22 Punt 29 (bijlage nr. 149). De Voorzitter: Dit punt luidt: Gemeentelijke medewerking bij de (ver)bouw en uit breiding van een aantal clubaccommodaties. De heer Duijvendak: Bij dit punt gaat het om de gemeentelijke medewerking bij de (ver)bouw en uitbreiding van een aantal clubaccommodaties. Wij zijn het met alle voorstel len eens, behalve met het voorstel dat betrekking heeft op de Brass-band Soli Deo Glo ria. Ik wil niet inhoudelijk ingaan op de vraag in hoeverre Soli Deo Gloria wel of niet in aanmerking moet komen voor een gemeentelijke bijdrage. Wij zijn echter niet tevreden over de procedure die doorlopen is en willen het college op dit moment verzoeken dit voorstel terug te nemen. Het is zo dat wij, en dat zal ook voor de andere fracties gel den, een brief van Soli Deo Gloria hebben gekregen waaruit blijkt dat zij niet op de hoogte was van de behandeling in de commissie, dat zij daar graag had ingesproken en dat het laatste contact met ons over deze kwestie volgens haar in juni is geweest. Uit de stukken van Soli Deo Gloria blijkt andere informatie dan uit de stukken van b. en w. Het wordt dan als raadslid moeilijk om een eindoordeel te vellen. Ik wil mij er nu niet inhou delijk over uit laten en wil de wethouder dringend verzoeken dit onderdeel van het voor stel terug te nemen. De heer Stassen: Ik ben het eens met de opmerkingen van de heer Duijvendak. Onze fractie wil de zaak echter niet zo zwaar aanscherpen dat de procedure gefaald zou heb ben. Maar hoe dan ook, de Brass-band Soli Deo Gloria is wat te weinig in de gelegenheid gesteld om in de richting van de gemeente duidelijk te maken dat er voor wat betreft het door de vereniging bij te dragen een/derde aandeel in de investeringskosten wellicht reë le mogelijkheden zijn. Door de brass-band is mij dat onlangs telefonisch verzekerd en iets dergelijks valt ook op te maken uit haar brief van 24 maart. Kortom, het lijkt de CDA- fractie op dit moment niet verstandig om een oordeel over het subsidieverzoek van Soli Deo Gloria te geven, omdat er geen voldoende afweging kan worden gemaakt. Met de heer Duijvendak zijn wij van mening dat deze zaak verdaagd moet worden naar een volgende raadsvergadering. In de tussentijd zal er uiteraard een gesprek moeten plaatsvinden tus sen Soli Deo Gloria en de gemeente, waarin de brass-band de gelegenheid krijgt om ge noegzaam aan te tonen of er nu wel of geen aanleiding voor subsidieverlening bestaat. Tot zo lang moet de gevraagde subsidie dan ook gereserveerd worden. De heer IJestra: Naar aanleiding van de brief van de Brass-band Soli Deo Gloria is ook mijn fractie van oordeel dat het voorstel van het college met betrekking tot deze brass-band op dit moment terug genomen moet worden. De heer Buurman: Ik ondersteun het betoog van de heer Duijvendak om de zaak van de Brass-band Soli Deo Gloria uit te stellen. Mocht dat in verband met de toedeling van andere subsidies niet mogelijk zijn, dan moet het gehele voorstel terug genomen worden. De heer Ybema: Ook ik sluit mij graag aan bij het procedure-voorstel van de heer Duijvendak. De heer Van Olffen: Wij willen dit voorstel ook graag ondersteunen. De heer Heere (weth.): Ik neem aan dat de heer Van Olffen bedoelt dat hij het voor stel van de heer Duijvendak steunt. In het geval hij zou hebben bedoeld dat hij het voorstel van het college steunt zou ik nog zijn gaan twijfelen. Ik neem dus aan dat hij het met de vorige sprekers eens is. (De heer Van Olffen: Ja.) Het college heeft dan geen keus en zal het voorstel in een later stadium opnieuw ter tafel brengen. De heer Van Olffen: Het college is soms abstract en dat wil ik ook wel eens zijn, mijnheer de voorzitter. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Het voorstel van b. en w. met betrekking tot de Brass-band Soli Deo Gloria wordt geacht geen deel uit te maken van de besluitvor ming. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. met aantekening dat het voorstel met betrekking tot de Brass-band Soli Deo Gloria geacht wordt geen deel uit te maken van de besluitvorming. De heer E.M. Janssen: Mijnheer de voorzitter, heb ik goed begrepen dat alle andere voorstellen nu wel zijn gehonoreerd? De heer Stassen heeft gezegd dat het geld voor Soli 23 Deo Gloria gereserveerd moet worden. Er valt natuurlijk niets te reserveren, want b. en w. stellen voor het verzoek af te wijzen. Ik weet niet wat daar precies mee wordt be doeld. Overigens begrijp ik persoonlijk niet goed wat er fout is gegaan met de procedu re. Volgens mij is er een volkomen correcte procedure gehanteerd, maar de rest van de raad schijnt daar een andere mening over te hebben. Ik zou graag willen weten wat er nu precies besloten is. De heer Heere (weth.): Ook met de opmerking van de heer Janssen dat er volgens hem wel een correcte procedure is gevolgd ben ik het eens. Maar de raad, althans de heer Duijvendak heeft gezegd dat dat niet zo is. Gevraagd is om de behandeling van het subsidieverzoek van Soli Deo Gloria in een volgende raadsvergadering opnieuw plaats te laten vinden. Of dat zal leiden tot een ander voorstel van het college weet ik niet, dat moet nog blijken. In ieder geval is van reserveren op dit moment geen sprake. De Voorzitter: Het is u duidelijk? (De heer E.M. Janssen: Ja.) Punt 30 (bijlage nr. 155). De Voorzitter: Dit punt luidt: Deelnota Onderwijs-Emancipatie met bijbehorende nade re standpuntbepaling. Mevrouw Van der Kloet: Allereerst wil ik namens mijn fractie waardering uitspreken voor de voor ons liggende deelnota Onderwijs-Emancipatie. De nota heeft een gedegen op zet. De inhoud kunnen wij grotendeels onderschrijven. Wat die opzet betreft het volgen de. Misschien is het in de toekomst niet meer haalbaar om bij alle nota's analyses van achtergronden en dergelijke zaken op te nemen. Bij de behandeling in de commissie van deze deelnota bleek in ieder geval duidelijk dat zoiets voor een aantal raadsleden soms heel noodzakelijk kan zijn. Ik kom daar aan het eind van mijn verhaal nog wel even op terug. Over de inhoud van de nota wil ik het volgende opmerken. Terecht volgens ons con stateert het college dat de ruimte voor het voeren van eigen beleid beperkt is. Daarom óók is het terecht dat in de nota wordt ingegaan op het landelijk emancipatiebeleid. Of het ook terecht is dat het college veronderstelt dat de regering haar belofte tot intensi vering van het emancipatiebeleid waar zal maken, waag ik te betwijfelen. Het was immers tot nu toe al moeilijk genoeg papieren emancipatiebeleid financieel vertaald te krijgen en om te zetten in concreet beleid. Nu duidelijk is dat zelfs dat papieren beleid in de vorm van een vierde nota Onderwijs-Emancipatie uitblijft, vrees ik het ergste. Het college spreekt in de nota ook uit dat de hernieuwde doelstelling van gemeentelijk emancipatiebeleid en de ontwikkeling naar een verdergaande individualisering consequen ties hebben voor het te voeren onderwijsbeleid. Op zich zelf een juiste constatering. Een minderheid in mijn fractie vindt het jammer dat daarbij niet expliciet het doorbreken van de norm van heteroseksualiteit wordt genoemd, maar is het overigens met de meerderheid eens dat dat uitgangspunt wel impliciet verwerkt is. Maar zoals ik al zei, consequenties zijn er wel degelijk voor het te voeren onderwijsbeleid. Als vanaf 1990 iedereen in zijn of haar eigen onderhoud moet kunnen voorzien, zullen wij ook iedereen - jongens en meisjes - met zo'n toekomstperspectief moeten confronteren. Het onderwijs vervult daarbij een belangrijke rol. Wat de PvdA betreft is het dan inder daad noodzakelijk dat een school actief positie kiest, wat nog niet betekent dat iedereen dan vervolgens gedwongen gelijk moet zijn. Kiezen voor pluriformiteit - ik heb dat in de commissie ook al gezegd - betekent dat iedereen een individuele keus kan maken voor de inrichting van zijn of haar bestaan. En dat heeft niets te maken met gedwongen worden om gelijk te zijn. Bovendien - en ook dat heb ik al een aantal keren eerder gezegd - is er ook nu geen sprake van een vrije keus. Tekst en cijfers van hoofdstuk IV van de deelnota spreken wat dat betreft helaas nog steeds voor zich zelf. Door verschillende so- cialisaties en door de verschillende toekomstperspectieven die wij jongens en meisjes bie den is er nog steeds geen sprake van een echte vrije keus. De socialisatie speelt niet alleen een rol bij de leerlingen zelf. Ook de houding van leerkrachten wordt mede door hun eigen socialisatie bepaald. Ook op die manier wordt een echte vrije keus belemmerd en wordt soms bestaande ongelijkheid in stand gehouden. Daarom zijn wij met het college van mening dat handhaving van het verplichtende karak ter van een studiedag over onderwijsemancipatie, ondanks enige weerstand die uit reac ties blijkt, toch te rechtvaardigen is. Zo'n studiedag kan een goede bijdrage leveren aan bijvoorbeeld de bewustwording van eigen verwachtingspatronen en kan daardoor ook be staande weerstanden doorbreken. Daarnaast moeten natuurlijk ook opleidingen en onder wijsondersteunende instellingen aandacht besteden aan emancipatorische aspecten. Terecht denk ik is dat opgemerkt in een aantal reacties bij dit punt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 12