30 Ik ben het met mevrouw Westra eens dat de uitvoering voortvarend ter hand genomen zal moeten worden. Daarbij wil ik overigens wel de kanttekening plaatsen dat dat afhan kelijk is van de mogelijkheden die de afdeling Onderwijs heeft - die zijn begrensd - en van de mate en het tempo waarin het onderwijsveld in staat en bereid is om mee te wer ken aan de uitvoering van dit beleid. Bij emancipatiebeleid is het zo dat je dat volgens mij nooit van boven af kunt droppen maar dat tijd nodig is om mensen mee te nemen in een proces, wat niet betekent dat je af en toe niet wat druk op de ketel mag zetten zoals bijvoorbeeld bij zo'n verplichte studiedag. Ik ben dacht ik genoeg ingegaan op het criterium voldoende geschiktheid. Mevrouw Westra heeft ook nog gevraagd naar de wijze van uitvoering en heeft het Amsterdamse model genoemd. Ik heb begrepen dat het Amsterdamse model er vanuit gaat dat in eerste instantie alleen vrouwen worden uitgenodigd om te solliciteren op basis van van te voren geformuleerde functie-eisen. In de commissie heb ik gezegd dat wij met een procedure zullen komen over de uitwerking van het principe van voldoende geschiktheid. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij in een aantal gevallen, zoals overigens ook in de nota werving en selectie is gezegd, ertoe over zullen gaan om alleen vrouwen uit te nodi gen. In die gevallen waarin wij bijvoorbeeld veronderstellen dat er voldoende vrouwelijke sollicitanten zullen zijn, kan ik mij heel goed voorstellen dat wij ons in een eerste ronde beperken tot het alleen uitnodigen van vrouwen. Ik heb in de commissie toegezegd dat wij met een procedure rond dit hele benoemingenbeleid zullen komen en dat wij die ook aan de commissie zullen voorleggen. Ik zou dus willen voorstellen om daar nu niet uitvoe- rig op in te gaan, maar pas op het moment dat wij de zaak nader aan de commissie voor leggen. Tot slot heeft mevrouw Westra nog een vraag gesteld over de norm van de heterosek sualiteit. Daarvan zegt zij dat dat verwezen is naar het homobeleid. Ik ben dat niet hele maal met haar eens. Wat verwezen is naar de homonota is het specifieke beleid met be trekking tot lesbische meisjes. De norm van heteroseksualiteit is volgens mij toch wel wat breder dan alleen de aandacht voor lesbische meisjes binnen het onderwijs. Mevrouw Wes tra heeft daar een concrete vraag over gesteld. Ik denk dat die het beste door wethou der Kessler beantwoord kan worden. De heer Kessler (weth.): Er zou sprake zijn van een activiteitenplan wat betreft het homobeleid. Daarmee wordt bedoeld de lijst van maatregelen die wij aan het eind van de homonota concreet hebben vastgesteld. De maatregelen dienen als basis voor een werk groep om die verder tot uitvoering te brengen. Gevraagd is om de toezegging dat daar over in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden nog eens gerapporteerd kan wor den. Ik ben bereid in die zin een toezegging te doen dat wij daar in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden eens over kunnen praten. Mevrouw Van der Kloet: Mevrouw Vlietstra is ingegaan op wat ik gezegd heb over de norm van heteroseksualiteit. In eerste instantie heb ik gezegd dat ook een minderheid in mijn fractie akkoord gaat met de invulling zoals de meerderheid die daaraan geeft en wel dat het doorbreken van de norm van heteroseksualiteit impliciet wel degelijk aanwezig is in de nota. Mevrouw Vlietstra heeft aangegeven waar dat dan eventueel in de nota ver meld staat. Ik zou ook nog willen reageren op een aantal andere sprekers. Ik was een beetje verbaasd over de opmerking van de heer Sijbesma dat er in de raad al besluiten zijn ge nomen over het criterium van voldoende geschiktheid. Volgens mij klopt dat niet helemaal, maar ik begrijp in ieder geval dat dat criterium straks ook bij de nota werving en selec tie wat het CDA betreft geen enkel probleem meer oplevert. Dat is altijd mooi meegeno men. Op de opmerking van de heer IJestra dat wij moeten oppassen voor teveel druk is de wethouder al ingegaan. Ik vind dat hij die opmerking maar beter op het bord kan leggen van zijn partijgenoten in het kabinet die dat dan misschien kunnen doorgeven aan hun CDA-collega's. Misschien kan er dan van die kant gezorgd worden voor wat minder druk in het onderwijs. De heer Buurman heeft het gehad over wederzijdse afhankelijkheid. Ik kan het na tuurlijk nooit meer zo mooi herhalen als hij het gezegd heeft. In ieder geval heb ik er uit begrepen dat wederzijdse afhankelijkheid een groot goed is. Volgens mij zijn emotionele afhankelijkheid en economische afhankelijkheid twee heel verschillende dingen. Voor emo tionele afhankelijkheid kan iedereen zelf kiezen. Economische afhankelijkheid wordt ons in ons huidige systeem opgedrongen; daar hebben wij geen behoefte aan en daar willen wij graag verandering in aanbrengen. Tot slot wil ik nog iets zeggen over het zorgvuldig omgaan met de weerstanden die er toch kennelijk nog zijn wat dit beleid betreft. Ik denk dat hetgeen in de nota staat in hoofdstuk zes, namelijk dat onderwijs-emancipatiebeleid gefaseerd ingevoerd zal moeten 31 worden met gebruikmaking van een aantal scholen met een soort voortrekkersfunctie, vol doende garantie is voor een inderdaad zorgvuldig omgaan met de weerstanden die er na tuurlijk nog zijn. De heer Buurman: In de commissievergadering ben ik twee maal uitvoerig op deze no ta ingegaan. In deze raadsvergadering heb ik weer heel andere punten aangevoerd maar uiteraard met dezelfde achtergrond. Ik wil een enkele opmerking maken over wat wethouder Vlietstra heeft gezegd over het individu, de individualisering als zodanig. Welnu, ik zie dat als een volkomen socia listisch element en dat komt ook heel duidelijk in de voorliggende nota tot uitdrukking. Een en ander wijkt ook volledig af van het christelijk denken over gezamenlijke verant woordelijkheid. De individualiseringsgedachte die uit deze nota spreekt wordt door ons beschouwd als schadelijk voor onze samenleving. Overigens is er niet zoveel commentaar geleverd op wat door mij naar voren is ge bracht. Het is dan wel moeilijk om weer te reageren. Ik wil nog wel iets zeggen over datgene wat mevrouw Van der Kloet naar voren bracht over de emotionele afhankelijkheid in verhouding tot de financieel-economische af hankelijkheid. De gedachte dat alleen de financieel-economische zelfstandigheid de positie van de vrouw zou kunnen verbeteren is in de historische zin van het woord materialis tisch en marxistisch. Mefrou Westra: It antwurd fan wethalder Vlietstra jout my gjin oanlieding foar noch safolle reaksjes. It is moai dat wy yn de kommisje noch prate sille oer de proseduere oangeande de werving en seleksje. Ik begryp dat de nota werving en seleksje dêrby ek de basis wêze sil, dus dat wat yn dy nota stiet ek fan tapassing is op it ünderwiis. Ik haw oangeande de doelstelling „trochbrekken fan de noarm fan heteroseksualiteit" eat sein oer it aktiviteiteplan foar it homobelied. De wethalder reagearret dêrop dat dy noarm folie breder is. Wy fine dat ek en dat hat yn de diskusje ek hieltyd üs punt west. Allinne op side njoggen wurdt yn de reaksje dêrop neat oars sein dan dat dêroer in akti viteiteplan homobelied is. It kin dus einliks net op üs ófskood wurde dat wy it no sa be- heind oanpakke soene. Dan noch in pear reaksjes op itjinge oare fraksjes sein hawwe. De hear IJestra hat in wol opmerklike ütspraak dien oer hokker werving- en seleksjebelied de VVD foarstiet, nammentlik dat by foldwaande geskiktens de béste kandidaat oannommen wurde moat en dat froulju dêrby gelike kansen hawwe moatte. Dat binne likernóch trije benaderings troch inoar, nammentlik dy fan de béste kandidaat, dy fan froulju gelike kansen en dy fan foldwaande geskiktens. Ik freegje my óf oft de VVD einliks wol begrepen hat wat dit aspekt fan it personielsbelied ynhaldt. It liket my wol fan belang om de VVD dêr nochris op te wizen, omdat hja nammentlik oangeande etnyske groepen itselde ütgongspunt ünder- skreaun hat. Mar wat hat de VVD dan einliks krekt underskreaun? It liket my dus wol fan belang dat de VVD nochris neigiet wat dit belied no krekt ynhaldt. De hear Buurman hat ek noch eat sein dêr't ik wol in reaksje op jaan wol. It is wol düdlik dat wy in hiel ferskillende benadering hawwe fan it emansipaasjebelied. Dêroer sil ik net in ferhaal halde. De hear Buurman hat lykwols ek sein dat benammen foar bern üt etnyske groepen der in grutte diskrepansje is tusken wat hja thus oan tinkbylden mei- krije en wat yn it ünderwiis oan harren foarlein wurdt wannear't dizze nota ütfierd wurdt. Hy hat ien en oar sein yn in betooch om yn it ünderwiis bern perfoarst gjin emansipaasje op te dringen. Ik begryp net wêrom dy diskrepansje net oankaarte en be- sprekber makke wurde mei mei bern. Dy diskrepansje is yn üs maatskippij fansels folie algemiener oanwêzich. En it liket my krekt ta dat it besprekber meitsjen fan wat der yn de maatskippij sa al oan libbenswizenensafuorthinne is, ien fan de dingen is dy't yn it ünderwiis barre moat. (De heer Buurman: Het punt is of de overheid de ouders dan moet gaan dwingen om deze veranderingen door te voeren. Daar gaat het om.) Ik sjoch net hoe't men alders fia it ünderwiis twinge kin. Ik bin yn de nota ek gjin inkelde maatregel tsjinkommen dy't dat ymplisearret. (De heer Buurman: De nota barst van het dwangmati ge!) Dat hat jo stelling hieltyd west, mynhear Buurman, en dêr hawwe jo ek wol replyk op krigen. De heer IJestra: Ik heb behoefte om een reactie te geven op hetgeen mevrouw Westra uit het verband trekt. Het gaat ons om kwaliteit in het onderwijs en daar heb je gewoon de beste kandidaat voor nodig. (De heer Duijvendak: Dus zelfs niet bij gelijke geschikt heid voorrang voor een vrouw?) Het is duidelijk, dacht ik. (Mefrou Westra: It is hielen dal net düdlik. De VVD moat dan düdlik ófstan nimme fan dit ütstel yn de nota.) De heer Sijbesma: Ik wil een reactie geven in de richting van mevrouw Van der Kloet. Zij heeft gelijk met haar correctie in mijn richting. Ik heb de discussie daarover

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 16