36
hebben. Met name zal in die vier maanden gekeken moeten worden hoe a. de zaak een
vervolg zal moeten krijgen het volgend jaar en b. de problemen rond de directe opvang
het beste aangepakt kunnen worden. De ouderbijdrageregeling is dan denk ik een punt
dat iets later aan de orde zou moeten komen. Maar dat daar eens naar gekeken zou moe
ten worden ben ik wel met de heer Krol eens.
Dan de vraag onder wiens verantwoordelijkheid een en ander moet gebeuren. De heer
Herrema en mevrouw Westra hebben daarover gesproken. De nota Eten in het Klimrek is
destijds aan het college aangeboden. In de nota staat heel nadrukkelijk de suggestie om
de tijdelijke kracht aan te haken bij de Stichting Kinderopvang. Die optie is vervolgens
uitgewerkt in een aanvulling op de nota en daar staat opnieuw in dat aanhaking bij ge
noemde stichting het meest voor de hand liggend zou zijn om een aantal redenen. Op die
lijn doorbordurend hebben wij gezegd dat het ook ons het meest voor de hand liggend
lijkt om deze tijdelijke voorziening aan te haken bij de Stichting Kinderopvang en niet
bijvoorbeeld bij het stadhuis. Ik was dan ook heel verbaasd toen in de commissievergade
ring de vertegenwoordiger van de Stichting Kinderopvang daar ineens toch een wat ander
geluid liet horen. De brief die daarna kwam bevestigde dat nog eens.
Ik heb vervolgens contact gehad met de stichting en ik heb begrepen dat het pro
bleem vooral is dat men bang is dat men hiermee de hele verantwoordelijkheid voor de
tussenschoolse opvang op het dak geschoven krijgt. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.
Wij zijn er vanuit gegaan dat de stichting mee verantwoordelijk is voor het functioneren
van de tijdelijke kracht, maar dat het natuurlijk nooit zo kan zijn dat zij daarmee de ver
antwoordelijkheid heeft voor het functioneren van alle projecten tussenschoolse opvang in
de gemeente. Die verantwoordelijkheid blijft namelijk bij de ouders van de school die het
betreft.
De heer Krol heeft ook nog gevraagd of het Jeugdwerkgarantieplan hierbij betrokken
kan worden. Op dit moment zijn er enkele voorbereidingen aan de gang rond dat plan.
De tussenschoolse opvang maakt daar onderdeel van uit.
De heer Herrema kiest in het verlengde van het collegeprogramma voor een oplossing
via het continurooster onder verantwoordelijkheid van het schoolteam. Ik vind dat laatste
een terechte toevoeging, omdat het in het andere geval gaat om een kortere middagpauze
die dan plaats blijft vinden onder verantwoordelijkheid van de ouders. Eigenlijk kun je
dan niet spreken van een continurooster.
De heer Herrema zegt dat het op korte termijn behelpen blijft. Ook dat ben ik met
hem eens, maar je kunt beter iets doen dan helemaal niets denk ik dan maar. Hij noemt
een aantal vergelijkbare punten die ook de heer Krol heeft genoemd voor wat betreft de
taken van het coördinatiepunt in de eerste vier maanden. De heer Herrema voegt daar
nog aan toe een uniforme onkostenregeling. Ook dat is een punt dat moet worden beke
ken, maar dat heeft wat mij betreft niet de eerste prioriteit in de eerste vier maanden.
De heer Herrema heeft ook gevraagd naar de verantwoordelijkheid. Ik ben daar al
even op ingegaan. In mijn optie is het zo dat deze kracht aangehaakt zal moeten worden
bij de Stichting Kinderopvang. Het lijkt mij verstandig om rond die kracht een begelei
dingscommissie te formeren zoals dat ook bij de WVM-kracht die het onderzoek heeft ver
richt is gebeurd. Het is niet mijn bedoeling om na vanavond te zeggen mensen, hier heb
ben jullie de centen en je redt je er verder maar mee. Ik denk dat wij als gemeente vol
doende hebben laten merken dat wij ons mee verantwoordelijk voelen voor de tussen
schoolse opvang. Maar het mag ook niet zo zijn - dat blijkt een beetje uit de brief van
de stichting - dat de hele zaak op ons bordje wordt gelegd. Uiteindelijk is er sprake van
een gezamenlijke verantwoordelijkheid. In gezamenlijk overleg zullen wij moeten kijken
waar zo'n kracht het beste terecht kan om het rendement daarvan zo hoog mogelijk te la
ten zijn, want daar is het uiteindelijk toch om begonnen.
De heer Ybema kiest ook voor een basisvoorziening. Ik heb al uitgelegd dat het col
lege dat dus niet doet. De tussenoplossing is volgens de heer Ybema het maximaal haal
bare. Het spreekt hem aan dat er een structureel vervolg zal komen voor vier jaar. Wij
zullen daar in december ongetwijfeld op terugkomen als wij het hebben over de voorstel
len voor nieuw beleid. Overigens heeft het college in de raadsbrief ook geformuleerd dat
wij het van belang achten dat het stedelijk coördinatiepunt in ieder geval een aantal jaren
werkzaam zal zijn. Wij zullen daar zoals gezegd bij de voorstellen voor nieuw beleid zeker
op terugkomen.
De heer Buurman zegt dat het aantal op te vangen kinderen helaas groeit en noemt
daarvoor een aantal factoren. Hij vraagt zich af van wie de kinderen nu eigenlijk zijn.
Wel die zijn van de ouders/verzorgersik denk dat wij het daar wel over eens zijn. Maar
dat laat onverlet dat ook die ouders/verzorgers nog wel eens andere ambities kunnen
hebben dan alleen met hun kinderen bezig zijn. In het kader van het emancipatiebeleid
hebben wij al vaker gezegd dat kinderopvang daarbij een heel belangrijke voorwaarde is.
In die zin zal het de heer Buurman niet verbazen dat wij ons ook betrokken voelen bij de
tussenschoolse opvang en een betere regeling daarvoor.
37
De heer IJestra heeft in de commissievergadering uitvoerig betoogd dat er wellicht
kansen liggen bij het bedrijfsleven. Hij heeft gezegd dat hier een werkgelegenheidsbelang
mee is gebaat, dat het college misschien een mooie folder zou moeten maken en naar het
bedrijfsleven moet gaan om te kijken of er van die kant wellicht een fonds is te werven.
Het enige dat ik kan bedenken in het kader van de werkgelegenheid is dat er misschien
ouders zijn die een werkgever hebben die bereid is om hier een financiële bijdrage aan te
leveren. Voor alle ouders die niet in die omstandigheid verkeren denk ik dat het be
drijfsleven nauwelijks mogelijkheden biedt. Ik heb in de commissie al tegen de heer IJes
tra gezegd dat het hier in de eerste plaats gaat om een voorziening waar wij ons als ge
meente mee verantwoordelijk voor voelen en ten aanzien waarvan wij binnen onze eigen fi
nanciële huishouding moeten kijken hoeveel prioriteit wij daaraan willen geven. Wij gaan
ook niet bij het bedrijfsleven voor allerlei andere zaken proberen sponsors te vinden of
fondsen in het leven te stellen. Het lijkt mij wat oneigenlijk om dat voor een tussen
schoolse opvangvoorziening wel te doen. Als de heer IJestra positievere verwachtingen
heeft dan ik dan zou ik dat graag willen horen.
Mevrouw Westra vindt een tijdelijke oplossing niet ideaal, maar zij zegt dat er wel al
vast moet worden gestart. Ik ben het daar mee eens.
Op het punt van de verantwoordelijkheid ben ik denk ik voldoende ingegaan. Wij zijn
zeker van plan om overleg te voeren. Ik ben het met mevrouw Westra eens dat er voor
januari 1988 duidelijkheid moet zijn - die zal er al moeten zijn als wij praten over de
voorstellen voor nieuw beleid - over hoe die verantwoordelijkheid op langere termijn ge
regeld moet worden. Ik betwijfel of de emancipatiecommissie daarbij betrokken moet wor
den, want dat zie ik niet zo in dit verband.
De Voorzitter: De correctie in het ontwerp-besluit waar mevrouw Westra om heeft ge
vraagd moet inderdaad worden aangebracht, want er staan wel wat rare dingen in. Voor
zover ik het nu kan overzien moet het ontwerp-besluit als volgt luiden: „De raad der ge
meente Leeuwarden; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 maart
1987 (bijlage nr. 153); Besluit:..." De tekst na het woord „Besluit" blijft gelijk, met dien
verstande dat in het gestelde onder punt I het woordje „strekken" moet worden gewijzigd
in „trekken". Ik stel voor dat wij het besluit aldus formuleren en dat het zo deel uit
maakt van de beraadslagingen.
De heer Krol: Ik wil nog een aantal opmerkingen maken in tweede termijn. Ik denk
dat er een misverstand is tussen mevrouw Vlietstra, de heer Herrema en de fractie van
het CDA over de uitleg van het collegeprogramma. Wellicht is er ook een misverstand
ontstaan door de manier waarop ik een en ander naar voren heb gebrachtIk wil het nog
een keer herhalen. Ik heb gezegd dat de CDA-fractie vooralsnog kiest voor de oplossing
van de tussenschoolse opvang als basisvoorziening. Vervolgens heb ik gezegd dat wij on
dertussen - u kunt dat lezen als „in afwachting van" - met belangstelling het binnenkort
te starten of al reeds gestart zijnde project of experiment continurooster afwachten. Dat
is naar mijn gevoel „niet in tegenspraak met". Ik heb het collegeprogramma nog snel even
doorgebladerd en daarin wordt inderdaad gesproken van een experiment continurooster.
Wij steunen dat van harte met de opmerkingen die ik daarbij heb gemaakt. Vervolgens
staat er onder het onderdeel Kinderopvang een zin die zegt dat kinderopvang in principe
een basisvoorziening zal moeten zijn. Ik kan mij niet voorstellen in hoeverre dat dan af
wijkt van het collegeprogramma in relatie tot dat wat ik eerder heb gezegd. Ik wijs de
kritiek in mijn richting over deze zaak van de hand.
Ik kan mij voorstellen dat het ontwerpen van een ouderbijdrageregeling waarover ik
heb gesproken niet de hoogste prioriteit heeft in de eerste vier maanden. Wel hoop ik dat
er aandacht aan besteed zal kunnen worden, omdat zo'n regeling in relatie tot de financi
ële problemen wellicht een mogelijkheid is om ook via die weg een en ander te realiseren.
Ik vind het prima dat het coördinatiepunt bij de Stichting Kinderopvang wordt onder
gebracht. Wat ik gemist heb in het antwoord van de wethouder is een reactie op mijn
suggestie in eerste instantie over de begeleidingscommissie.
In de richting van de heer Herrema wil ik ook nog een opmerking maken. Het CDA
kan natuurlijk best overal de schuld van krijgen en wij raken daar ook wel aan gewend.
In eerste instantie heb ik al gememoreerd aan een wet die Kamerbreed is aangenomen en
waarbij ook de PvdA vieze handen heeft gemaakt. Ik herinner mij in dat verband de naam
van mijnheer Roethof. Het gaat wat al te ver om dat het CDA alleen in de schoenen te
schuiven.
Wat de opmerking van de heer IJestra betreft het volgende. Sponsoring van scholen
is natuurlijk best leuk, als het maar niet zo ver gaat dat wij met T-shirts moeten gaan
lopen van Prénatal.