34
Tot slot nog twee opmerkingen. De vergoedingsregeling verschilt nogal eens per pro
ject, namelijk van 0,tot 10,per keer. Een beperkte vergoeding kan een demoti
verende werking hebben op de vrijwilligers in de tijdelijke oplossingssituatie. Is het mo
gelijk te komen tot een meer uniforme onkostenregeling met betrekking tot de verschillen
de projecten? Wij gaan er daarbij wel vanuit dat de onkostenvergoeding een relatie heeft
met de werkelijke kosten in het kader van het faciliteitenbeleid voor vrijwilligerswerk.
Met betrekking tot de aanhaking wordt uit de raadsbrief niet helemaal duidelijk waar
nu de verantwoordelijkheid komt te liggen. De Stichting Kinderopvang zit daar ook een
beetje mee in de maag, zoals blijkt uit haar brief. Het is logisch om op termijn wat de
verantwoordelijkheid betreft te kiezen voor de Stichting Kinderdagverblijven Leeuwarden.
Daarmee kan ook tot een betere afstemming worden gekomen tussen de verschillende vor
men van kinderopvang. Ik zou graag willen weten wat het standpunt van het college
daarover is.
De heer Ybema: Voor D66 geldt dat tussenschoolse opvang als basisvoorziening aan
gemerkt moet worden. Het getuigt echter van realiteitszin vast te stellen dat het aantrek
ken van de benodigde beroepskrachten op dit moment financieel niet haalbaar is. De an
dere door de commissie aangedragen oplossing, het zogenaamde continuroostervereist,
zoals terecht in de raadsbrief wordt opgemerkt, een nadere studie voor een juiste be
gripsbepaling. Gelet op het voorafgaande is de voorgestelde tijdelijke organisatie van tus
senschoolse opvang op dit moment dan ook een maximaal haalbare. Mijn fractie stemt der
halve in met de inhoud van de raadsbrief. Instelling en onderbrenging van het steun- en
coördinatiepunt bij de Stichting Kinderopvang biedt de mogelijkheid de opvang vorm te
gaan geven.
De werving van vrijwilligers en vrijwilligsters zal alleen succesvol kunnen zijn nadat
er meer aan voorlichting is gedaan op de diverse scholen aan leerkrachten, ouders en le
den van ouderraden en medezeggenschapsraden. Wanneer de tussenschoolse opvang door
meer mensen gezien gaat worden als een waardevolle voorziening, zal dit op langere ter
mijn de continuïteit en de kwaliteit ten goede komen. Een structurele voorziening heeft
echter onze voorkeur. Vandaar ook dat de aankondiging van een meer structurele bekos
tiging gedurende een periode van vier jaar vanaf 1988 ons aanspreekt.
De heer Buurman: De tussenschoolse opvang zoals de gemeente zich die voorstelt ligt
in het verlengde van de kinderopvang. Het aantal op te vangen kinderen groeit helaas
door de toename van het aantal eenouder gezinnen, door de verhoogde deelname van
vrouwen op de arbeidsmarkt, door de arbeidsprocessen en door de veranderde ideeën
over opvoeding. De financiering is begonnen met het ter beschikking stellen van een
krediet van maximaal 27.500,—. Ik herinner mij nog levendig dat mijn fractie onverdeeld
tegenstemde indertijd, hetgeen bewijst dat ik mijn fractie behoorlijk in de hand heb. (Ge
lach
Dit voorstel ligt er nu. De oplossing om tussenschoolse opvang als basisvoorziening
aan te merken wordt wel gewenst geacht, maar kan alleen om financiële redenen niet wor
den gerealiseerd. Maar dat is wel de marsroute.
Men vraagt zich in gemoede wel eens af van wie de kinderen nu eigenlijk zijn: van
de school, van de gemeente of van de ouders. Mijns inziens moeten de ouders hun ver
antwoordelijkheid waarmaken door te zorgen voor een overblijfregeling via de medezeg
genschapsraad of door het aanstellen van door de ouders te betalen overblijfkrachten al
thans in zover deze krachten betaling wensen te ontvangen.
Kortheidshalve, mijnheer de voorzitter. Ik kan mijn stem niet geven aan de onderde
len II en III van het concept-besluit. Met het onderdeel genoemd onder punt I van het
concept-besluit heb ik uiteraard geen moeite, aangezien het beoogt het raadsbesluit van
24 juni 1986 in te trekken.
De heer IJestra: In de commissie heb ik de suggestie gedaan om in overleg met het
bedrijfsleven eens te kijken naar de financiële haalbaarheid van een en ander. Het gaat
hier toch duidelijk om een werkgelegenheidsaspect. Volgens mij is ten aanzien van de
tussenschoolse opvang best een stuk acquisitie te plegen. Het probleem waar wij mee zit
ten is dat wij de tussenschoolse opvang niet kunnen realiseren omdat er geen geld is
voor de beroepskrachten. Ik heb in de commissie mijn stem voorbehouden wat het financi
ële plaatje betreft.
Wij kunnen akkoord gaan met het gestelde onder de punten I, II en III van het be
sluit
Mefrou Westra: De namme fan it rapport „Eten in het Klimrek" drukt byldzjend ut
hoe't it mei de organisaasje en de kwaliteit fan de tuskenskoalse opfang steld is. It ünt-
brekt net oan ideeën hoe't de kwaliteit fan de tuskenskoalse opfang ferbettere wurde kin.
35
Ek oer de needsaak dêrfan bestiet gjin ferskil fan miening. Lykwols is der noch gjin
sicht op in strukturele oplossing. Foar de tuskenskoalse opfang as basisfoarsjenning is
gjin jild en foar grutskalige ynfiering fan in kontinuroaster is de tiid noch net ryp. Sa-
dwaande prate wy jün oer in oplossing dy't noch gjin struktureel soelaas biedt, mar in
tydlik needferban is. Ideaal is dy tydlike oplossing net, dat wie ek al de konstatearring
yn de kommisje. Ek ünbefredigjend is dat der no noch gjin sicht is op de finansiering nei
jannewaris 1988. Ek al bliuwt it foarlopich dus pielen, wy fine wol dat it stedskoördinaas-
jepunt yn 1987 funksjonearje moat. Fan neat ündernimme sil it der al hielendal net better
op wurde. Wy stimme dan ek yn mei it riedsutstel.
Yn de diskusje yn de kommisje is nei üs betinken ien punt net genöch bepraat, nam-
mentlik de fraach wêr't no de ferantwurdlikheid foar de tuskenskoalse opfang leit. Yn it
oerbliuwartikel is fêstlein dat de alders seis ferantwurdlik binne. Mar yn de praktyk
docht bliken dat dêr no krekt in swak stee yn de organisaasje sit. De gemeente fielt har
blykber ek ferantwurdlik, hja stelt ommers middels beskikber. De gemeente kent lykwols
ek in rol ta oan de „Stichting Kinderopvang" dêr't it koördinaasjepunt by ünderbrocht
wurde sil.
De „Stichting Kinderopvang" kaartet oan dat it ünderbringen fan it koördinaasjepunt
wat har oangiet noch net ynhaldt dat hja yn de takomst ek de ferantwurdlikheid krijt
foar de kwaliteit en de organisaasje fan de tuskenskoalse opfang. Hja jout oan dat hja
dêr wol oer neitinke wol, mar de ütkomst fan dat berie is yn it foar noch net posityf. It
liket de PAL-fraksje ek ta dat wy dy fraach net sünder mear oan de stichting oerlitte
moatte, mar dat wy seis bepale moatte wêr't dy ferantwurdlikheid lein wurde moat.
It CDA sketst al in model foar in begeliedingskommisje dêr't ek fertsjinwurdigers fan
it iepenbier en bysünder ünderwiis yn sitte moatte soenen. Nei üs betinken is it noch te
betiid om no al te bepalen dat dat it model wêze moat. Boppedat is yn dat model de
fraach wa't it ünderwiis fertsjinwurdiget. It bestjoer bygelyks? Ik soe graach fan de wet-
halder fernimme wolle hoe't dat gemeentlike stanpunt hjiroer üntwikkele wurde sil. Is it
kolleezje fan doel om hjiroer oer lis te fieren mei de „Stichting Kinderopvang"? Wurdt de
Kommisje foar Emansipaasje-oangelegenheden ek yn de diskusje behelle? It liket üs ta dat
de fraach oangeande de ferantwurdlikheid foar ien jannewaris 1988 beantwurde wêze moat.
Ik wol ek graach fernimme oft it praktyske knelpunt dat de „Stichting Kinderopvang"
yn har brief oandraacht, nammentlik te min kantoarromtefoar septimber fan dit jier
wannear't it koördinaasjepunt starte sil üt de wei nommen wêze sil.
Ta beslüt in wat formeel punt. Ik haw it idee dat de redaksje fan it konsept-beslüt
net hielendal goed is. Earst wurde de punten ien en twa fan it riedsbeslüt fan juny 1986
ynlutsen en dêrnei bart dat under punt I fan it beslüt allinne mei punt twa fan dat
riedsbeslüt.
Mevrouw Vlietstra (weth.): De heer Krol geeft in het kort aan waar het in de nota en
in de raadsbrief over gaat. Tussenschoolse opvang kent al een aantal jaren problemen
rond kwaliteit, continuïteit, enz. Het werken met vrijwilligers biedt onvoldoende mogelijk
heden om die problemen blijvend het hoofd te bieden. De heer Krol heeft gelijk als hij
met de opstellers van de nota zegt dat er uiteindelijk twee structurele mogelijkheden
overblijven, namelijk of een basisvoorziening of een continurooster.
Ik ben een beetje verbaasd als de heer Krol vervolgens zegt dat het CDA kiest voor
tussenschoolse opvang als basisvoorziening. Ik ben het met de heer Herrema eens dat er
in het collegeprogramma toch een andere richting is aangegeven, namelijk dat wij willen
gaan experimenteren - de heer Krol praat over project; dat is mij om het even - met een
continurooster om daarmee ervaring op te doen. Op basis van die ervaring kunnen wij
besluiten of een continurooster een goede vorm is om de problemen rond tussenschoolse
opvang op te lossen. In het collegeprogramma is heel nadrukkelijk niet gesproken over
een basisvoorziening, maar wel over een continurooster. Ik ben geneigd om daar voorlo
pig - en zeker zo lang wij daar nog geen ervaringen mee hebben opgedaan - aan vast te
houden.
De heer Krol constateert vervolgens dat een basisvoorziening dan weliswaar het ideaal
is maar dat die voorlopig financieel niet haalbaar is. Wat moet je danMoeten wij dan
gaan zitten wachten totdat zo'n voorziening wel haalbaar is? Het college heeft gemeend
dat niet te moeten doen en reeds nu met een voorstel te komen om in ieder geval dit jaar
te zorgen dat de zaak op de rit blijft en dat er niet weer een gat valt zoals in het verle
den wel eens is gebeurd.
Ik ben blij dat ik mag constateren dat de heer Krol het niet onverstandig vindt om
per één september te starten. Wat hem betreft zou het tijdelijk coördinatiepunt zich met
name bezig moeten houden met de voorbereiding van werkgelegenheidsprojecten. Wij heb
ben dat ook geconstateerd.
Een uniforme ouderbijdrageregeling lijkt mij een prima zaak. Ik vraag mij wel af of
een en ander binnen vier maanden is te realiseren en of dat de hoogste prioriteit moet