college aangedrongen op een snelle her
opening. Ondanks een uitgebreide wervingscampagne slaagde het KRIC er niet in om voldoen
de vrijwilligers te werven die woonachtig zijn in Leeuwarden. Heropening bleek alleen moge
lijk met hulp van buitenaf, waarmee ik bedoel vrijwilligers woonachtig buiten de gemeente
Leeuwarden. Dat bracht extra kosten in de vorm van reiskosten met zich mee. Het betreft
vrijwilligers die zelf vaak afhankelijk zijn van een uitkering en deze kosten zijn eigenlijk door
hen niet te dragen. Vandaar dus het verzoek voor een tegemoetkoming in die reiskosten. Wij
zijn het eens met het gestelde op bladzijde 3 van de raadsbrief dat een plaatselijk werkend
initiatief in principe in staat moet zijn activiteiten te ontplooien met vrijwilligers uit de eigen
gemeente. Wij erkennen echter ook de uitzonderlijke situatie waarin het KRIC zich bevindt.
Gezien het eenmalige karakter van het voorstel kunnen wij hiermee instemmen. Ik vind echter
dat er nooit een structurele regeling mag ontstaan. Ik vraag mij wel af of dit voorstel ook
een precedentwerking naar andere instellingen kan hebben. Ik zou hierover graag de mening-
van het college willen horen.
Tot slot wil ik graag weten wat het college bedoelt met het onder punt 2 op bladzijde 1
gestelde, waarin het zich uitspreekt over het aantal vrijwilligers. B. en w. zijn van mening
dat het aantal vrijwilligers aan het eind van het jaar minimaal 20 moet zijn. Wordt hieraan een
mogelijk voortbestaan van het KRIC verbonden als blijkt dat dit aantal aan het eind van het
jaar niet is gehaald? Ik zou hierop graag een toelichting willen hebben.
De hear Bilker: Oer dit ütstel op it foarste plak üs wurdearring foar de aktiviteiten fan
it KRIC en foaral foar de frijwilligers dy't ommers in stikje soarch op harren skouders nimme
foar minsken dy't wolris tusken wal en skip reitsje. Dêr is moed foar nedichDe oerheid kin
net al dizze taken op har nimme, mar sil dan wol yn it bysünder omtinken jaan moatte oan it
skeppen fan betingsten om it frijwilligerswurk sünder al te folie swierrichheden goed ferrinne
te litten. Sjoen dy opstelling kent üs fraksje grutte betsjutting oan it KRIC ta en stelle wy
üs achter de ütstellen sa't dy omskreaun binne yn it beslüt.
Oer beslüt b, de reiskosten fan de meiwurkers fan buten Ljouwert, hawwe wy yn de
kommisje sein dat wy skoan begripe dat dit in presidintwurking hawwe kin. Wy binne lykwols
wol fan betinken dat der wat barre moat. KRIC sit wer yn in opboufase nei in tiid dat it slet
ten wie, om't de problemen fan drugsferslaafden harren wat boppe de holle stiigden. It wie
wol düdlik dat dat net by it eigenlike wurk paste. Lokkich is dêr in bettere oplossing foar kommen
en kin de ynstelling wer iepen en wurkje oan har oarspronklike doel. Yn dizze fase is it fan
belang dat dizze ynstelling stal kriget. It ütstel fan it kolleezje sa't dat der no ütsjocht, nei de
diskusje yn de kommisje, liket üs dan ek gaadlik ta. KRIC kriget no wat mear grün ünder de
fuotten om meiwurkers oan te lüken üt de eigen gemeente. Dat is ek fierwei it béste. Lykwols
is üs üt it beliedsplan dat dizze ynstelling opsteld hat noch net botte düdlik hoe't ien en oar
yn it fet getten wurde moat. Mei oare wurden, der sil no meikoarten in beleid oanjün wurde
moatte hoe't men tinkt meiwurkers oan te lüken. Mei sa üt en troch in oprop yn de krante
komt men net fier.
In oar punt üt it beliedsplan is de organisaasjestruktuerIt liket üs foar it fuortbestean
fan dizze weardefolle frijwilligersorganisaasje fan essinsjele betsjutting dat de ferienings-
struktuer breder fan opset wurdt en him net allinnich beheind ta de meiwurkers seis dy't
dan lid binne fan de feriening. It liket üs better dat de feriening in wat iepener karakter
krijt. De plannen foar in strukturele opset binne wol aardichmar mei sa'n 11 oant 20 mei
wurkers kin de slachfeardigens noch net bot feroarje, al bart it noch sa mei de béste bedoe-
lings. Dêrom sil der neffens üs in bestjoer komme moatte dat ek foar in part bestiet üt leden
buten de meiwurkers seis, al soe it allinnich mar wé ze om de kontinui'teit en de kontakten nei
buten ta en fanwege de swierte fan de eigenlike taken fan de meiwurkers. Miskien kin dat
meinommen wurde yn de kontakten mei it Begeliedingsorgaan Fryslan (BOF) en yn de evalu-
aasje oer de fersterking fan it management dêr't de riedsbrief oer skriuwt. De gemeente hat
der ommers alle foardiel by dat dizze ynstelling organisatoarysksawol wat de helpferliening
as de finansjes oangiet, goed draait. Ferline jier fertilde it KRIC him oan syn taken. Dat
driget no hast wer. It KRIC mei net in "panacee" fan alle kwalen wurde, tinkt üs. Ik neam
hjirby it groepke politike flechtelingen en de twadde generaasje bütenlannersDat fereasket
ek wer in eigen oanpak, dêr't dizze frijwilligers net op berekkene binne. Boppedat is it wer