32
wel gevoerd, maar dat was bij de onderhandelingen over de collegevorming. Een en ander
is ook opgenomen in het collegeprogramma. De discussie in de raad moet nog worden ge
voerd.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik kan kort zijn, want de meeste raadsleden hebben op
eikaars opmerkingen gereageerd en niet op wat ik namens het college heb gezegd.
De heer Buurman heeft als enige spreker nog een opmerking in mijn richting ge
maakt. Hij constateert dat individualisering een socialistisch element is en dat dat afwijkt
van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ik ben dat niet met hem eens. Individualisering
mag dan een socialistisch element zijn, verantwoordelijkheid voor elkaar is ook een socia
listisch element. De heer Buurman doet een beetje alsof individualisering gelijk staat met
egoïsme en daar heb ik toch wel heel veel bezwaar tegen. Ik denk zelfs dat het zo is dat
vrije onafhankelijke mensen beter in staat zijn om te kiezen voor verantwoordelijkheid dan
mensen die afhankelijk zijn en die die verantwoordelijkheid vaak opgelegd krijgen. Met
name bij vrouwen is het dan zo dat het ook meestal nog een verantwoordelijkheid is voor
een bepaald deel van ons maatschappelijk welzijn.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van
de toezegging van wethouder Kessler en met aantekening dat de heer Buurman wenst te
worden geacht tegen te hebben gestemd.
De heer Van der Wal heeft inmiddels de vergadering verlaten.
Punt 31 (bijlage nr. 153).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Reactie op de Nota Eten in het Klimrek, een onderzoek
naar de tussenschoolse opvang in Leeuwarden. Hierop heeft betrekking de op uw tafels
neergelegde brief van de Stichting Kinderopvang Leeuwarden. Deze brief kan mee in de
beschouwingen worden betrokken.
De heer Krol: Vorig jaar is de nota Eten in het Klimrek verschenen die is uitge
bracht door de Begeleidingscommissie tussenschoolse opvang. Deze nota geeft een weinig
rooskleurig beeld van de tussenschoolse opvang. Duidelijke vraagtekens worden daarin
gezet bij de continuïteit en de kwaliteit van de opvang. Een en ander is het gevolg van
het feit dat enkele jaren geleden Kamerbreed een wet is aangenomen waardoor besturen
van scholen, dus ook het gemeentebestuur, verplicht werden accommodaties beschikbaar
te stellen ten behoeve van tussenschoolse opvang. Ouders van leerlingen die hiervan ge
bruik wensten te maken zouden dan zelf voor de organisatie en de opvang moeten zorgen.
Al spoedig bleken er twee knelpunten. 1. De ouders konden en kunnen zelf niet voor de
opvang zorgen omdat zij veelal zelf werken. 2. Doordat het financieel niet haalbaar was
betaalde krachten in te schakelen werd noodgedwongen gebruik gemaakt van vrijwilligers.
Ondanks de grote inzet van voornoemde vrijwilligers - en ook dat mag best eens gezegd
worden - is dat toch geen gelukkige oplossing en dan met name voor wat betreft de con
tinuïteit en de daaruit voortvloeiende kwaliteit van de opvang.
Dat alles overziende, mijnheer de voorzitter, zijn er wellicht twee structurele oplos
singen mogelijk. In de eerste plaats tussenschoolse opvang als basisvoorziening. Een
voorziening die in principe op elke basisschool aanwezig is en werkend met betaalde
krachten. De organisatie hiervan zou per school of, wanneer samenwerking op dit punt
tussen openbaar en bijzonder onderwijs mogelijk is, per wijk kunnen worden geregeld. In
de tweede plaats het invoeren van een continuroosterHieronder zou je dan moeten ver
staan een aaneensluitende schooltijd per dag met een korte pauze als onderdeel van het
pedagogisch-didactisch handelen.
De CD A-fractie kiest vooralsnog voor de eerste oplossing, namelijk tussenschoolse op
vang als basisvoorziening, hoewel wij beseffen dat realisering voorlopig niet haalbaar is
vanwege de ontoereikende financiële middelen. Ondertussen wachten wij met belangstelling
het binnenkort van start gaande experiment continurooster af. Dit experiment, wellicht is
het beter te spreken van een project continurooster omdat men naar mijn gevoel niet mag
experimenteren met kinderen, zou in ieder geval aandacht moeten besteden aan de navol
gende aspecten. 1. Het aspect van de vrouwenemancipatie hierin. 2. Het onderwijskundig
aspect. 3. Het aspect - naar mijn gevoel niet het minst belangrijke - van het belang van
de leerling als zodanig. Tevens zal in het project of het experiment moeten worden be
trokken de vraag hoe de naschoolse opvang geregeld wordt en wat de financiële conse
quenties zijn van een en ander.
Nu de twee structurele oplossingen voorlopig niet haalbaar zijn en de tussenoplossing
van de Begeleidingscommissie tussenschoolse opvang ook niet financieel haalbaar is, wordt
voorgesteld een stedelijk coördinatiepunt in het leven te roepen waarbij de financiële on
derbouwing voor vier maanden is geregeld. Hoewel nu nog niet te overzien valt wat er na
één januari 1988 zal gaan gebeuren, denkt de CDA-fractie toch dat het niet onverstandig
zou zijn om per één september van start te gaan met dit coördinatiepunt. Als voornaamste
taken voor die vier maanden zien wij dan het voorbereiden van een werkgelegenheidspro
ject, het ontwerpen van een ouderbijdrage naar draagkracht - wij zijn namelijk van me
ning dat de ouderbijdrage meer geld zou kunnen opbrengen dan tot nu toe gebeurt - en
het ontwikkelen van een methode om vrijwilligers te werven. Het coördinatiepunt zal naar
ons gevoel onder verantwoordelijkheid van een begeleidingscommissie moeten vallen die
bestaat uit vertegenwoordigers van de Stichting Kinderopvang en van zowel het bijzonder
als het openbaar onderwijs.
Samenvattend. Wat de structurele oplossing betreft gaat onze voorkeur uit naar de
basisvoorziening. Het project continurooster zal nadrukkelijk aandacht moeten besteden
aan de drie aspecten die ik eerder heb genoemd. Het voorgestelde coördinatiepunt zal ge
durende de eerste vier maanden in ieder geval aandacht moeten besteden aan een ouder
bijdrage naar draagkracht. De begeleidingscommissie zal moeten bestaan uit vertegenwoor
digers van de instanties zoals reeds genoemd.
De CDA-fractie gaat akkoord met de financiering gedurende de periode september-ja-
nuari. Het coördinatiepunt mag wat ons betreft wel ondergebracht worden bij de Stichting
Kinderopvang. Wij zouden gezien de reactie van de Stichting Kinderopvang ook met een
andere oplossing kunnen leven.
Tot slot. Wellicht is het mogelijk om ook het Jeugdwerkgarantieplan bij een en ander
te betrekken.
De heer Herrema: De nota Eten in het Klimrek van de Begeleidingscommissie tussen
schoolse opvang geeft een helder inzicht in de knelpunten van die opvang. Tussenschool
se opvang is nog steeds voor 90% een zaak van vrijwilligers en dan vooral van vrouwelij
ke vrijwilligers. Mannen voelen zich blijkbaar helaas nog maar in beperkte mate verant
woordelijk voor de tussenschoolse opvang. Het is vanavond al eerder gememoreerd, maar
emancipatie is een lange weg. Die weg moeten wij echter wel gaan. Ondanks de helder
heid van de knelpunten is het zicht op de oplossing een stuk minder helder en dan voor
al wat de structurele oplossing betreft. De begeleidingscommissie heft terecht een verwij
tende vinger naar het rijk: wel een overblijfartikel aanhalen in de wet, maar niet de
randvoorwaarden daar voor creëren. Ik heb de CDA-leus Niet bij brood alleen, altijd an
ders begrepen. De gemeente heeft in deze in ieder geval wel haar verantwoordelijkheid
gekend en via een beperkte bijdrage per project de ergste knelpunten kunnen oplossen.
Maar dat er nog knelpunten zijn blijkt wel uit het rapport van de begeleidingscommissie.
Er zijn structurele oplossingen denkbaar; de heer Krol heeft de richting daarvan al
geschetst. Wij kiezen nadrukkelijk wel voor een experiment via het continurooster, want
dat past dacht ik ook beter bij het collegeprogramma dan het standpunt dat het CDA nu
inneemt. Het huishoudboekje laat op dit moment in ieder geval niet toe dat er ook via de
tussenoplossing van de begeleidingscommissie een aantal arbeidskrachten aangesteld
wordt.
Het college schetst twee mogelijkheden voor een continurooster. Wil het continurooster
werkelijk een bijdrage leveren aan de kwaliteit en de continuïteitsproblemen van de tus
senschoolse opvang, dan zal er door het college gekoerst moeten worden op experimenten
waarbij de verkorte tussenpauze een verantwoordelijkheid wordt van het schoolteam. In
het buitenland is een dergelijk systeem al heel gewoon. Op basis van de evaluatie van
deze experimenten kunnen wij alsnog opnieuw de consequenties voor de tussenschoolse
opvang bekijken. Maar het is eerst zaak om snel van start te gaan.
Het is duidelijk dat wij ons op korte termijn moeten behelpen, want ideaal is een ste
delijk steunpunt zonder een structurele oplossing zeker niet. Daarbij zijn wij het zeker
eens met het gestelde in de brief van de Stichting Kinderopvang. Wel zien wij er heil in
om in ieder geval te starten met het steunpunt om te voorkomen dat de tussenschoolse
opvang dit jaar verder in elkaar zal zakken. Wij nemen wat dat betreft in wezen al een
voorzichtig voorschot op het nieuw beleid voor 1988 zonder ons daar nu aan te binden.
Ten aanzien van de taak van het steunpunt willen wij opmerken dat met het ontwik
kelen van werkgelegenheidsprojecten niet gewacht moet worden tot het steunpunt er is.
Daar kan nu reeds mee worden begonnen; er is reeds gememoreerd aan de gelden van
het Jeugdwerkgarantieplan. Verder willen wij ervoor pleiten dat het steunpunt ook de
mogelijkheden voor meer combinatieprojecten gaat onderzoeken om op deze wijze aan de
problemen die er nu zijn een oplossing te kunnen bieden. Wellicht is het mogelijk om,
wanneer de WVM-bijdrage wel wordt gehonoreerd, een extra stimulerende bijdrage voor
combinatieprojecten in het leven te roepen. Ik zou graag de gedachte van het college
daarover willen vernemen.